Toespraak van minister Kamp bij de conferentie Nationale Wetenschapsagenda
Toespraak van minister Kamp (EZ) tijdens de conferentie Nationale Wetenschapsagenda op 17 juni 2015 in Den Haag.
Dames en heren,
In 1938, in zijn eerste week als assistent-internist, zag Willem Kolff een patiënt voor wie hij verantwoordelijk was, sterven aan nierfalen. Dat zette hem aan het denken. Willem Kolff was, in tegenstelling tot de meeste artsen in die tijd, een praktisch ingesteld man die gewend was met zijn handen te werken. Nierfalen was in zijn ogen een mechanisch probleem. En mechanische problemen kon je oplossen.
In de eerste jaren van de Tweede Wereldoorlog bouwde hij een kunstnier. Hij gebruikte daarvoor onder andere een naaimachinemotor, worstenvellen en aluminium uit een neergeschoten Duitse bommenwerper. De eerste patiënt die Kolff in 1943 op het 150 kilo zware apparaat aansloot, zou zonder zijn ingrijpen binnen 24 uur zijn gestorven. Het lukte Kolff de man vier weken in leven te houden.
Met de introductie van de techniek in de geneeskunst veroorzaakte Willem Kolff een revolutie. Niet alleen veranderde de levensverwachting van nierpatiënten volkomen, de wetenschap kon volop voortborduren op Kolffs uitvinding. Ook de hedendaagse, regeneratieve geneeskunde bouwt verder op zijn idee dat organen een mechaniek zijn dat je kunt vervangen.
Wat de dialyse van Kolff aan nierpatiënten heeft opgeleverd, valt niet in cijfers uit te drukken. De maatschappelijke waarde van zijn uitvinding is enorm. En over de economische betekenis kunnen we kort zijn: die loopt in de miljarden.
Het benutten van economische kansen die de wetenschap kan opleveren, is het thema waarover u vandaag spreekt. Door sterren uit te delen aan vragen die Nederlanders aan de wetenschap hebben voorgelegd, zult u beoordelen welke vraagstukken de aandacht verdienen en welke u zelfs onmisbaar vindt voor de versterking van de Nederlandse concurrentiekracht.
De belangrijkste motor voor economische groei is innovatie. De Nederlandse economie moet het hebben van nieuwe producten en diensten, en van snelheid: innovatie gaat steeds sneller en wie het eerst met vernieuwing komt, profiteert het meest.
Nederland is een van de koplopers op het gebied van innovatie. Denkt u alleen maar aan de Nationale Iconen. Met zijn kwantumtechnologie behoort het Nederlandse QuTech tot de internationale, digitale top. Het Hubrecht Instituut ontwikkelde een techniek om stamcellen te identificeren en oneindig te vermeerderen die uniek is in de wereld. En ook de bioneedle van veearts Van de Wijdeven en het aardappelzaad van Solynta zijn zowel maatschappelijk als economisch innovaties van grote betekenis.
De hele wereld kijkt naar de technologische ontwikkelingen in Nederlandse sectoren als Agrifood en Life Science and Health. Niet voor niets heeft het kabinet deze disciplines tot Topsectoren benoemd, disciplines waarin Nederland uitblinkt en waarmee het zich onderscheidt. Het topsectorenbeleid is een van de manieren waarop de overheid innovatie stimuleert. Behalve om economische groei gaat het daarbij om het vinden van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Ook het bedrijfsleven maakt zich, meer dan ooit, sterk voor deze opgave. Dat maakt het Nederland tegelijkertijd mogelijk in de toekomst zijn brood te blijven verdienen.
Een belangrijk kenmerk van de topsectoren is de samenwerking tussen de wetenschappelijke wereld, het bedrijfsleven en de overheid in de triple helix, of gouden driehoek. Samenwerking en het delen van kennis zijn belangrijke voorwaarden voor ontwikkeling en innovatie. Tussen de drie bovengenoemde partijen, maar ook tussen sectoren onderling. Dat die samenwerking steeds meer gemeengoed wordt, zien we terug in de kennis- en innovatieagenda’s van de topsectoren, die deze maand zijn opgeleverd.
