Toespraak van minister Bussemaker bij opening academisch jaar Universiteit Utrecht

Toespraak van minister Bussemaker (OCW) bij de opening van het academisch jaar op de Universiteit Utrecht op 31 augustus 2015.

Dames en heren,

Goed om hier vanmiddag te zijn, bij de opening van het academisch jaar van de Universiteit Utrecht.

Deze week wordt op universiteiten en hogescholen in heel Nederland het nieuwe jaar geopend.

Onze Koning is vandaag op de Haagse Hogeschool. En mijn staatssecretaris Sander Dekker spreekt op de Technische Universiteit Eindhoven. Over de wetenschapsagenda die we vorig jaar hebben uitgebracht, en over samenwerken in de wetenschap.

Ik begreep dat uw universiteit en Eindhoven gaan samenwerken binnen het Darcy Center. Dat maakt de cirkel nú al mooi rond.

Hier in de Domkerk is het thema vanmiddag: Dare to dream. Durf te dromen.

Dus, ik wil u vragen om voor een kort moment uw ogen te sluiten. Of, als dat u niet prettig lijkt zo midden op de dag, uw blik wat naar beneden gericht te houden.

Ik wil een droom met u delen.

De droom van Samantha Cristoforetti, die in 1977 werd geboren in Milaan.

Als jong meisje heeft ze één ambitie: astronaut worden. Iets dat voor zó weinig mensen is weggelegd, dat je zou zeggen: dream on.  En dat doet ze.

Misschien ziet u het voor u. Een meisje met een droom, waarvan veel volwassenen denken: ze weet niet waar ze het over heeft.

Maar dat weet ze wel degelijk.

Cristoforetti is een ambitieuze scholier en student. Ze volgt een ingenieursopleiding in Duitsland en specialiseert zich in aerodynamica en  ruimtevaart. Daarna treedt ze toe tot de academie van de Italiaanse luchtmacht. En in de loop der jaren maakt ze honderden vlieguren als straaljagerpiloot.

Dan, in de lente van 2008,  maakt de ESA bekend dat ze een nieuwe groep astronauten gaat werven. Cristoforetti schrijft zich in. Natuurlijk. Samen met duizenden andere kandidaten uit zeventien landen.

Dream on, zou je denken. Dat doet ze. En met resultaat.

In november 2014 vertrekt ze met een Amerikaanse en Russische collega naar het International Space Station, om onderzoek te doen in de gewichtloosheid van de ruimte.

[HET PUBLIEK ZIET HIER EEN SERIE FOTO’S DIE CHRISTOFORETTI UIT DE RUIMTE MAAKTE]

…en ik wil u vragen om uw ogen weer te openen…

Dit is Samantha Cristoforetti. En tijdens de tweehonderd dagen dat ze in de ruimte is, twittert ze tientallen foto’s van de aarde.

Van nachtverlichte steden, besneeuwde bergketens, en atollen als broodkruimels in de oceaan. Van zonsopkomsten, lichtende nachtwolken, het Noorderlicht.

En van de aarde, van zo’n driehonderdvijftig kilometer afstand. Dan, na 196 dagen in de ruimte, verschijnt de volgende tweet:

'Here she is, our Soyuz. It’s been sleeping for over six months. It’s time to wake her up.'

4 dagen later landt de Soyuz, met aan boord Cristoforetti en haar twee collega’s, op de steppe van Kazachstan.

Ze is dan de eerste vrouwelijke astronaut die zo lang in de ruimte is geweest.

Dames en heren,

het verhaal van Samantha Cristoforetti laat ons zien, dat een droom geen bedrog, fantasie of luxe is. Geen capsule waarin je gewichtloos door de ruimte dobbert, afgesloten van de werkelijkheid.

Een droom is de straalmotor van ambitie, daadkracht en doorzettingsvermogen. De raket van onze verbeelding.

Durven dromen, gaat over je interne criticus uít zetten, en je verbeeldingskracht áán. Je het onmogelijke durven voorstellen. En dat als inspiratie gebruiken om het waar te maken.

Medicijnen voor ziektes. Schonere zeëen. Een veilig thuis voor vluchtelingen.

21ste eeuw academisch onderwijs zou dáár op in moeten spelen: op het aan zetten van verbeeldingskracht.

