Toespraak van minister Bussemaker bij de tijdelijke overbrenging van het schilderij 'Schapendoon'
Toespraak van minister Bussemaker (OCW) bij de tijdelijke overbrenging van het schilderij 'Schapendoon' naar het Verhalenhuis Belvedére op 2 mei 2015 in Rotterdam.
Dames en heren,
Ieder jaar verander ik de kunstinrichting van mijn werkkamer in Den Haag. Het liefst heb ik werk van jonge, talentvolle kunstenaars die experimentele kunst maken. Ik hou ervan als mensen grenzen verleggen en op een andere manier ergens tegenaan kijken dan gangbaar is.
Als u op mijn werkkamer zou komen, ziet u onder meer een misvormde stoel. Je ziet nog wel dat het een stoel is, maar hij nodigt niet uit om erop te zitten. Het is een kunstwerk van een Zuid-Koreaanse kunstenares die zich hiermee afzet tegen de alles overheersende trend in haar land om door plastische chirurgie mensen mooier te maken dan ze zijn.
Dat is wat kunst doet, het dwingt je anders te kijken en het stimuleert je je te verplaatsen in een andere werkelijkheid; de werkelijkheid van de kunstenaar. Daarvoor is het meestal noodzakelijk dat je het verhaal achter het kunstwerk kent. Je kijkt anders naar de Zuid-Koreaanse stoel op mijn kamer als je weet wat de kunstenares er mee wil zeggen.
Dat geldt ook voor het schilderij waarover het vandaag gaat: Schapedoorn van Dolf Henkes.
Tussen de kunst die mij werd aangeboden om mijn kamer in te richten, zat een schilderij van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed dat niet van een jong talent is en ook niet experimenteel is te noemen. Je ziet een opvallende lucht, het lijkt op een tornado, maar het is tegelijk windstil. En er gebeurt verder ook niets op het schilderij. Er zijn geen mensen of dieren, alleen een boerderij met een elektriciteitsmast en een paar bomen.
Ik vind het een mooi schilderij, maar het past niet bij mijn idee van de inrichting van mijn werkkamer.
Totdat mij het verhaal achter het schilderij werd verteld. Het verhaal over Sonja Dubois, zij is hier vandaag aanwezig.
U kent het verhaal misschien al. Clara Schifrah, zoals ze vroeger heette, werd als 2-jarig meisje in 1942 door haar ouders meegeven aan een goede vriend, de schilder Dolf Henkes. Dat deden ze omdat het gezin op transport gesteld zou worden naar Duitsland. Vanuit Rotterdam vertrokken Henkes en Clara naar de Achterhoek. Na een paar dagen reisden ze naar Schiedam waar Clara uiteindelijk werd ondergebracht bij een echtpaar. Zij overleefde de oorlog en emigreerde met haar pleegouders naar Amerika. Haar biologische ouders overleefden de oorlog niet.
Het schilderij Schapedoorn laat een van de boerderijen zien waar Henkes en Clara onderweg ondergedoken zaten.
Na het horen van het verhaal over Clara Schifrah heb ik zonder aarzeling besloten dat het schilderij wel degelijk op mijn kamer hoort. Allereerst vanwege het verhaal dat er achter zit. Maar ook omdat het schilderij voor mij nog andere verhalen vertelt.
Want ook al is Dolf Henkes zelf geen jong talent, zijn schilderij verbeeldt in mijn ogen wel het verloren gaan van jong talent. Door de oorlog hebben veel kinderen hun talenten niet kunnen ontwikkelen. Doordat ze net als Clara Schifrah moesten onderduiken of op transport werden gesteld, vaak met vreselijke afloop. Iemand niet de mogelijkheid geven zich te ontwikkelen, zijn talenten te leren ontdekken, is verschrikkelijk.
Het schilderij laat mij ook anders kijken naar mijn eigen werkelijkheid. Een werkelijkheid over Nederlands Indië.
Mijn vader heeft als 13-jarige jongen in verschillende kampen in het toenmalig Nederlands Indië gevangen gezeten. Toen ik jong was sprak hij nauwelijks over zijn oorlogsverleden. Natuurlijk wist ik dat hij in een Jappenkamp had gezeten en dat er daarom bij ons thuis geen Japanse producten te vinden waren. Maar veel meer wist ik niet.
Naarmate ik ouder werd, werd ik nieuwsgieriger naar het oorlogsverleden van mijn vader. Dat leidde er toe dat ik op 25-jarige leeftijd met hem naar Indonesië ben gegaan. Toen hoorde ik de kampverhalen en zag ik de plaatsen waar hij als jongen was gestraft en vernederd. Waar hij urenlang in de brandende zon moest staan.
Vanaf dat moment is ook voor mij de oorlog gaan leven. Het verhaal van mijn vader maakte een onuitwisbare indruk.
Dat verleden van mijn vader is voor mij ook zichtbaar in het oer-Hollandse beeld dat je ziet in Schapedoorn.
En ook nu, in 2015, is ‘het verhaal erachter’ van groot belang voor mensen die willen begrijpen wat er in de Tweede Wereldoorlog is gebeurd. Steeds meer kleinkinderen willen achterhalen wat hun grootouders in de oorlog hebben meegemaakt. Wat er in de concentratiekampen met ze is gebeurd, welke rol ze speelden in het verzet, of waarom ze de kant kozen van de bezetter.
De persoonlijke verhalen achter deze familiegeschiedenissen zijn vaak onbekend. Er werd door de betrokkenen niet over de oorlog gesproken. Zoals ook mijn vader dat jarenlang niet heeft gedaan. Maar de generatie van nu wil wél weten wat er is gebeurd. Ook al is het 70 jaar geleden. De kleinkinderen gaan op zoek naar de ontbrekende stukjes van de familiepuzzel.
Ik ben daarom erg blij dat het schilderij Schapedoorn mijn werkkamer tijdelijk verlaat om hier in het Verhalenhuis Belvedère zijn verhaal te vertellen. Het verhaal van Sonja Dubois. Maar ook het verhaal van Sifra Dasberg. Sifra was het buurmeisje van Dolf Henkes. Haar moeder werd tijdens de oorlog door een buurtgenoot verraden en kwam om het leven in een concentratiekamp. Sifra zelf dook op achtjarige leeftijd onder, samen met haar vader. Ook Sifra is hier aanwezig.
Ik vind het een eer dat ik 'mijn schilderij' hier mag ophangen.