Eenduidige norm voor gezichtsbedekkende kleding in onderwijs en zorg, overheidsgebouwen en openbaar vervoer

Gezichtsbedekkende kleding is voortaan niet toegestaan in onderwijs- en zorginstellingen, overheidsgebouwen en het openbaar vervoer. Het kabinet heeft ingestemd met een wetsvoorstel hierover van minister Plasterk van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

4 vrouwen die gekleed zijn in een burka

Het wetsvoorstel stelt een uniforme en eenduidige norm vast over gezichtsbedekkende kleding. Uitgangspunt is dat in een vrij land als Nederland iedereen het recht heeft zich naar eigen inzicht te kleden, wat anderen er ook van vinden. Die vrijheid is slechts begrensd in situaties waar het essentieel is dat men elkaar kan aankijken, omdat goede dienstverlening en/of veiligheid daar gewaarborgd moet zijn. Dit geldt in onderwijs- en zorginstellingen, overheidsgebouwen en openbaar vervoer. Hier heeft de overheid de verantwoordelijkheid om regulerend op te treden door het stellen van regels. In de praktijk is dit op veel plekken al gebruikelijk.

Het kabinet heeft gezocht naar een goede balans tussen de vrijheid van mensen om kleding te dragen die bij hen past en het belang van onderlinge en herkenbare communicatie. Het kabinet ziet geen grond voor een algemeen verbod dat op alle openbare plaatsen zou gelden. Het oude wetsvoorstel over gezichtsbedekkende kleding dat door het vorige kabinet is aangeboden aan de Tweede Kamer, wordt daarom ingetrokken.  Het nieuwe wetsvoorstel is de uitwerking van een afspraak tussen de coalitiepartners in het regeerakkoord.

Op overtreding van de nieuwe wet komt een boete te staan. Het is wel toegestaan gezichtsbedekkende  kleding te dragen die nodig is voor uitoefening van een beroep of sport, ter bescherming, of bij deelname aan feestelijke en culturele activiteiten. Dit is ook toegestaan bij zorginstellingen in privévertrekken zoals slaap- en verblijfsruimten.

De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.