Toespraak van Bas van den Dungen namens staatssecretaris Van Rijn op het afscheidssymposium van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg
Toespraak van Bas van den Dungen (directeur-generaal Curatieve Zorg) namens staatssecretaris Van Rijn (VWS) op het afscheidssymposium van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) op 4 juni 2015 in Den Haag.
Dames en heren,
Een slotsymposium van een roemrijke raad heeft iets ambivalents: we nemen afscheid van wat was. Maar hier geldt ook: we kijken uit naar wat komt. Een nieuwe raad, met nieuwe perspectieven.
Wat dat betreft is deze locatie natuurlijk prima gekozen: de Glazen Zaal. Niet te verwarren met het glazen plafond –[kijk naar boven] – dat doet juist weer afbreuk aan de vergaande ambities van de Raad. De Glazen Zaal staat voor mij voor:
Verder kijken dan de muren van je eigen ‘hok’. Verder kijken, over de grenzen van je eigen vakgebied heen. Verder kijken, op zoek naar verbinding met mensen en middelen die in eerste instantie buiten je eigen reikwijdte vallen.
Dat is iets waar de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg zich de afgelopen 18 jaar een meester in heeft getoond. En dat is wat mij betreft ook de uitdaging voor de nieuwe Raad voor Volksgezondheid en Samenleving. Kijk door dat glas, kijk uit het raam en zoek de verbinding.
Maar eerst afscheid nemen.
De RVZ bestaat formeel sinds 1 januari 1997. In de beginfase kwam de Raad met aanbevelingen als ‘er moet een Michelin-gids voor de gezondheidszorg komen’. U ziet, sommige adviezen hebben een paar decennia nodig voor ze worden gerealiseerd.
Ik denk, terugkijkend, dat dat het visitekaartje van de RVZ is geweest. We voeren tegenwoordig discussies over zaken die de Raad al tien jaar eerder heeft geadresseerd.
En de RVZ toonde zich geduldig. Bleef consistent en vasthoudend in haar adviezen. Maar waar nodig ging de Raad ook met zijn tijd mee. Niet bang om eerdere signalen te herzien.
In 1998 kwam de Raad bijvoorbeeld met de constatering: ’de gezondheidszorg in Nederland werkt heel doelmatig’. Qua kosten zaten we toen in de Europese middenmoot.
Maar in 2006 waren de tijden veranderd. En de RVZ schuwde niet dit te benoemen. De eerste signalen en adviezen over ‘houdbare solidariteit’ klonken. En over ‘exploderende zorguitgaven’ en ‘zinnige en duurzame zorg’. Als we kijken naar het gekozen thema voor vandaag zijn dat nog steeds belangrijke onderwerpen.
Ik vermoed dat vanmiddag niemand is op gestaan, toen de RVZ hardop – misschien zelfs wat provocerend – de vraag stelde: Wil de penningmeester van de zorg nu opstaan?
Was die penningmeester er maar. Stond hij maar op. Die ene functionaris die alle financiën met positief resultaat beheert. Een quaestor wordt de penningmeester ook wel genoemd. Iemand die vraagt. En dat doet recht aan de situatie waarin wij momenteel verkeren.
Als we niet meteen kunnen opstaan, moeten we ten minste doorgaan met het stellen van vragen. Hoe kunnen wij de schaarse middelen in de zorg doelmatig en rechtvaardig besteden?
Een complexe vraag. Waarschijnlijk ligt hij over tien jaar nog steeds voor. Maar ik weet bijna zeker dat de RV&S dan in de tussentijd zal komen met nieuwe beleidsperspectieven op dit vraagstuk.
In juni vorig jaar, bij het afscheid van Rien Meijerink als voorzitter van de RVZ – en van Didi Braat, Henk Bosma en Elisa Carter – heb ik de betekenis van de RVZ en zijn uitstekende staat van dienst al breed uitgemeten.
Ik wil hier graag nog kort herhalen dat het niveau van advisering door de RVZ uitermate hoog is geweest. En dat de Raad bekend staat als een invloedrijk en grensverleggend adviesorgaan.
Dat is voor een groot deel te danken aan de kwaliteiten van de mensen die in zo’n Raad zitten. Daarom wil ik op dit moment stilstaan bij het afscheid van drie vertrekkende Raadsleden. Die twee volle periodes van vier jaar – en zelfs meer dan dat – de Raad hebben gediend.
Als Raadslid van de RVZ ben je per definitie generalist en denk je over alle onderwerpen mee. Maar sommige onderwerpen vragen uiteraard ook om specifieke persoonlijke expertise.
Bij governance vraagstukken is dat ongetwijfeld Marjanne Sint. Wij kennen elkaar ook vanuit een andere hoedanigheid: de invoering van de Jeugdwet. Marjanne is de huidige voorzitter van de Transitie Autoriteit Jeugd, waar zij zich buigt over frictiekosten en andere financiële vraagstukken bij jeugdzorgaanbieders.
Met haar uitgebreide bestuurlijke ervaring in de publieke dienst heeft zij heel veel bijgedragen aan de RVZ. Met name als het ging om het benoemen van rollen en het afbakenen van taken. Wat overigens niet betekende dat haar visie altijd zomaar werd overgenomen. Zoals het een goede Raad betaamt, waren meningen van experts eerder startpunt van indringende discussies, dan kant-en-klare hamerstukken.
