Toespraak van minister-president Mark Rutte bij de Nationale Dodenherdenking

Toespraak van minister-president Mark Rutte bij de Nationale Dodenherdenking in Amsterdam 4 mei 2015

Toen in Nederland de oorlog begon, woonde mijn vader in Nederlands-Indië. Zijn ouders stuurden hem in de meidagen van 1940 een kaartje, dat in schrille bewoordingen beschreef hoe zij vanaf de Maaskade op het Noordereiland Rotterdam zagen branden. Hoe het allesverzengende vuur van het bombardement de stad van zijn jeugd verwoestte en daar dood en verderf zaaide. 'We hebben de hel gezien,' staat er letterlijk. Ik heb dat kaartje nog. En ik koester het. Als een herinnering die is doorgegeven.

Twee jaar terug was ik zelf in Indonesië. Voor het eerst. Ik legde daar bloemen op het ereveld Menteng Pulo in Jakarta, de laatste rustplaats van ongeveer 5000 Nederlandse militairen en burgerslachtoffers, waaronder veel mensen die de Japanse kampen niet overleefden.

Plotseling kwam er iemand naar me toe met een foto van een oorlogsgraf uit Bandung. Het was het graf van mijn tante, die ik alleen kende uit de sporadische verhalen van mijn vader. Ook zij overleed in een kamp.
Dat onverwachte menselijke gebaar, die foto, deze nieuwe herinnering om door te geven – het raakte me. Het ontroerde me.

Ook vandaag, op 4 mei, geven wij persoonlijke ervaringen en herinneringen door en creëren wij nieuwe. Herinneringen aan een mensonterende oorlog die 70 jaar achter ons ligt en nog steeds zo dichtbij is. Herinneringen aan al die plaatsen op de wereld waar dappere Nederlandse mannen en vrouwen vochten en vechten voor vrijheid, vrede, rechtvaardigheid. En vooral: herinneringen aan alle mensen die er niet meer zijn. Vermoord om wie zij waren. Gesneuveld in de strijd voor het goede. Of zomaar omgekomen of omgebracht, door een speling van het lot, uit willekeur bijna. In de hel die oorlog heet.

Die herinneringen zijn waardevol, omdat ze getuigen van ons diepe respect voor alle slachtoffers van oorlog en geweld. Omdat ze troost bieden en verbinden. Maar ook omdat ze een machtig wapen zijn in de strijd tegen onvrijheid en onrecht, die altijd en overal gevoerd moet worden. Ook in het hier en nu. Ook in Nederland. Want achter elke uiting van antisemitisme, achter elke vorm van extremisme die onze vrijheid ontkent, achter elke daad van geweld die het fundament van onze rechtstaat aantast, dreigen nog steeds die woorden van toen. 'Wij hebben de hel gezien.'

Elke 4e mei herdenken en eren wij de doden met twee minuten stilte. En dat blijven we doen. Oud en jong samen. Grootouders, ouders, kinderen, kleinkinderen. En wie goed luistert, hoort in die twee minuten stilte ontelbaar veel verhalen rondgaan. Als het geritsel van bladeren.

Ontelbaar veel vragen.
Ontelbaar veel antwoorden, hoe moeilijk soms ook.
Ontelbaar veel herinneringen die worden doorgegeven.