Onderzoek kan daar een belangrijke katalysator voor zijn. Vanochtend heb ik hier op uw universiteit onderzoekers ontmoet van vier Zwaartekrachtprogramma’s; Zwaartekracht is een belangrijke onderscheiding voor onderzoekgroepen die samenwerken vanuit verschillende disciplines.

Deze wetenschappers werken aan duurzame oplossingen voor energieomzetting. Ze brengen de voorspellende kenmerken van de ontwikkeling van kinderen in kaart.
Of ze proberen het genetische profiel van een tumor te ontrafelen.

En wat ik zag, is dat al die onderzoekers worden gedreven door het idee dat een oplossing mogelijk is. Ook, als-ie nog zo ver weg lijkt.

Een universiteit in de 21ste eeuw kan daarom niet zonder dromen. Hier moet de wetenschap oplossingen vinden voor ingewikkelde maatschappelijke problemen.
En hier worden studenten opgeleid om onze toekomst vorm te geven.

Zoals Samantha Cristoforetti en haar collega’s de Soyuz wakker maakten, zo moet het hoger onderwijs daarom studenten wakker maken, en hen voorbereiden op een onvoorspelbare wereld.

En zoals deze astronaute ons de wereld vanuit een breed en ruimtelijk perspectief liet zien, en juist door uít te zoomen onze verbinding met die wereld bevestigde,

zo moet de universiteit docenten, hoogleraren, onderzoekers, en voorál haar studenten, de ruimte geven om verder te kijken dan hun eigen opleiding, universiteit en land.

Want studeren in de 21ste eeuw moet niet alleen gaan over kennis, maar ook over vaardigheden, verbeeldingskracht en vorming. En om het vermogen te dromen én je dromen waar te maken. Niet alleen voor jezelf, maar ook in relatie tot de wereld om je heen. Ik kom daar zo op terug.

Dames en heren,

De universiteiten hebben een bewogen jaar achter de rug. Het studievoorschot is ingevoerd. En op veel plekken zijn discussies gevoerd over wat van waarde is voor academisch onderwijs. Over eigenaarschap, je betrokken voelen, je gezien weten.

Ik vind het alleen maar goed dat er wordt gepraat over de vraag waartoe de universiteit op aarde is. En wat dat betekent voor de inhoud en de vorm van het onderwijs en onderzoek.

Begin juli heb ik de strategische agenda hoger onderwijs en onderzoek uitgebracht. Hierin geef ik aan waar de komende tien jaar in geïnvesteerd moet worden. En in zekere zin is deze agenda voor mij ook het waarmaken van een droom.

Als docent aan de UvA en de VU, als onderzoeker op Harvard en als rector van de Hogeschool van Amsterdam, had ik al ideëen over wat er in het hoger onderwijs anders en beter zou kunnen.

Nu, als minister, kan ik een rol spelen bij het veranderen van datgene waar ik zelf tegenaan liep. Daar hoort ook bij, dat je keuzes moet maken. Het invoeren van het studievoorschot is zo’n keuze.

De studenten die vandaag beginnen met hun studie, ook aan deze universiteit, vormen de eerste lichting studenten in dertig jaar zonder basisbeurs. Dat is voor sommigen van hen lastig.

Tegelijk leidt die keuze er ook toe, dat er nu geld vrijkomt. Dat geld kunnen we investeren in onderwijs. En ik verwacht dat universiteiten dat ook echt doen.

De afgelopen jaren is onderzoek vrij dominant geweest aan de universiteiten. Dat heeft in meerdere opzichten veel opgeleverd, dat mag duidelijk zijn. Voor de samenleving, voor de economie. Voor de kwaliteit van het onderwijs – want die samenhang tussen goed onderzoek en goed onderwijs ís er. En het leverde u onlangs de 56ste positie op, op de Shanghai Ranking. Van harte gefeliciteerd daarmee.

Ik erken de waarde van wetenschap en het belangrijke werk van onderzoekers.

Toch leg ik voor de komende jaren de absolute prioriteit bij onderwijs.

Dat doe ik, omdat op de meeste universiteiten het onderwijs goed is, maar vaak ook nog te 20ste-eeuws. Teveel gericht op kennisoverdracht, op learning to the test, op het geven van dat ene goede antwoord. Terwijl studeren in de 21ste eeuw moet gaan over uit je comfort zone gehaald worden en over de grenzen van je individuele timeline leren kijken.

Studenten van nu, zullen als leiders van de toekomst complexe situaties tegenkomen waar meerdere waarheden mogelijk zijn. Snel schakelen én je verbinden met de context, wordt de standaard. To know what  to do, when you don’t know what to do.

