Toespraak van minister-president Rutte bij de slotvergadering van de zittende Eerste Kamer
Toespraak van minister-president Rutte bij de slotvergadering van de zittende Eerste Kamer en het afscheid van 35 senatoren op 2 juni 2015 in Den Haag.
Dank u wel mevrouw de voorzitter, en dank u voor de gelegenheid om vandaag tijdens deze bijzondere vergadering een paar dingen te kunnen zeggen.
Uit alle woorden in de afgelopen 1,5/2 uur door u gesproken, blijkt hoezeer de Eerste Kamer bovenop de tijdgeest zit en midden in de samenleving staat. Dat is op minimaal 2 manieren zichtbaar. Om te beginnen natuurlijk in het vele en goede werk dat hier wordt verricht. U gaf daar al een korte opsomming van. Maar het is vooral ook zichtbaar in de mensen die dat werk verzetten, waaronder de 35 afscheid nemende senatoren, van wie u vanmiddag zo treffend de doopceel hebt gelicht. 35 mensen die, hoe verschillend ook, met elkaar gemeen hebben dat zij de samenleving niet, of in ieder geval niet uitsluitend vanuit de politiek en vanuit Den Haag bekijken. Want het lidmaatschap van de Eerste Kamerlid laat per definitie ruimte voor tal van andere maatschappelijke activiteiten. En dat is volgens mij een grote kracht, die onderscheidend is voor de Eerste Kamer.
Die prachtige term 'chambre de réflexion' vat het heel goed samen. Eerste Kamerleden brengen deskundigheid, maatschappelijke ervaring en rust in het politieke bedrijf. Het belang daarvan is misschien wel door niemand beter en mooier verwoord dan door Willem Witteveen, wiens afwezigheid vandaag opnieuw wordt gevoeld. Zijn postuum verschenen boek over De wet als kunstwerk is feitelijk één groot pleidooi voor bedachtzaamheid en kwaliteit in het wetgevingsproces. Zo beschrijft hij al in de proloog dat wetten orde scheppen in de samenleving en in ons denken en doen. Voor goede wetgeving, zegt hij ook, zijn van oudsher drie dingen belangrijk: 'praktische wijsheid, kennis van de samenleving en juridisch vakmanschap'. Ik kan me niet anders voorstellen dan dat Willem Witteveen de Eerste Kamer op het netvlies had toen hij deze woorden schreef.
Mevrouw de voorzitter, in een democratie is de kiezer de baas. En de kiezer heeft bepaald dat regeren met grote en vaste meerderheden iets van het verleden is. In ieder geval geldt dat voor de jaren die direct achter en direct voor ons liggen. Hoe we dit verder ook beoordelen, het valt niet te ontkennen dat die ontwikkeling behoorlijk heeft bijgedragen aan de zichtbaarheid van de Eerste Kamer en de breedte van de besluitvorming. Democratie wordt hierdoor meer dan de helft plus 1 en dat is winst voor de democratie.
Mij past in dit huis geen oordeel maar uitsluitend waardering - en zeker vandaag spreek ik die graag uit, ook namens mijn collega's. Wij hebben grote waardering voor de wijze waarop de Eerste Kamer in de afgelopen jaren heeft willen samenwerken met het kabinet. Niet omdat u het ons altijd heel gemakkelijk maakte of het altijd met ons eens was. Zo was het bepaald niet. Maar wel omdat het debat steeds constructief en op de inhoud gevoerd kon worden. Soms op het scherpst van de snede, maar altijd met het oog op de bal. En met alle grote hervormingen die de laatste jaren in wetgeving zijn geland nog vers op het netvlies: ook met een duidelijk en wat mij betreft goed resultaat.
Mijn waardering geldt natuurlijk in het bijzonder de 35 mensen die na vandaag niet meer in deze vertrouwde groene bankjes terugkeren. Ik hoop dat zij het mij niet kwalijk nemen als ik allen bedank in 1 van hen, senator Gerrit Holdijk. Mijnheer Holdijk, eigenlijk hebt u in persoon een kwarteeuw lang laten zien waar de Eerste Kamer als geheel voor staat. Voor zorgvuldigheid en een onafhankelijk oordeel. Voor een nuchtere kijk op zaken en een gezonde afstand tot de waan van de dag. Voor overtuigingen én overtuigingskracht.
Mijnheer Holdijk, dames en heren, dank aan u allen voor uw inzet en betrokkenheid in de afgelopen jaren. Ik wens iedereen die hier vandaag voor het laatst als Kamerlid aanwezig is het allerbeste toe voor de toekomst. En tegen de leden die blijven of na vandaag de lege plaatsen op gaan vullen, wil ik graag zeggen: het kabinet ziet uit naar de samenwerking, in het besef dat steun in dit huis ook de komende jaren niet vanzelfsprekend is, maar op basis van argumenten veroverd moet worden.