Dit is de tweede ronde agenda’s, na de eerste ronde in 2012. Toen was het Topsectorenbeleid nieuw en de organisatie moest nog van de grond worden getild. In de laatste serie Kennis- en Innovatieagenda’s is duidelijk dat de organisatie staat. En dat de wil om de samenwerking uit te breiden naar partijen buiten de eigen sector groot is.
Een mooi voorbeeld is de inzet van de topsectoren Water, Agrifood, Tuinbouw, Logistiek en Energie om oplossingen te bedenken voor verstedelijkende delta’s. Binnen vijftien jaar woont naar schatting 60 procent van de wereldbevolking in stedelijk gebied. Veel van die gebieden liggen in riviermondingen. Zeespiegelstijging, bodemdaling door het onttrekken van grondwater, verzilting, en heftige regenval bedreigen de veiligheid en de watervoorziening in wat wij urban delta’s noemen.
De inwoners van deze miljoenensteden willen veilig leven. Ze willen eten en ze willen wel in de stad maar ook in een schone, prettige omgeving wonen. Dat levert mooie uitdagingen op: op het gebied van voedselzekerheid, schone energie, hergebruik van grondstoffen, verbetering van water- en luchtkwaliteit, mobiliteit en het slimme gebruik van beperkte ruimte. Nederland heeft de kennis, expertise en het innovatievermogen in huis om die uitdagingen het hoofd te bieden en van urban delta’s, sustainable urban delta’s te maken. Nederland heeft bovendien de ambitie om zich op dit terrein te onderscheiden en exportkansen te creëren. Nu al maakt een land als China bijvoorbeeld steeds vaker gebruik van ontwerpen en adviezen van Nederlandse architecten en bouwkundigen.
Initiatieven als de Sustainable Urban Delta – en er zijn er nog veel meer – ontstaan waar wetenschap en bedrijfsleven samenwerken. Het bedrijfsleven levert, ook vandaag, een onmisbare bijdrage aan het toekomstbestendig maken van Nederland door middel van innovatie. Dat zien we onder meer terug in de inbreng van de topsectoren in de Nationale Wetenschapsagenda.
Bijna 12.000 vragen kwamen er binnen bij de Kenniscoalitie. Meer dan verwacht, en daarmee is de Nationale Wetenschapsagenda nu al een succes. Behalve van de topsectoren, kwamen de vragen van individuele burgers, van maatschappelijke organisaties en bedrijven. De agenda heeft tot doel inspirerende vraagstukken te benoemen voor wetenschappelijk onderzoek. Kwesties die Nederlanders bezighouden en die vragen om een antwoord of een oplossing. Maar ook vraagstukken die een focus opleveren voor de wetenschap, zodat we gericht onze kennis kunnen inzetten.
Dames en heren,
Ik weet dat in de marge van de Nationale Wetenschapsagenda de discussie woedt of wetenschap ongebonden of agendagedreven moet zijn, fundamenteel of toegepast. Ik maak me sterk dat Willem Kolff zich daar niet druk over maakte toen hij een oplossing bedacht voor zijn patiënten. Hij zag een probleem en zocht een oplossing. Na de kunstnier wierp hij zich op de ontwikkeling van een hart-longmachine en een kunsthart. In 1957 was hij de eerste ter wereld die met een kunsthart een hond 90 minuten in leven hield.
In het kader van de Nationale Wetenschapsagenda stelde een bekende Nederlander de vraag hoe wij zo oud mogelijk kunnen worden en of er op afzienbare termijn zelfs onsterfelijkheid in het verschiet ligt. Een vraagstuk dat de mens al heel lang bezighoudt en inspireert. Ik weet dat de Topsector Life Science and Health daar hard aan werkt. Dat levert nu al prachtige resultaten op, bijvoorbeeld voor het vitaal houden van ouderen.
Ook Willem Kolff droeg met zijn kunstnier een belangrijk steentje bij aan het verlengen van mensenlevens. En daarmee aan de versterking van de economie. Ik heb goede verwachtingen van de Nationale Wetenschapsagenda en ik wens u succes bij het selecteren en samenvoegen van de vragen vanmiddag.
Dankuwel.