Toespraak van staatssecretaris Martin van Rijn bij de KickOff nieuw curriculum Radboud Medisch Centrum
Toespraak van staatssecretaris Martin van Rijn bij de KickOff nieuw curriculum Radboud Medisch Centrum in Nijmegen op 31 augustus 2015.
Dames en heren, beste studenten,
Wat goed om te zien: een grote tent vol jonge mensen die met enthousiasme, inzet en overtuiging beginnen aan deze prachtige studie. Door dat enthousiasme en die inzet en overtuiging zijn jullie door de selectieprocedure gekomen - van harte gefeliciteerd daarmee!
Dat ging in mijn studententijd echt heel anders. Ik studeerde economie in Rotterdam en mijn eerste dag aan de universiteit verliep zo: alle eerstejaars kwamen samen in één grote aula en daar kregen we dit te horen: 'Dames en heren, het is nu vol in deze zaal, maar dat zal niet zo blijven. Over een jaar is namelijk de helft van jullie afgehaakt.' Inderdaad, er was voor economie geen numerus fixus en geen selectieprocedure.
De voorspelling klopte dan ook aardig: bijna de helft van de eerstejaars hield het al binnen het eerste studiejaar voor gezien of kreeg wegens desastreuze cijfers het dringende advies om te vertrekken. Ik ben trouwens gebleven en heb de studie met veel plezier afgemaakt - én op tijd!
En dat terwijl ik twijfelde tussen economie en psychologie. Economie lag wel voor de hand, want ik had hoge cijfers voor economie op school - maar psychologie leek me veel spannender. Totdat een hoogleraar me uitlegde, dat economie eigenlijk ook een soort psychologie is. Een paar jaar daarna won de Israëlische psycholoog Daniel Kahneman de Nobelprijs voor Economie – dus die hoogleraar had dat goed gezien.
En toen ik eenmaal studeerde begreep ik ook snel wat hij bedoelde. In de economie gaat het niet om cijfers – het gaat om mensen. Het gaat om gedrag.
En precies datzelfde zien we in de studierichting die jullie hebben gekozen. Natuurlijk gaat geneeskunde om vaardigheden die je nodig hebt om mensen te kunnen genezen. Kennis van de werking van het menselijk lichaam en van manieren om defecten of haperingen daarin op te lossen. Misschien is dat voor velen van jullie wel de reden geweest waarom je deze studie koos. En dat is natuurlijk ook een mooie gedachte: zieke mensen beter maken.
Maar neem maar van mij aan: in de gezondheidszorg gaat het om héél veel meer. Daar wil ik jullie vandaag iets over vertellen.
Zo denk ik dat het nu, veel meer dan vroeger, gaat om de vraag hoe we kunnen voorkomen dat artsen moeten ingrijpen. Door inzicht te krijgen in wat ‘gezond leven’ eigenlijk is:
Wat is precies de invloed van ons voedsel, van onze leefgewoonten? En hoe krijgen we het vervolgens voor elkaar, dat mensen daar ook naar gaan leven?
Precies: gedrag dus.
Maar ook door inzicht te krijgen in de vraag, wanneer medisch ingrijpen eigenlijk slechter is dan niet ingrijpen. Wanneer het moment aanbreekt dat je als arts beter even niets moet doen: wel praten, maar niks doen. Precies: psychologie dus. Maar daarover straks meer.
Sinds 2012 ben ik staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, onder andere belast met de langdurige zorg, voor ouderen en mensen met een beperking. En dus voor die groep in de bevolking die gemiddeld ook het meest zorg nodig heeft.
Wie een beetje de media volgt, weet wel zo ongeveer wat dat betekent. Maar ik vertel het toch liever in mijn eigen woorden. Wat is er aan de hand en wat doen wij eraan?
Om met het 1e te beginnen: wat is er aan de hand? Nederland telt 2,7 miljoen ouderen – en dan bedoel ik: ouder dan 65. Bijna de helft van die mensen doet vrijwilligerswerk en een deel heeft nog gewoon betaald werk. Ze staan dus nog middenin de samenleving.
En bijna al die ouderen wonen gewoon zelfstandig thuis; dat geldt zelfs voor zes van de zeven 80 plussers. En dat doen ze niet omdat ik dat zo heb bedacht - maar omdat ze dat zelf willen. Uit ieder onderzoek onder de oudere bevolking blijkt dat hun grootste wens is om zo lang mogelijk thuis te blijven wonen.
De opgave is dus om het zo te regelen dat de zorg daarbij past. Dat de 3,6 miljoen 65 plussers die over tien jaar in ons land wonen hun zelfstandigheid kunnen bewaren en zich daarbij prettig voelen.
