Toespraak van minister Koenders over de Europese Unie: Het vernieuwen van de Europese belofte

Toespraak over de Europese Unie van minister Bert Koenders (Buitenlandse Zaken), Leiden, 30 maart 2015.

Gesproken woord geldt.

Dames en heren,

Een paar weken geleden ging het derde seizoen van House of Cards in première. Ik gok zomaar dat jullie, als studenten die meer dan gemiddeld geboeid zijn door politiek, het studeren even hebben gelaten voor wat het was.

Laten we even inzoomen op Frank Underwood. Het beeld dat we van hem hebben is dat van een Machiavellist pur sang. Hij past in zekere zin goed bij deze tijd. Zowel in de werkelijkheid en in fictie lijkt Machiavellisme aan een comeback bezig.

Na decennia relatieve vrede en stabiliteit, heet het, is de geopolitiek terug, met aan de Oostgrens van Europa een Russische Machiavelli in het Kremlin. En ook binnen Europa lijkt de geest van Machiavelli weer terug, zichtbaar in de harde onderhandelingen en botsingen over de toekomst van Griekenland in de eurozone—en daarmee de toekomst van de euro.

Maar klopt het eigenlijk wel dat we die kille, harde machtspolitiek met Machiavelli associëren? Volgens het cliché is Machiavelli de man die vorsten adviseert zich niet teveel zorgen te maken over moraal, maar in de eerste plaats te denken aan macht.

Toch is er het een en ander op dat beeld af te dingen. Sterker nog—in zekere zin hebben we misschien meer van de echte Machiavelli nodig in Europa. Niet ‘het doel heiligt alle middelen’, maar de Machiavelli die filosofeerde over wat goed bestuur betekent.

Goed bestuur, zoals dat eeuwen lang is gedoceerd, maar nu toegepast moet worden in een tijd van globalisering, revolutionaire techniek en gelukkig meer mondigere bevolkingen. Goed bestuur vereist steeds vernieuwing van het sociaal en politiek contract in combinatie met hervormingen. Goed bestuur herijkt, nationaal, Europees en mondiaal, maar ook in organisaties en bedrijven. En in de bankwereld, zoals we de afgelopen dagen hebben gezien. Op Machiavelli kom ik dus terug, want hij is wat mij betreft terug.

En een belangrijk aangrijpingspunt. Vooral in tijden van economische crisis. De afgelopen jaren hebben Europese regeringen ingrijpende maatregelen genomen om de crisis te lijf te gaan. Voor het eerst in een lange tijd komt vertrouwen terug en lijkt het economisch herstel in de Eurozone als geheel door te zetten. Resultaten kunnen alleen gebracht worden als de EU als geheel de politieke wil en daadkracht toont om de crisis het hoofd te bieden. Vandaag werd bekend dat het vertrouwen in de economie van de Eurozone flink is gestegen. Vooral in Italië, Duitsland en Spanje nam het optimisme flink toe. Ook in Nederland groeide het vertrouwen. Dat is positief nieuws.

Een Europa dat concreet bijdraagt aan groei, banen, welzijn en veiligheid is essentieel. Dat pad en die doelstellingen moeten dus niet verlaten worden. En daarom moeten we nog meer nadenken over een Europa dat op deze terreinen effectief resultaten boekt en zich op deze belangrijke kerntaken concentreert. Dat is des te belangrijker nu de wereld om ons heen zo radicaal verandert. Ingewikkelde multipolaire economische verhoudingen bieden enorme kansen om samen met bijvoorbeeld Azië en Afrika samen te werken, maar er zijn ook forse risico’s, en de veiligheidssituatie om de schil van Europa heen vereist dat we veel effectiever werken aan ons gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid en ook optimaal de kansen grijpen van de soft power die Europa voor velen zo aantrekkelijk maakt. Vertrouwen is daarbij wat mij betreft een kernwoord. Ondanks goede vooruitgang is de vertrouwenscrisis in Europa immers nog niet opgelost.

