Toespraak van minister Van der Steur bij Dodenherdenking
Toespraak van minister Van der Steur (VenJ) bij Dodenherdenking op 4 mei 2015 in Warmond.
Mevrouw de burgemeester,
Dames en heren,
Enorme explosies, een gillende grootmoeder, in haar nachtjapon, rennend door de woonboot. En angst in de ogen van zijn ouders.Dat was de vroegste herinnering van mijn vader. Ergens in de Tweede Wereldoorlog, op hun woonboot in de Leede hier in Warmond.
Het gezin Van der Steur bracht de oorlog grotendeels door op deze woonboot, nabij de jachthaven 't Fort.Mijn familie kwam ongeschonden de oorlog door. Woonboot de Dobber bleef gespaard. Mijn grootvader vluchtte wel eens voor een razzia in een roeiboot de Leede op. Hij werd gesnapt, gearresteerd, en gevangen gezet. Maar na een paar uur kon hij terug naar huis. Bang, nat en koud, maar ongedeerd. In zijn dagboek van toen is de opluchting te lezen.
Veel mensen verging het anders. Talloze families kregen vroeg of laat het bericht dat hun dierbaren waren omgekomen.
Hier, in Warmond, werd Burgemeester Ketelaar doodgeschoten. En in de hal van mijn ministerie hangt een herinneringsplaquette aan Wim Roebeling. Een jonge ambtenaar, die op 10 oktober 1944 werd geëxecuteerd toen hij 23 jaar oud was. Zijn verzetsdaden werden hem fataal.
Dames en heren,
Kunnen wij leren van de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog? Kunnen wij leren van de verschrikkelijke jaren tussen 1940 en 1945? Kunnen wij, kortom, leren van de geschiedenis? En leren wij er daadwerkelijk ook van?
Wie praat met mensen die de oorlog meemaakten, wie leest in hun dagboeken, en wie denkt aan al die conflicten die sinds de capitulatie van Duitsland zijn uitgevochten in de wereld, kán niet anders dan concluderen dat we moeten leren. Leren dat vrijheid niet vanzelfsprekend is. Leren dat deze vrijheid niet kan bestaan, zonder het recht. Leren dat het recht, verankerd in de rechtsstaat, moet worden beschermd. En leren dat voor vrijheid gevochten werd, nu nog gevochten wordt, en dat we ook in de toekomst moeten blijven vechten.
Dames en heren,
Door de Duitse bezetter werd de rechtsstaat met de voeten getreden. De democratie was weg. Het recht op een geloof, een cultuur, een mening – weg.
Het recht gezag in twijfel te trekken, het recht een zaak te bepleiten voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter, het recht op onafhankelijke juridische bijstand – weg.
Het recht op bescherming van je persoonlijke levenssfeer, het recht op menselijke waardigheid, het recht op de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam – weg.
En zo verdween uiteindelijk ook het recht mens te zijn.
De lessen van deze geschiedenis, zijn opdrachten aan ons allemaal. Ieder moet voor zichzelf een passende manier vinden ze te vervullen. Tienduizenden mensen in Nederland dragen deze opdracht, door zich in te zetten voor de rechtsstaat. De politieagent die zorgt voor veiligheid op straat. De officier van justitie die misdadigers vervolgt. En de rechter die recht spreekt. Allemaal zijn zij toegewijd aan, en onderdeel van, de rechtsstaat. En hun handelen wordt door diezelfde rechtstaat begrensd. Op hun schouders rusten de principes die zeventig jaar geleden van de ene of de andere dag konden worden uitgewist. De principes waardoor gevochten werd en waardoor wij nu in vrijheid leven.
Door de verschrikkingen van de oorlog, realiseren wij ons dat we geen onderscheid moeten maken tussen geloof, afkomst en geaardheid. Dat discriminatie niet acceptabel is. Dat we trots moeten zijn op onze vrijheden. En dat vrijheid een kostbaar bezit is. Als minister van Veiligheid en Justitie ben ik trots op onze vrouwen en mannen van de nationale politie, de krijgsmacht en op onze ambtenaren, die deze opdracht niet alleen in Nederland vervullen, maar ook in het buitenland. Zij verlaten hun gezin, hun geliefden en hun vertrouwde omgeving, om mensen ver van hier te helpen hun land veilig te maken en op te bouwen. Het bracht hen in Georgië en Kosovo, in Afghanistan en Irak, in Zuid-Soedan, Egypte en Malie. Landen die na jaren van oorlog, strijd of armoede worstelen om óók een stabiele democratie en rechtsstaat te worden. Waar criminelen, terreurgroepen of dictators op ontelbare plekken in de wereld de meest basale mensenrechten met de voeten treden, geven onze vrouwen en mannen weerloze inwoners hoop. De hoop om in een land te leven, waar de verschrikkingen van onderdrukking, uitsluiting en geweld geen kans meer krijgen. De hoop op het leven in een rechtsstaat. De hoop op een leven in vrijheid.
Voor mij ligt hierin de noodzaak van herinneren. Van leren van het verleden. Van het doorvertellen van een geschiedenis. Van het ons realiseren dat voor onze vrijheid gevochten moet worden, omdat onze vrijheid het waard is om voor te vechten. In Nederland en daarbuiten. Zodat mensen bereid zijn offers te brengen. Voor democratie, recht, veiligheid en vrede. Verhalen uit het verleden zijn zo het morele kompas waarop wij varen. Of het nu gaat om het dagboek van mijn grootvader – dat vertelt van de hongerwinter op de woonboot en de bommen op Warmond; Of het nu gaat om ambtenaar Wim Roebeling; Of om burgemeester Ketelaar die zich veilig waande, maar zijn einde vond door een barbaarse, tragische en laffe daad; Of dat het nu gaat om al die vrouwen, mannen en kinderen, die in de Tweede Wereldoorlog werden vermoord; Elk van deze verhalen is het waard om doorverteld te worden. En dat is ook nodig. We moeten ons hun verhalen herinneren. Om die reden herdenken wij vandaag allen – burgers en militairen – die in het Koninkrijk der Nederlanden of waar ook ter wereld zijn omgekomen of vermoord, sinds het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, in oorlogssituaties en bij vredesoperaties.
Het is onze opdracht van de geschiedenis te leren. En klaar te staan om binnen onze macht alles te doen om herhalingen te voorkomen – in welke vorm dan ook, waar dan ook. In Warmond, in Nederland, in Europa, en elders in de wereld.
Dank u wel.