Dat is mijn 1e observatie over de vraag: wat is er aan de hand?
Mijn 2e observatie is, dat we medische zorg gebruiken op terreinen waar die zorg helemaal geen oplossing is. De Amerikaanse oncologisch chirurg Atul Gawande heeft hier een mooie serie artikelen over geschreven in The New Yorker. Hij heeft zich de vraag gesteld, wat nou eigenlijk de doelen zijn van gezondheidszorg, vooral als het om ouderen gaat.
In zijn werk, maar ook in zijn familie en vriendenkring, zag hij hoe een grote groep van die ouderen veel gebruik maakt van medische zorg. Ze lopen bij wijze van spreken van de ene dokter naar de andere. Maar wie goed kijkt ziet dat het bij veel van deze patiënten helemaal niet gaat om lichamelijke problemen die we met medisch ingrijpen kunnen genezen. Ze lijden aan wat Gawande de Drie Grote Plagen noemt: verveling, eenzaamheid en hulpeloosheid. Niet te opereren en er zijn geen medicijnen voor.
Met andere woorden: we zetten hier de gezondheidszorg in voor de oplossing van problemen die we veel beter op een andere manier kunnen bestrijden. Met aandacht bij voorbeeld, en met liefde. Waarbij naasten belangrijker zijn dan zorg.
Dat is mijn 2e observatie over de vraag: wat is er aan de hand?
En er is nog een 3e observatie – en die hadden jullie vast al verwacht. Want ja: het gaat ook om de financiën.
Een gemiddeld Nederlands gezin betaalt nu al meer dan 11.000 euro per jaar aan zorg. Dat is een kwart van het gezinsinkomen. Als we niets doen, zou dat tegen de tijd dat jullie een gezin hebben kunnen oplopen tot de helft. De AWBZ, de wet die de langdurige zorg regelt, begon in 1968 met een budget van 275 miljoen gulden en nu betalen we er met elkaar 27 miljard euro per jaar aan. Als we niet drastisch ingrijpen, komt jullie generatie voor een onbetaalbare last te staan. Dat wil ik niet laten gebeuren.
Drie observaties over de vraag: wat is er aan de hand? Dan is dus de volgende vraag: wat gaan we er aan doen?
Toen dit kabinet aantrad, hebben minister Schippers en ik besproken wat onze ideeën zijn over die toekomst van de zorg en samen kwamen we op de titel: Van systemen naar mensen. Die titel slaat zowel op haar terrein, de curatieve zorg, als op het mijne, de langdurige zorg.
We hebben in Nederland in de afgelopen decennia steeds ingewikkelder systemen opgebouwd rond de steeds verder uitdijende zorgsector. Maar hoe meer aandacht je besteedt aan de systemen, hoe meer die systemen of instituties ook centraal komen te staan – niet als middel, maar als doel. En dat is de omgekeerde wereld, want het gaat om de mensen. Die stellen we centraal in ons beleid.
Als het om mijn portefeuille gaat: we kijken hoe we het zo kunnen regelen, dat mensen zo lang mogelijk thuis blijven wonen. Ondersteund door een kring van familie en vrienden die hen omringen met zorg en aandacht. En door een web van wijkverpleegkundigen, thuiszorgers en sociale hulpverleners als extra ondersteuning nodig is.
De makers van het nieuwe curriculum waar jullie nu aan beginnen hebben die boodschap uitstekend begrepen. Het gaat om de patiënt. Vanaf dag één is zijn gezondheid, zijn welzijn de leidraad in jullie studie. En dat is precies zoals het moet zijn. Of nog beter: het gaat om de mens.
Van alle veranderingen in de gezondheidszorg is die in de relatie tussen arts en patiënt misschien wel de belangrijkste. Patiënten zijn mondiger en minder dociel dan vroeger. Voordat ze op het spreekuur komen, hebben ze via thuisarts.nl of één van die andere medische sites al opgezocht wat er met hen aan de hand kan zijn. De arts is meer gesprekspartner geworden en arts en patiënt nemen de beslissingen samen.
Tegelijk verwachten we ook meer inzet van de patiënt. Ik zei het al eerder: veel meer dan vroeger gaat het om de vraag, hoe we kunnen voorkomen dat artsen moeten ingrijpen.
Door een zodanige ontwikkeling van het samenspel tussen arts en patiënt, dat de patiënt veel meer zélf aan zet is. Door veel meer nadruk te leggen op preventie, op een gezonde levensstijl. Hier ligt een mooie taak voor diegenen onder jullie die kiezen voor het wetenschappelijk onderzoek, want over de relatie tussen levensstijl en gezondheid moeten we nog véél meer te weten komen.