Dan gaat het bijvoorbeeld om het vertrouwen tussen mogendheden over intenties, tussen EU-lidstaten over het nakomen van afspraken, van ondernemers over rechtszekerheid binnen de EU en van burgers over het hebben van een ‘fair deal’ van hun overheden.

Waar staan we precies?

[Europa van buiten onder druk]

We moeten eerlijk zijn: er is namelijk ook sprake van centrifugale krachten op het continent. Die moeten we benoemen om er tegenwicht aan te geven.

In sommige landen in Zuid-Europa is de economische crisis nog niet voorbij en groeit de weerstand. Overigens niet tegen Europa an sich, maar tegen aspecten van het crisisbeleid. Er zijn tal van goede redenen aan te geven waarom dit beleid nodig is en resultaten boekt, maar er is ook maatschappelijk en politiek verzet. In Griekenland zie je deze discussie hevig oplaaien. En hoewel ik vertrouw op een goede afloop, blijf je discussies houden over een Grexit en geopolitieke onvoorspelbaarheid.

In Duitsland gaat het economisch beter en Duitsland voelt zich – dat merk je als je daar komt - verantwoordelijk voor de EU. Maar ook daar lijken haarscheurtjes in het begrip voor de EU te ontstaan, niet omdat het beleid streng is, maar juist omdat het financieel-economisch beleid dreigt te versoepelen.

In het Verenigd Koninkrijk, een belangrijke bondgenoot van Nederland, wil premier Cameron een referendum over de EU organiseren. Voor Nederland, dat vanaf het begin van de EU gepleit en gevochten heeft voor een Brits lidmaatschap, zou een Brexit niet goed zijn. We delen veel met de Britten en het VK is een belangrijke speler naast Frankrijk en Duitsland. We zullen dus ons uiterste best doen de Britten te overtuigen dat het ook in hun belang is te blijven. Maar de fundamentele vrijheden waarop de Unie is gebouwd, waaronder de bestaande rechten, zullen en kunnen we niet opgeven.

En ook in Nederland is het debat intensief gaande en de lage opkomst bij de EP-verkiezingen van vorig jaar was een teken aan de wand van het fragiele draagvlak.

De Europese Muntunie –bedoeld om de verbondenheid te verankeren – legt ook spanningen bloot. Enerzijds is er een roep om verdere risicodeling en overdracht van middelen en bevoegdheden. Meer solidariteit dus. Tegelijkertijd begint er weerstand te komen van degenen die deze solidariteit moeten leveren. Verdere risicodeling is omstreden, zeker als het vertrouwen ontbreekt dat afspraken worden nagekomen.

Toen de Grieken in de discussie met Duitsland 70 jaar na dato nieuwe herstelbetalingen voor de Tweede Wereldoorlog voorstelden moest ik denken aan de wet van Fawlty Towers – “don’t mention the war!” Dat was grappig aan het tafeltje in Fawlty Towers, maar in de echte wereld is het een bewijs van diep onbegrip dat we decennialang niet zagen.

Maar ook binnen lidstaten lopen soms de spanningen op. In Frankrijk zegt Le Pen dat zij de EU “kapot wil maken” en hangt er een donkere schaduw van antisemitisme over de wortels van haar partij. In Hongarije spreekt Orban over de deugden van een “illiberal democracy” en zegt hij te kunnen “leren van Poetin en Erdogan”.

Hun boodschap wordt versterkt en gevoed door iedere aanslag van terroristen die bereid zijn te doden vanwege cartoons. Het blijft niet bij woorden—politici in ons eigen land moeten worden beveiligd en in andere Europese lidstaten zijn LGBT’s en Roma het slachtoffer van discriminerende maatregelen.

De Europese Unie is momenteel een onrustig bezit met integrerende, maar dus ook meerdere centrifugale krachten: zowel tussen lidstaten als binnen lidstaten.

En centrifugale krachten vormen een groot risico, juist nu. Gezien wat er buiten het continent gebeurt is de Europese samenwerking juist nu voor Nederland van groot belang.

Zowel om de enorme kansen te pakken op samenwerking, met landen in onze regio en verder weg. Creatieve industrie, circulaire economie, besparende energietechniek, effectieve armoedebestrijding, er zijn kansen te over die flexibele bundeling van krachten vraagt.

