Toespraak van minister Asscher tijdens de ‘Transitienacht van de arbeid’
Toespraak van minister Asscher (SZW) tijdens de 'Transitienacht van de arbeid' van de Vereniging voor Arbeidsrecht Advocaten Nederland en de Vereniging voor Arbeidsrecht op 30 juni 2015 in Nieuwegein.
Dames en heren,
Wat doet een sobere sociaaldemocraat als een essentiële wet van hem wordt aangenomen?
Willem Drees was zeventig jaar geleden minister van Sociale Zaken. In 1947 bracht hij de Noodwet Ouderdomsvoorziening tot stand. Een voorloper van de AOW. Nadat de Eerste Kamer zijn wetsontwerp had aangenomen, trok hij zich even terug op zijn werkkamer. 1 van zijn ambtenaren (de latere minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Den Uyl, De Gaay Fortman) kwam binnen en zag iets dat hij totaal niet had verwacht: Willem Drees, die nooit rookte, had een sigaret opgestoken. Toen hij het verbaasde gezicht van zijn ambtenaar zag, zei Drees, bijna verontschuldigend: 'Ik vind dat ik dit verdiend heb.'
Ik heb geen sigaret opgestoken toen de Wet werk en zekerheid door de Eerste Kamer werd aangenomen. En ik heb ook geen fles champagne opengetrokken. Maar ik vind het wel geweldig dat ik hier nu, samen met u, groots mag vieren dat Wet werk en zekerheid, en daarmee het nieuwe ontslagrecht, over een paar uur van kracht wordt.
Met oliebollen en champagne. Het is iets om te vieren. De Vereniging voor Arbeidsrecht Advocaten Nederland en de Vereniging voor Arbeidsrecht noemen het niet voor niets 'de meest ingrijpende wijziging van het Nederlandse ontslagrecht sinds de Tweede Wereldoorlog.'
Een omslag in ontslag. Een kentering op de arbeidsmarkt. Waarbij we een eind maken aan de doorgeschoten flexibilisering en kiezen voor een fatsoenlijke arbeidsmarkt.
De Wet werk en zekerheid zet de waarde van werk voorop.
W,W, Z: Werk van Waarde en Zekerheid.
Mijn handtekening staat eronder, maar de wet vloeit voort uit het sociaal akkoord (van 11 april 2013) dat is getekend door kabinet en sociale partners. We hebben met elkaar afspraken gemaakt om te zorgen dat werknemers met flexibele contracten meer zekerheid krijgen en eerder doorstromen naar een vast contract. Ik vind dat we de ondertekenaars daar ook op aan mogen spreken. 'Jullie handtekening staat eronder, houd je eraan, zorg dat het een succes wordt.'
Met de Wet werk en zekerheid kiezen we voor een arbeidsmarkt waar de waarde van werk voorop staat en waar werknemers niet als ultieme kostenpost worden gezien.
Dat is een keuze. We zien dat de wereld verandert, door globalisering, door robotisering, en dat daardoor ook het werk verandert. Willen we die ontwikkelingen opvangen door alleen op de kosten te letten? Dan gaan we de concurrentiestrijd aan met lagelonenlanden en robots. Dat is een race naar beneden, met steeds lagere lonen en steeds minder sociale bescherming. Als we die kant kiezen, dan hebben we aan het eind geen sociaal stelsel meer en een beroepsbevolking van acht miljoen zzp'ers en uitzendkrachten zonder al te veel rechten.
Of kiezen we ervoor dat mensen zich gekend en gewaardeerd voelen en daardoor het werk van de 21e eeuw aankunnen? Dat zorg je dat werkgevers en werknemers zich betrokken voelen bij elkaar en er ruimte is om het vakmanschap en de kwaliteit van het werk verder te ontwikkelen. Dat is de weg omhoog, met meer perspectief op werk van waarde en welvaart. Ik kies voor dat laatste. Want het is een keuze. De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt zijn geen natuurverschijnselen.
Ik kies voor een arbeidsmarkt waar mensen meer zijn dan een kostenpost en niet eindeloos onzeker werk blijven doen. Als mensen eindeloos van onzeker contractje naar onzeker contractje gaan, als mensen ’s avonds niet weten of er ‘s morgens wel werk voor ze is, liggen ze daar ’s nachts wakker van, kunnen ze lastig een eigen huis kopen, krijgen ze minder scholing.
Dat is niet goed voor mensen en niet goed voor de economie. Dan gaan we terug naar de tijd dat mensen als dagloners werden ingehuurd. Dat maakt mensen onzeker, bang om hun mond open te doen, daarmee verlies je creativiteit en productiviteit.
Het is vaak ook helemaal niet nodig. Waarom zou de juf die ieder jaar op dezelfde school les geeft geen vast contract kunnen hebben? Voor de kracht van de samenleving is het belangrijk dat we een fatsoenlijke arbeidsmarkt hebben, die past bij de eisen en de wensen van de 21e eeuw; niet die van de 19e eeuw. Een arbeidsmarkt waar mensen zich gewaardeerd voelen, de kans krijgen in en door hun werk te groeien, waar mensen naar elkaar omzien.