Maar ook door technologie die de patiënt kan helpen om zelf de regie in handen te nemen. Patiënten kunnen zó veel zelf. Nu al kunnen ze hun suikerspiegel en bloeddruk zelf meten, het zuurstofgehalte in hun bloed en hun longfunctie. Ze kunnen zelfs thuis een hartfilmpje maken.
Nog vóórdat jullie zijn afgestudeerd, namelijk binnen vijf jaar, heeft 80% van de chronisch zieken direct toegang tot hun medische gegevens, zoals testuitslagen, die ze daarna in speciale apps kunnen gebruiken om hun gedrag of medicatie aan te passen.
Bovendien kan tegen die tijd 75% van de chronisch zieken en kwetsbare ouderen zelfstandig metingen uitvoeren en via een beeldscherm in het eigen huis 24 uur per dag contact leggen met een zorgverlener. En dan heb ik het nog niet over al die vindingen die tegen die tijd op de markt zijn gekomen, bedacht door jullie vakgenoten die nu afstuderen.
Zo kunnen we zorgen voor gezondere, zelfstandiger en tevredener ouderen. Ouderen die veel minder last hebben van die drie plagen van Gawande, omdat ze de regie hebben over hun leven.
Jullie hoogleraar Olde Rikkert doet daar prachtig onderzoek naar. Hij spreekt vandaag ook, maar misschien ben je zijn medewerkers deze zomer al tegen gekomen op Lowlands, waar ze de bezoekers hebben laten kennismaken met wat veroudering betekent. Veroudering in een tijd waarbij het minder de arts is en meer de oudere zelf die de regie heeft.
Maar ik noemde in het begin nog een tweede belangrijke verandering in de gezondheidszorg. Namelijk het steeds vaker voorkomend dilemma voor artsen om te bepalen wanneer medisch ingrijpen eigenlijk slechter is dan niet ingrijpen. Wanneer, meestal tegen het levenseinde van de patiënt, het moment aanbreekt dat je als arts ook moet praten over de kwaliteit van leven. In de artseneed die jullie zullen afleggen staat dat als: 'Ik ken de grenzen van mijn mogelijkheden'.
Dezelfde Amerikaanse chirurg Atul Gawande die ik eerder noemde schreef hierover het indrukwekkende boek Being mortal. En hij spreekt juist ook jullie aan. De studenten geneeskunde die, net zoals hij toen hij aan de studie begon, toch vooral het ideaal koesteren om mensen beter te maken.
Ik citeer: 'We studeren medicijnen om mensen beter te maken, om helden te worden. Maar wat we niet leren is dat het grootste gedeelte van ons werk bestaat uit het accepteren dat je niet kan repareren wat niet te repareren valt. Zoals chronische, terminale ziektes. En ouderdom.'
Het succes van de gezondheidszorg is dat vele dodelijke ziekten nu chronische ziekten zijn geworden. Ik vind dat jullie als aankomend arts dat boek echt zouden moeten lezen. En ook het boek 'Jong blijven en oud worden' van hoogleraar Olde Rikkert. Want hoe we straks omgaan met die groeiende populatie aan ouderen, dat wordt één van de belangrijkste opgaven voor jullie generatie.
En dan gaat het natuurlijk om de kwaliteit van de zorg, zeker. Maar het gaat primair om de kwaliteit van leven. Dat is precies wat Gawande beschrijft: de dilemma’s uit zijn praktijk als oncologisch chirurg. De dilemma’s van de arts die zó graag wil ingrijpen, opereren, behandelen. En die steeds vaker moet bekennen dat dat misschien niet het beste is voor de patiënt.
Beste studenten,
Al diegenen onder jullie die gedreven worden door het ideaal: mensen beter maken – ik had niet de bedoeling jullie dat ideaal af te nemen. Dat is en blijft de kern van de geneeskunde. Tegelijk verandert er in de gezondheidszorg heel veel en het is een prachtig vooruitzicht dat jullie daar straks volop deel van zijn. Als mede-veranderaars.
Jullie enthousiasme, inzet en overtuiging straalt eraf en ik weet dus zeker dat bij jullie niet de helft voortijdig afhaakt, zoals destijds in mijn studie. En dat hoop ik ook van ganser harte, want we hebben jullie nodig: bevlogen artsen, die vanaf het begin van hun opleiding meekrijgen dat het maar om één ding gaat:
het belang van de patiënt.
Ik wens jullie heel veel succes.