Dát leren, vraagt om intensief onderwijs en veel contact met docenten. En om maatwerk, dat recht doet aan de verschillende achtergronden, talenten en leerstijlen van studenten.

Daarom wil ik dat de extra middelen uit het studievoorschot, ook écht aan onderwijs en meer docenten worden besteed. Ik ben dus heel blij dat de UU zelf een forse vóórinvestering doet in blended learning, nieuwe studieplekken en extra docenten.

Ik vertel u over mijn droom om zelf iets te kunnen veranderen. Maar ik besef ook dat verandering zelden begint op papier, en altijd bij de energie en de verbeeldingskracht van de mensen zelf. Bij u.

Uw rector Bert van der Zwaan zei vorig jaar in zijn diesrede, dat de regels zich de afgelopen jaren hebben opgestapeld. Regels van de overheid, het ministerie, de universiteit, de faculteit. Dat met name docenten daardoor weinig bewegingsvrijheid ervaren. En dat er een duidelijke roep klinkt om meer professionele vrijheid.

Ik heb die roep ook gehoord. En ik neem ’m heel serieus.

In ons land is de overheid verantwoordelijk voor goed, toegankelijk en toekomstbestendig hoger onderwijs. Maar wat mij betreft staat die verantwoordelijkheid de komende jaren in het teken van meer ruimte, meer vertrouwen en meer dialoog over wat goed onderwijs is.

Die dialoog moet niet alleen gevoerd worden tussen bestuurders en met mij. Maar juist ook tussen studenten, docenten en besturen. En vooral ook tussen docenten onderling. Goed onderwijs begint bij docenten die zich niet alleen eigenaar voelen van het onderwijs, maar het ook zíjn.

De afgelopen jaren hebben we stappen gezet om het eigenaarschap van docenten te vergroten. We hebben onder meer een idee overgenomen dat docenten opperden tijdens een ontbijtbijeenkomst op jullie Teaching Academy in 2014. Een aantal van hen had het over een Vernieuwingsimpuls voor het onderwijs,
om docenten en onderleiders te steunen die goede innovatieve ideeën hebben. Dat is het Comeniusprogramma geworden.

Uw universiteit heeft zelf eerder de basiskwalificatie onderwijs op de kaart gezet, en later de seniorkwalificatie onderwijs. Ik hoop oprecht dat u nu opnieuw uw nek uitsteekt om onderwijs en onderzoek meer in evenwicht te brengen. Zodat niet alleen goede onderzoekers, maar ook goede docénten volwaardig carrière kunnen maken binnen de UU.

Dan over het eigenaarschap van de universiteiten.

We zijn bezig om het accreditatiestelsel te verbeteren. En na de evaluatie van de prestatieafspraken, ga ik met alle universiteiten in gesprek over nieuwe kwaliteitsafspraken.

De kern van die afspraken moet zijn, dat ze leiden tot beter onderwijs – en we moeten daar dus doel en middel goed uit elkaar houden. Ik ga kritisch kijken naar de taken van de NVAO, de CDHO, de Inspectie en de reviewcommissie; of hun toezicht misschien een tandje minder kan. En ook hier op de universiteit en de faculteiten kunt u natuurlijk uw regelgeving nog eens tegen het licht houden, zoals uw rector zelf al voorstelde.

Dat ik wil uitgaan van vertrouwen, betekent trouwens niet dat we alle eisen loslaten. Of dat rendement een verboden woord wordt. Zoals ik al zei: investeren in onderwijs moet prioriteit krijgen. En ik vind ook dat hoger onderwijs studiesucces op moet leveren. Alleen niet vanuit het doel om zoveel mogelijk studenten zo snel mogelijk door een opleiding te jagen. De juiste student op de juiste plek, dat is waar het begint.

Een universiteit mag geen groothandel worden  die aan de lopende band studenten - of onderzoek - aflevert aan de overheid of het bedrijfsleven. En het mag ook geen supermarkt zijn waar studenten als solisten rondlopen, vrijblijvend een opleiding consumeren, en bij het afrekenen in plaats van de kassabon een diploma meekrijgen.

Ik zie de universiteit als een zelfstandige waardengemeenschap, die getalenteerde jonge mensen leert om met kennis, vaardigheden en wie ze zijn als mens, bij te dragen aan complexe maatschappelijke uitdagingen. Een plek die je voorbereidt op leven en werken na de opleiding –  de  nieuwe Career Services van de UU laat zien hoe serieus u die opdracht neemt.