Maar er is ook een donkere kant. “L’intendance suit”, zeggen de Fransen. Centrifugale krachten zijn uiterst risicovol als de machtspolitiek in de wereld zich weer laat zien op geopolitiek vlak. Daar zou ik mee willen beginnen, alvorens te spreken over waar we staan als het gaat om Europees bestuur.

We leven namelijk in een tijd waarin onze veiligheid opnieuw onder druk staat en waar de illusie van een ‘nieuwe wereldorde’ definitief is doorgeprikt. Rond Europa is sprake van een nieuwe ring van instabiliteit.

Aan de Oostzijde treedt Rusland de fundamenten van de moderne wereldorde met voeten. Aan de Zuidzijde van Europa ontwrichten terrorisme en jihadisme niet alleen Syrië en Irak maar hebben ze ook betekenis voor ons eigen land. Door de aantrekkingskracht op jongeren in onze eigen wijken en door de reële risico’s op aanslagen.

Hoewel de statistieken zeggen dat er alsmaar minder dodelijke slachtoffers van gewapende conflicten vallen, voelt de wereld onvoorspelbaar en bedreigender. De keerzijde van mondialisering is dat willekeurig iedere burger morgen geraakt kan worden door wat vandaag elders gebeurt. De slachtoffers van de ramp met vlucht MH17 en van de aanslagen in Parijs, Kopenhagen en Tunis zijn daarvan op heel verschillende wijze de stille getuigen.

Het is belangrijk te beseffen dat waarden die wij vanzelfsprekend achten dat niet zijn, en, let wel, ook niet onomkeerbaar zijn. Kijk om je heen en zie hoe fortuinlijk je bent dat je hier woont. Vakantiebestemmingen zijn vaak nog verder weg dan het strijdtoneel van IS en Al Qaeda of Oekraïne.

De relatieve rust in de EU en daarbuiten vertegenwoordigt op de tijdlijn van de geschiedenis slechts een paar centimeter– daarvoor komen meters conflict. De geschiedenis herhaalt zich niet, maar conflict is nergens ondenkbaar, ook niet in Europa.

[Noodzaak voor Europese samenwerking.]

De schaal van deze opgaven vraagt voor een land als Nederland, maar ook voor landen zoals Duitsland, Frankrijk en juist ook het Verenigd Koninkrijk, om samenwerking en een bestendiging van wat we hebben.

Niet om een reuzensprong voorwaarts naar een Politieke Unie, noch om een vlucht terug naar de illusie van een almachtige natiestaat, daar zal ik later meer over zeggen. Maar in ieder geval om een gedeeld, sterk en overtuigd buitenlandpolitiek optreden.

Voor de bescherming van onze waarden, voor het welzijn van al onze burgers, voor de verdediging van onze vrijheid en veiligheid: voor alles wat wij willen bereiken is in elk geval de krachtige bescherming van onze waarden van belang. Daarom was ik gisteren in Tunis. Om solidair te zijn in de strijd tegen extremisme. Of het nu in Parijs, Kopenhagen, Peshawar of Tunis is. Om te staan voor onze mensenrechten en de vrijheid van mening. Die waarden zullen we samen moeten beschermen, hoe ingewikkeld soms ook.

Een voorbeeld daarvan is de verhouding met Rusland. Een verdeeld Europa is een zwak Europa naar de Russische Federatie. Uiteraard is het respecteren van de Minsk-akkoorden essentieel. Dat vereist zowel een open hand als een gebalde vuist: we moeten druk blijven zetten richting de Russische Federatie, maar ook proberen te komen tot een oplossing; tot politieke oplossingen. Rusland en de Russen zijn niet onze vijand, maar het kan niet zo zijn dat de Europese spelregels ten aanzien van nationale soevereiniteit en het gebruik van geweld eenzijdig op het spel worden gezet. De sancties en het gezamenlijk diplomatiek optreden hebben een effect dat Nederland alleen nooit kan bereiken. Een goed voorbeeld van hoe je nationale slagkracht vergroot door nationale bevoegdheden te delen.

