Staat wil voorzien in onafhankelijke toetsing bij tappen van gesprekken met advocaten
Het kabinet hecht grote waarde aan het belang van een eerlijk proces voor verdachten en de onbelemmerde toegang tot een advocaat. Daarom kunnen inlichtingen- en veiligheidsdiensten nu alleen onder strikte voorwaarden gesprekken met advocaten tappen in het belang van de nationale veiligheid. De verkregen informatie mag bovendien alleen in zeer bijzondere omstandigheden aan derden worden verstrekt. Het kabinet is voornemens een onafhankelijke toetsing toe te voegen aan het tappen van gesprekken met advocaten. Dat schrijft minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties vandaag aan de Tweede Kamer, in reactie op de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake het afluisteren van advocaten door inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Het feit dat het kabinet instemt met de introductie van een onafhankelijke toets betekent niet dat de Staat mee kan in het oordeel van de voorzieningenrechter dat sprake is geweest van onrechtmatig handelen. De Staat gaat daarom in hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter inzake het kort geding van het advocatenkantoor Prakken. De huidige wet (de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) verplicht niet tot een onafhankelijke toets op het afluisteren van gesprekken met advocaten.
Voor de inrichting van een onafhankelijke toets is een wijziging van de wet noodzakelijk. Vanwege de benodigde wetswijziging gaat de Staat ook in bezwaar tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat binnen zes maanden in een onafhankelijke toets moet worden voorzien. Daar zal enige tijd –de verwachting is langer dan zes maanden– mee gemoeid zijn. Over de wijze waarop de onafhankelijke toets wordt ingericht vindt nog nader overleg plaats binnen het kabinet.
De Staat maakt er ook bezwaar tegen dat de voorzieningenrechter in een kort geding (aanwijzingen voor) de inhoud van een onafhankelijke toets bepaalt. Dit is aan regering en parlement, als wetgever, en niet aan de rechter.
Ten slotte kan de Staat zich niet neerleggen bij het met onmiddellijke ingang verbieden van de verstrekking van informatie uit gesprekken met advocaten zolang niet is voorzien in een onafhankelijke toets. Mocht immers in de komende tijd uit een gesprek met een advocaat informatie komen die leidt tot het vermoeden dat een aanslag wordt gepleegd, dan zou adequaat optreden in de huidige omstandigheden onmogelijk zijn. In het belang van de nationale veiligheid acht de Staat dit onverantwoord.