Een waardengemeenschap zijn betekent ook, dat de universiteit van docenten en studenten een actieve bijdrage mag verwachten, en hen in staat moet stellen die bijdrage te leveren.

Voor de vakantie waren er drie studentleden van de universiteitsraad bij mij op bezoek, om te vertellen over hun adviesrapport om studenten meer te betrekken bij het onderwijs.

Ze willen iets veranderen aan de cultuur waarbij studenten vaak niet de moeite nemen om een cursusevaluatie in te vullen, maar wél lage scores uitdelen als gevraagd wordt of de universiteit haar best doet om het onderwijs beter te maken.  

Ik begreep dat het College hun aanbevelingen overneemt. Dat vind ik goed nieuws.

Goed onderwijs vraagt wederkerigheid. Studenten mogen hoge verwachtingen hebben van de kwaliteit van het onderwijs en van de betrokkenheid van hun docenten.
Andersom mogen docenten ook hoge verwachtingen hebben van hun studenten.

Toen ik zelf lesgaf op de UvA, merkte ik hoe cruciaal het is voor de kwaliteit van een college, als studenten niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk wakker zijn.
Studenten die geen vragen stellen, slecht zijn voorbereid of zelfs geen idee hebben waarom ze er zitten, zijn niet alleen voor een docent heel oninspirerend, maar ook voor elkaar. Terwijl een bewuste studiekeuze, motivatie en nieuwsgierigheid het onderwijs in een hele collegezaal omhoog kunnen trekken.

Onderwijs, goed onderwijs, is dus waar het voor mij de komende jaren om gaat. Daar leg ik de prioriteit. En daarbij zijn drie punten van belang.

Ten eerste vind ik dat academisch onderwijs -  náást up to date kennis en vaardigheden -  ook altijd moet gaan over persoonlijke vorming.

Robotisering en technologisering gaan ons leven, leren, denken en werken veranderen. Banen verdwijnen, veranderen en er komen nieuwe banen. Denk aan DNA adviseurs, data-architecten en dialoogmanagers. Banen die ons uitdagen om juist díe menselijke vermogens te ontwikkelen, die robots niet hebben. Zoals samenwerken, creativiteit en flexibiliteit.

Als robots onze auto’s gaan besturen, kijkoperaties uitvoeren, of ons verwelkomen bij de receptie van ons hotel, zal het steeds meer gaan om ons menselijke inlevingsvermogen en ons morele kompas. Om nieuwsgierigheid en kritisch denken. Om onverwachte verbanden leggen en complexe knopen ontwarren.
Die vermogens ontwikkelt een mens nu eenmaal het beste door interactie met anderen. Door een ontmoeting, een debat, en soms door de confrontatie aan te gaan.
Dat is de reden dat ik investeer in meer docenten. Zodat het contact tussen studenten en docenten intensiever kan worden. Meer contact maakt het onderwijs beter, leuker en uitdagender. En het maakt de ladder naar een droom hoger en steviger.

Dat is belangrijk.

Want jullie, studenten, zijn de 'bright minds' die moeten zorgen voor een 'better future'.

Jullie zullen brein-computer interfaces verder brengen, gentechnologie verder ontwikkelen, wearables dragen in je jurk of jeans.

En jullie zijn óók degenen die de kritische vragen moeten stellen over dit soort ontwikkelingen.

Mag een werkgever vrouwelijke werknemers betalen om haar eitjes in te laten vriezen, zodat ze het moederschap uit kan stellen, zoals Apple en Facebook doen?

Hoe ziet een eerlijke economie er eigenlijk uit – en is wat eerlijk is voor een individu, ook eerlijk voor de samenleving?

Waarom ligt de focus altijd op de innovatie van áuto’s, in plaats van bij de weg? Bouwbedrijf Heijmans en Studio Roosengaarde lieten op een stukje smart highway bij Oss al zien dat dat anders kan. We zullen steeds vaker geconfronteerd worden met dit soort complexe vragen. Met thema’s waar geen eenduidig antwoord op is, en die vaak een internationaal aspect hebben.

Daarom is mijn tweede punt: het ontwikkelen van het brede perspectief dat ik aan het begin van mijn verhaal noemde. Net als creativiteit, hoort grensoverstijgend kunnen denken en werken gewoon bij deze tijd  – of dat  nu de grenzen zijn van je studie, je wetenschappelijke discipline, je land of cultuur.