Rusland is er alles aan gelegen om die Europese eenheid te doorbreken door bijvoorbeeld anti-Europese partijen als het Front National te steunen, die bouwen op het aanwakkeren van angst. Iets wat ook in Rusland gebeurt met het nieuwe vijandbeeld over het Westen. Dat zegt niet alleen iets over die partijen en over Poetin, het toont ook aan dat ons Europa in de ogen van het Kremlin een bedreiging is, economisch, politiek, maar bovenal ook moreel.

Daarom hebben we juist nu ook het Verenigd Koninkrijk nodig. Juist daarom heeft het VK de EU nodig. Ik zeg het de Britse oud-premier Gordon Brown graag na. “British ministers want it both ways”, schreef hij recent: “Russia must be countered by even greater European unity," they say. “But, by the way, we may be leaving."”

Europese slagkracht is dus nodig. En die vraagt niet alleen om meer te spreken met één stem; meer dan ooit is er ook de noodzaak de vraag te beantwoorden welke capaciteiten we willen hebben om onze rol in de wereld te spelen. Dan gaat het om het echt geïntegreerd te opereren op het terrein van diplomatie, defensie en development; de bekende 3D’s. Juist samenwerken op deze terreinen is essentieel. Daar ligt juist de kracht van Europa. Militair optreden kan essentieel zijn, maar alleen op basis van een politieke strategie.

Commissie-voorzitter Juncker gooide recent een steen in de vijver door een Europees leger voor te stellen. Dat ligt wat mij betreft niet voor de hand.

Maar het is wel logisch dat de EU strategisch nadenkt over het verder ontwikkelen van ons gemeenschappelijk defensiebeleid. Het is ook logisch dat we onze veiligheidsinspanningen versterken, maar dan op zo’n manier dat onze militaire middelen op elkaar aansluiten in Europa zowel in EU- als in NAVO-verband.

Samen kunnen we ook beter inspelen op nieuwe ontwikkelingen als hybride oorlogsvoering, waar de EU een bredere set aan beleidsopties ter beschikking heeft dan bijvoorbeeld de NAVO. De EU is de enige speler die een geïntegreerde aanpak van conflicten kan bieden.

Laten we dat dan ook doen. We hebben militaire instrumenten als Battlegroups die nu lijken op die mooie bank van je oma die nog in folie ingepakt is. We moeten bereid zijn om die te gebruiken als dat volkenrechtelijk en buitenlandpolitiek verantwoord is.

Maar uiteindelijk zit er meer achter deze vraag. De ontwikkelingen plaatsen Europa opnieuw voor een test, en stelt ons voor nieuwe opgaven. Als wij pal willen staan voor onze zwaarbevochten verworvenheden, onze ‘way of life’ en onze vrijheden, als we niet een speelbal willen zijn van Moskou of andere mogendheden, dan moeten we deze opgave overtuigend aangaan.

En moeten we ons veel bewuster zijn van de problemen aan onze Zuidflank waar tussen Mali en Pakistan een groot transformatieproces plaatsvindt, vol risico’s en vormen van hybride dreiging, voor vooral de bevolking, maar in het verlengde daarvan ook voor ons. Ik heb het zelf scherp gezien toen ik hoofd was van de VN Vredesoperatie in Mali.

[Samenwerking dus nodig, maar vereist wel modernisering Europees contract.]

Dat betekent in mijn mening dus niet: dan maar soeverein alleen. Mijn eerste boodschap van vandaag is: wij hebben elkaar, wij hebben Europa nodig. Onze kracht ligt in de gezamenlijkheid.

Maar om naar buiten toe sterk te staan is onderling vertrouwen binnen Europa essentieel.

Het is daarom opnieuw nodig om na te denken welk Europa wij willen en willen zijn; over wat ons bindt en hoe we onszelf organiseren.

De tijd van federalistische visioenen is wat mij betreft voorbij. Meer Europese regels en bevoegdheden zijn nu niet het antwoord en institutioneel navelstaren via een verdragswijziging is dat evenmin.