We werken niet alleen met de Wet werk en zekerheid aan een fatsoenlijke arbeidsmarkt. Dat doen we ook met andere wetten. Over een paar uur treden de meeste onderdelen van de Wet aanpak schijnconstructies in werking. Met die wet pakken we onderbetaling en oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt scherper aan. Alle werknemers in ons land, ook die uit andere landen van de Europese Unie, hebben recht op het wettelijk minimumloon en het in de cao afgesproken loon. De gouden regel is: gelijk loon voor gelijk werk. Het kan nu gebeuren dat werknemers worden onderbetaald en achteraf kunnen fluiten naar het loon waar ze recht op hebben. Daar gaan we wat aan doen door de ketenaansprakelijkheid voor loon uit te breiden.
Morgen treedt ook een nieuw deel van de nieuwe Wet arbeid en zorg in werking: de uitbreiding van de kring rechthebbenden op lang- en kortdurend zorgverlof. De wet maakt het werknemers nu makkelijker om werk en zorg te combineren. Met meer ruimte om zorg te verlenen en dus met minder risico om oververmoeid en opgebrand te raken.
Met deze drie wetten zetten we een paar grote stappen vooruit op de weg naar de fatsoenlijke arbeidsmarkt die mij voor ogen staat. Een arbeidsmarkt waar mensen goed gezond, goed geschoold en goed gemotiveerd van werk naar werk gaan; flexwerkers een betere rechtspositie en meer perspectief op scholing en werk hebben; waar een eerlijk en eenduidig ontslagrecht werknemers als vanouds blijft beschermen, maar meer is gericht op het vinden van een nieuwe baan - met transitievergoeding; een arbeidsmarkt waar het draait om de waarde van werk en mensen niet worden behandeld als goedkope en gemakkelijk te vervangen machineonderdelen.
Het is natuurlijk heel spannend of de Wet werk en zekerheid gaat doen wat die moet doen. Ik durf te voorspellen dat niet iedereen ineens een vast contract krijgt en durf ook te voorspellen dat we te maken krijgen met overgangsproblemen. Sommige werkgevers zullen zich tot het uiterste blijven verzetten om mensen een vast contract te bieden, maar veel werkgevers zullen doen wat ze nu ook doen: werknemers aan zich binden, vakmensen een vast contract bieden. Want het zijn deze werknemers die voor continuïteit in het bedrijf zorgen; het zijn deze vakmensen die voor innovaties en behoud van bedrijvigheid in de toekomst moeten zorgen.
We gaan vanaf morgenochtend zien wat er gaat gebeuren en wachten de jurisprudentie af. De wet moet zich nu eerst een paar jaar in de praktijk bewijzen. We gaan na drie jaar evalueren. Als blijkt dat het doel onvoldoende wordt bereikt, dan zal ik de wet aanpassen.
Ik weet zeker dat Ton Heerts en Maurice Limmen vóór die tijd al aan de bel trekken als er iets niet goed gaat. De vakbonden houden de vinger aan de pols. Daar ben ik blij mee. Daar hebben we in de praktijk alleen maar voordeel van. Ook de Tweede Kamer houdt goed in de gaten wat er met de wet gebeurt. Het eerste debat staat komende donderdag al op de agenda.
Ik hoop en verwacht dat deze wet voor meer zekerheid, meer werkzekerheid, gaat zorgen. De zekerheid die zo wezenlijk is voor het welzijn van werkende mensen. Dat wist Willem Drees ook. Eind jaren vijftig polste hij de Haagse wethouder Jan van Aartsen als opvolger van een minister (van Verkeer en Waterstaat) die om gezondheidsredenen was afgetreden. Van Aartsen twijfelde of hij zijn baan als wethouder op moest geven om minister te worden in een kabinet dat bijna aan het eind van de rit was. Hij zei tegen Drees: 'Dat kabinet van u, excellentie, dat loopt zo’n beetje op zijn eind en wat moet ik dan?'
'Nou ja,' zei Drees, 'ten eerste kunt u in een volgend kabinet komen. En ten tweede: er is nog nooit een oud-minister met veters langs de deur gegaan.' (Drees kreeg gelijk. Van Aartsen werd minister en bleef dat, in vier verschillende kabinetten, tot 1965. Daarna was hij, tot zijn pensioen, commissaris van de Koningin in Zeeland.)
Het is niet meer van deze tijd om met veters langs de deur te gaan, maar de moraal van het verhaal is niet verouderd: mensen zoeken zekerheid. Of ze nou minister of monteur zijn, of ze nou advocaat of alfahulp zijn. Met de Wet werk en zekerheid willen we die mensen helpen.
Ik sla de champagne rond middernacht over, maar ik vind het geweldig dat u straks op het succes van de wet proost.