Ik vind het mooi dat die breedte al in het DNA van de UU zit. In het onderzoek, én in het onderwíjs, zoals de brede bachelors. Ik zie het ook terug in mooie nieuwe initiatieven. Bijvoorbeeld de minor sociaal ondernemerschap. Het interdisciplinaire masterprogramma Young Innovators, voor honoursstudenten. Of het Ethiek Instituut, met onderwijs op maat en keuzecursussen.

Om dit soort initiatieven nog meer kans te geven, komt er meer ruimte voor onderwijsvernieuwing; ook om crossovers en samenwerking tussen opleidingen gemakkelijker te maken.

Daarnaast stimuleren we studenten om naar het buitenland te gaan. En we verwelkomen buitenlandse studenten hier. Overigens vraag ik u ook in dít opzicht om een brede blik. Veel  universiteiten richten zich nu op dezelfde landen, zoals China, en zitten elkaar daar vervolgens in de weg. Terwijl de mogelijkheden in landen als Zuid-Afrika en Indonesië blijven liggen. Dat is zonde en dat kan anders.

Ik wil u dus uitdagen om in de toekomst stappen te blíjven zetten. En om dat te doen in verbinding met samenleving – en dat is mijn derde punt.

Vorming, creativiteit, breed en kritisch denken zijn niet alleen belangrijk voor de individuele ontwikkeling van studenten, maar óók voor de maatschappelijke verantwoordelijkheid die ze later krijgen.

Simpel gezegd: Bildung is niet alleen voor jezelf, maar ook voor een ander. Het moet bovendien meer zijn dan een droge denkoefening, of een discussie in de collegezaal. Je hebt de directe ervaring nodig van uit je comfort zone komen.

Door als economiestudent stage te lopen bij de schuldhulpverlening. Door je als geneeskundestudent te verdiepen in de troost van muziek. Door als solarteam auto’s op zonne-energie te bouwen - in Twente deden studenten van de universiteit en de hogeschool dat dit jaar samen met studenten van het  ROC.

En ik denk aan uw studente Marianne Pouwer, die de Summerschool Junior opzette. Basisschoolleerlingen kunnen daar in de vakantie kennismaken met de wetenschap. En voor de universiteit is het een mooie manier om de banden met scholen in de omgeving te versterken. Marianne won hiervoor vorig jaar de Prijs voor Bijzondere Verdienste, en ik ben benieuwd wie ’m dit jaar wint. We horen dat zo.

Dames en heren,

Het was Robert Kennedy die zei:

There are those who look at things the way they are, and ask: 'Why?'

But I dream of things that never were, and ask: 'Why not?'

Ik geloof niet in een toekomst die over ons heen walst, of met ons aan de haal gaat. Dat gaat voorbij aan wat goed onderwijs ons juist leert: dat wij het zélf zijn, die de toekomst vormgeven. Mits je als student, als docent, als hoogleraar, als bestuurder, weet wat je drijft en wat je kan. Wie je bent en wie je wilt zijn. Niet alleen om je eigen droom waar te maken, maar ook om anderen te helpen de hunne te realiseren.

In mijn droom zie ik universiteiten voor me, die in verbinding met hun omgeving, de kwaliteit van het onderwijs centraal stellen.

Ik zie universiteiten waar kleinere werkgroepen zijn, meer docenten en meer uitwisseling tussen studenten en docenten.

Waar ruimte is voor maatwerk – zoals op het Freshmen College hier bij Psychologie, een ‘klein binnen groot’  formule.

Waar persoonlijke vorming de aandacht krijgt die het verdient.

En waar studenten en docenten de academische gemeenschap sámen vormgeven.

Het is een droom waarvan ik weet, dat-ie werkelijkheid kan worden.

Ik rond af. En ik neem u tot slot nog even mee terug naar de droom van Samantha Cristoforetti.

U ziet hier beelden van haar landing op aarde. Op het moment dat ze uit die krappe capsule komt, is ze niet meer degene die ze was toen ze vertrok.
Nieuwe kennis, nieuwe inzichten en nieuwe ervaringen hebben haar veranderd. En wie weet, wel meer mens gemaakt.

Haar verhaal leert ons: geen droom is te groot, maar laat het niet bij dromen. Durf het ook te dóen.

Ik wens u een heel inspirerend nieuw collegejaar!