Maar evenzeer zijn valse beloften van minder Europa of afbraak niet geloofwaardig. De vermeende romantiek van het verleden is geen oplossing voor morgen. Niet alleen vanwege de ingewikkelde externe dreiging. Ook omdat velen niet beseffen hoe Europa in ons DNA is gaan zitten. We beleven Europa inmiddels dagelijks: door zonder paspoort landsgrenzen over te gaan, door in het buitenland te studeren, door handel te drijven en te werken bij buitenlandse bedrijven die nu hier hun kantoren hebben geopend. Ons MKB als groot werkverschaffer werkt steeds meer over de grenzen in Europa.

En door de ingebakken overtuiging, dat in dit Europa nooit meer oorlog zal uitbreken. Dit is geen mantra of bezweringsformule. Dat is nu eenmaal niet vanzelf gekomen, en dat is niet vanzelfsprekend. Het vergt onderhoud. Zeker nu het vertrouwen aan erosie onderhevig is.

Wat we nodig hebben om het vertrouwen te herstellen, is een nieuw, nuchter, Europees contract.

Waarin we het vertrouwen herstellen in overheden en instituties door praktisch concrete verbeteringen voor burgers te realiseren op alle niveaus: het Europese én het nationale. Goed bestuur op nationaal én Europees niveau zijn immers voorwaarden voor elkaar. Het is niet zo dat de EU in de plaats moet komen van lidstaten: de EU kan niet zonder lidstaten. De lidstaten zijn de schouders waarop de EU staat.

We moeten daarom toe naar een modernisering van het Europese contract op beide niveaus: het Europese én het nationale.

[Nederlands EU voorzitterschap 2016]

Volgend jaar heeft Nederland een bijzondere rol daar als voorzitter van de EU aan bij te dragen. Nederland zal dan inzetten op een Unie die concrete resultaten levert. Resultaten op zaken die voor burgers en bedrijven belangrijk zijn, op zaken die een verschil maken in het leven van mensen. Hoofdzaken dus.

Dat is in de eerste plaats groei en banen. Europa moet de crisis achter zich laten en doorgaan met intelligent crisisherstel, sociaal-economische hervormingen doorvoeren en ondertussen vastgeroeste markten zodanig openmaken dat voor ondernemers én werknemers nieuwe kansen ontstaan.

In de digitale markt blijven echt mogelijkheden voor ondernemers van jullie leeftijd onbenut doordat ze te maken hebben met 28 verschillende nationale regels en hoge kosten wanneer ze bijvoorbeeld als webshop producten over de grens willen verkopen. We moeten daarom doorpakken met het realiseren van één digitale markt.

Het is ook het realiseren van onafhankelijkheid van energieleveranciers die democratie en mensenrechten met voeten treden, door de interne markt voor energie goed te laten functioneren, samen te werken en te voorkomen dat landen uit elkaar worden gespeeld. Dan gaat het niet om ingewikkelde bureaucratieën in Europa, wel om het goed functioneren van de interne energiemarkt. Ook hier gaat het weer om een intelligente combinatie tussen natiestaten en Europa. Het is echt vijf voor twaalf als het gaat om het milieu. Daarom moeten de klimaatonderhandelingen in Parijs slagen. Maar om Europese klimaatdoelstellingen van Parijs te doen slagen zijn nationale maatregelen nodig, in energieakkoorden en in een mix die op ons land is toegesneden.

En het is elke dag opnieuw werken aan vertrouwen. Door te zorgen dat in de Unie de stem van mensen veel beter gehoord wordt.

Dat de Unie geeft om haar burgers, dat het vrij verkeer van werknemers en diensten wordt behouden, maar keihard wordt opgetreden tegen uitbuiting en valse concurrentie in bijvoorbeeld de bouw- of de transportsector. Dat is een EU niet alleen voor de markt en de munt, maar een sociaal Europa waar de burger voorop staat.

[Eerste intro: good governance.]

Maar er is meer nodig. Ook nationale lidstaten moeten de handen uit de mouwen steken om het vertrouwen terug te winnen. Ook omdat er gemeenschappelijke deler in de verlangens van de Griek en de Groninger zitten. Het is nodig voorbij de veel te platte, zwart-wit- “Noord-Zuid”-tegensteling te komen, die dreigt de discussie te verstieren en het vertrouwen te verstoren. En daarvoor keer ik terug naar Machiavelli.

