Toespraak bij ceremoniële 1e slag van het 'Waterloo Vijfje'
Toespraak van minister Hennis-Plasschaert (Def) bij de ceremoniële 1e slag van het 'Waterloo Vijfje' op maandag 15 juni 2015 in Utrecht.
Dames en heren,
Ter gelegenheid van het 200-jarige bestaan van ons koninkrijk, gaf het ministerie van Financiën in het jaar 2013 een € 2 herdenkingsmunt uit. En het 'Waterloo Vijfje' beschouw ik als een mooie, én welhaast logische, vervolguitgave. Het koninkrijk moest zijn onafhankelijk voortbestaan immers vrijwel onmiddellijk met militaire inzet veiligstellen. In het jaar 1815 leverde de - nog maar net opgerichte - Koninklijke Landmacht hier een belangrijke bijdrage aan. Zo'n 20.000 Nederlanders vochten bij Waterloo. De slag bij Waterloo, aanstaande donderdag - precies 200 jaar geleden! Deze veldslag geldt als een mijlpaal in de geschiedenis van Europa, en zo ook in de geschiedenis van ons - toen nog piepjonge - koninkrijk. Het zal deze week uitvoerig worden herdacht.
Het belang van deze veldslag moge duidelijk zijn. Napoleon werd definitief verslagen door een Brits-Nederlands leger onder bevel van de hertog van Wellington en dat alles geschiedde in nauwe samenwerking met een Pruisisch leger onder aanvoering van veldmaarschalk Blücher. Hiermee kwam een einde aan maar liefst 23 jaar vrijwel onafgebroken onrust en oorlog. Een periode van langdurige vrede brak aan. Een periode waarin Nederland zelfstandig zijn toekomst kon bepalen. Een periode zonder inmenging van buitenaf. En zo beschouwd, is Waterloo inderdaad een mijlpaal.
Let wel, vele - vele duizenden militairen werden gedood of raakten zwaar gewond. Koning Willem I typeerde Quatre Bras en Waterloo als "2 schitterende zuilen van den nieuwen Nederlandschen staat", om aan te geven dat Nederland - door zijn militaire prestaties op beide slagvelden - zijn status als onafhankelijk land dubbel en dwars had verdiend.
De betekenis van Waterloo staat dan ook buiten kijf, maar ik refereerde net ook aan de vele dode en gewonde militairen. En dan is het toch best aardig de slag eens nader te bekijken door de ogen van een Nederlandse militair. Een militair die daadwerkelijk bij Waterloo heeft gevochten. Een dienstplichtige, met een voor deze gelegenheid wel zeer toepasselijke naam.
Graag wil ik u kort kennis laten maken met Hendrik Munter uit Deventer. Hendrik Munter was een jongen van gewone komaf. Het lezen en schrijven was hij nauwelijks meester. Wel beschikte hij over een scherp waarnemingsvermogen. Dit blijkt onder meer uit een brief die hij op 22 juli in het jaar 1815 aan zijn ouders schreef. Hij bevond zich inmiddels met zijn bataljon in de buurt van Parijs. En in die brief blikt hij terug op de voorbije veldtocht en dan vooral op die memorabele dag van 18 juni.
Hendrik liet er geen misverstand over bestaan. Waterloo was een verschrikking geweest. De urenlange kanonnades dreunden nog altijd in zijn oren. Het beeld van de aanstormende vijand spookte permanent door zijn hoofd. Toen hij op het einde van de dag deelnam aan de beslissende charge van de Divisie-Chassé zag hij overal doden liggen. En natuurlijk was hij opgelucht dat hij zelf wél heelhuids uit dit bloedbad was gekomen.
Ondanks alle ellende was Hendrik Munter ook vervuld van trots, want hij en zijn landgenoten hadden als leeuwen gevochten, zo berichtte hij zijn ouders. En dat nog wel tegen de Franse elitetroepen van de Keizerlijke Garde met hun "groote beeren Mutze". Hendrik en zijn kameraden wisten ook wel degelijk wat er op het spel had gestaan. Zij hadden gevochten voor niets minder dan de vrijheid van Nederland.
In het najaar van het jaar 1815 keerde Hendrik terug naar Deventer. Hij ging er de kost verdienen als timmerman en later als conciërge. In 1865, 50 jaar na dato en 6 jaar voor zijn dood, kwam hij als Waterlooveteraan nog eenmaal in het zonnetje te staan. Alle nog levende oud-strijders uit de jaren 1813-1815 - naar schatting zo'n 6.000 man - ontvingen toen een medaille: het bekende Zilveren Kruis. Rijkelijk laat, zo mogen we wel stellen. Maar het was niet de 1e blijk van erkenning en waardering. Evenals iedere andere soldaat die aan de campagne van 1815 had deelgenomen, ontving hij na thuiskomst een gratificatie van 29 klinkende guldens: zijn eigen welverdiende Waterloomunten. En dit kapitaaltje hielp hem op weg met het opbouwen van zijn burgerleven.
Dames en heren,
Het 'Waterloo Vijfje' herinnert ons aan het feit dat onze vrijheid niet vanzelfsprekend is. Dat was het toen niet. Dat is het nu niet. En dat zal het ook in de toekomst niet zijn.
En dat is waarom de Nederlandse krijgsmacht zich dag in, dag uit, inzet. In eigen land, en daarbuiten. En ja, zeker, ik vind het een bijzondere eer om - als minister van Defensie - de ceremoniële 1e slag van het 'Waterloo Vijfje' te mogen verrichten.
Dank u.