Er is véél gediscussieerd binnen de Raad. Ook over de bijdragen van Wim Groot, een ander gewaardeerd Raadslid dat wij vandaag uitzwaaien. Wim kon als deskundig gezondheidseconoom zijn observaties en analyses over de zorg geheel voor eigen rekening presenteren via columns in het Financiële Dagblad.
In de Raad echter, is regelmatig uitvoerig gedebatteerd over zijn standpunten rondom exploderende kosten in de zorg.
Tot slot Johan Mackenbach: zijn expertise gaat veel verder dan public health, zoals u vanmiddag ook in zijn lezing hebt kunnen horen. Johans boek, waarin hij bespreekt dat vijftig procent van alle zorgkosten wordt veroorzaakt door ons eigen handelen, ligt bij velen ongetwijfeld goed in het geheugen.
Als eminent wetenschapper heeft hij hard getrokken aan de kanteling van zorg & ziekte naar gedrag & gezondheid. Van zz naar gg. Niet het aanbod van zorg is bepalend, maar de vraag van de cliënt die zélf verantwoordelijk is voor zijn welzijn en gezondheid.
Die insteek herken ik zeer. Als verantwoordelijk staatssecretaris voor de decentralisaties in de Wmo en de jeugdzorg heb ik mij de afgelopen jaren hard gemaakt voor die eigen inbreng van kinderen, gezinnen en ouderen. Om de zorg voor hen beter te maken. En ja, ook betaalbaarder.
De ‘cliënt centraal’ is daarom een belangrijk thema voor mijn ministerie. Een thema dat door de RVZ door de jaren heen uitstekend is verwoord en onafgebroken op de kaart is gezet. Dat heeft substantieel invloed gehad op het creëren van draagvlak. En daar dank ik de Raad oprecht voor.
Daar dank ik ook alle scheidende Raadsleden voor. Jullie persoonlijke bijdrage was veel meer dan meeschrijven aan adviezen. Jullie zijn vaak actief geweest in het faciliteren van discussiebijeenkomsten. Jullie zijn zichtbaar geweest tijdens de presentatie van adviezen aan de pers of aan de ambtelijke top van VWS.
Het steeds opnieuw aangaan van die interactie is een kwaliteit die de RVZ tot grote kunst heeft verheven. En waar VWS, en andere partijen, veel aan hebben gehad.
Ik hoop en verwacht dat de nieuwe Raad voor Volksgezondheid & Samenleving de goede werkwijzen van de RVZ zal voortzetten. En ook de initiatieven van de oude Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling zal meenemen.
Bij het einde van een roemruchte, breed gewaardeerde Raad, stelt altijd wel iemand de vraag: waarom dan stoppen? Mijn oprechte antwoord is, dat ik ervan overtuigd ben dat het opgaan van de RMO en de RVZ in één nieuw orgaan tot een nog betere Raad zal leiden.
Met de RV&S leggen we een sterke basis om zorgvraagstukken integraal te onderzoeken. Dat sluit aan bij de huidige maatschappelijke ontwikkelingen. Dat past bij de gewenste beweging om van aanbodgestuurd naar vraaggericht te gaan. En de zich snel ontwikkelende technologie hierin mee te nemen.
De ‘cliënt centraal’ lukt alleen als zorgvragen integraal worden behandeld. Als zorg, onderwijs, arbeid en technologie met elkaar in verbinding staan. De nieuwe Raad is volgens mij bij uitstek in de positie om te komen met nieuwe richtinggevende adviezen. Adviezen die aangeven hoe je inhoud geeft aan dat integrale perspectief waar het in ieders leven om gaat: goed kunnen functioneren.
Met kwaliteit van leven.
U bent zich – dat weet ik zeker – net als ik bewust van alle veranderingen in de maatschappij. Veranderingen in het sociaal domein, die vaak grote impact hebben op de individuele situaties van mensen. Veranderingen die soms onvoorziene effecten hebben en misschien vragen om bijsturing of nieuw beleid. Dan is een Raad met een brede blik voor een ministerie en – laat ik eerlijk zijn – ook voor een bewindspersoon uiterst behulpzaam.
Ik voorspel de RV&S daarom een mooie toekomst. Waarbij op gezette tijden nog zal worden geput uit de schat aan adviezen en achtergrondstudies die de RVZ en de RMO hebben opgeleverd.
Het laatste RVZ-advies ging over de opkomst van consumenten e-health: informatie- en communicatietechnologie die de gezondheid van mensen kan verbeteren, zonder tussenkomst van zorgverleners. Ik verzeker u dat hierover het laatste woord nog niet is gezegd!
Beste dames en heren,
De RVZ en de RMO zijn mooi geweest. En niet voor niets! Laten we toasten op een rijke erfenis. En op een glorievolle toekomst. Ik mag u oproepen het glas met elkaar te heffen.
Met één kleine toevoeging: hef het glas, en kijk erdoor naar buiten. Kijk uit het raam en behoud uw brede blik!
Dank u wel.