[Intermezzo: Machiavelli]

Wat zou hij ons aanbevelen? Allereerst zou hij hoogst verrast zou zijn door wat hij zag. Italië één land; Europa één politieke constellatie. Voor iemand wiens advies gericht was aan prinsen en vorsten is Europa in 600 jaar onherkenbaar veranderd. Maar de vragen die Machiavelli stelde zijn nog actueel.

Want het probleem waarvoor hij zich gesteld zag was verre van eenvoudig. Dat was niet de machtswellust van Frank Underwood uit House of Cards. Dat is het stereotype.

Wie Machiavelli goed bestudeert ontdekt dat hij in de eerste plaats echt bezorgd was over dat goede bestuur. Hij geloofde dat mensen het beste deugdzaam, vrij en goed konden leven in een goede staat. Dat is de essentie: welvaart en vrijheid. Want het Italiaanse politieke landschap van de vijftiende eeuw was een chaos. De vraag die Machiavelli stelde was daarom: ‘Wat moet de vorst doen om de goede staat te behouden?’

Het denken over de beste staatsvorm, regering en overheid is zo oud als Europa zelf. De vraag werd als eerste gesteld in Griekenland; een paar eeuwen later in Italië. De vraag werd gesteld in Engeland en in Frankrijk; in Nederland en in Polen.

Het is een vraag die als een rode draad door de Europese geschiedenis loopt, evenals als het besef dat goed bestuur aan de basis staat van welvaart, vrede en veiligheid. Dat is het referentiekader van Machiavelli, en dat is waar zijn vraag eigenlijk over gaat. Met dat perspectief kunnen we ook naar het huidige Europa kijken.

[Institutioneel falen als aantasting van het vertrouwen]

Ook in 2015 is een essentieel onderdeel van de Europese belofte wat mij betreft precies dat: good government. Ook in 2015 zijn instituties, juist ook op nationaal niveau, de sleutel tot een rechtvaardig en welvarende samenlevingen.

Uit alle onderzoeken blijkt dat er een direct verband is tussen de effectiviteit van de overheid en het concurrentievermogen van een land. Eerlijke rechtspraak en effectieve corruptiebestrijding maakt je vrij van willekeur en geeft iedereen een eerlijke kans. Goed onderwijs biedt je de kans het beste uit jezelf te halen. Sociale inbedding schept vertrouwen en zekerheid.

Democratisch bestuur en vrije pers maken dat de beste ideeën floreren en voorkomen dat een kleine groep de dienst uitmaakt. Eerlijke belastinghandhaving zorgt dat iedereen een bijdrage levert. Neutrale en onafhankelijke selectie van overheidspersoneel zorgt dat publieke dienstverlening wordt verzorgd door de knapste koppen – en niet door degene met vrienden.

En functionerende instituties zijn de sleutel tot vertrouwen. Vertrouwen van burgers dat ze een ‘fair deal’ krijgen. Vertrouwen van ondernemers dat hun investering kan lonen. En vertrouwen dat regelgeving op nationaal niveau echt wordt uitgevoerd.

Dit geldt ook voor vertrouwen binnen lidstaten. Uit alle onderzoeken blijkt dat de beste weg om te bevorderen dat burgers belasting betalen zowel is om de handhaving te verbeteren als om het vertrouwen te vergroten: dat iedereen betaalt, dat iedereen een eerlijk deel betaalt en dat publieke middelen goed worden besteed.

Maar het geldt ook voor het vertrouwen tussen lidstaten. Ik zeg het Volkskrant-columnist Rene Cuperus na: geen internationale solidariteit zonder nationale solidariteit, zonder nationaal vertrouwen. Waar vertrouwen ontbreekt, valt geen solidariteit te verwachten. Het is ingewikkeld om van burgers die zelf grote offers hebben moeten brengen te vragen om noodleningen te financieren als ze er niet op kunnen vertrouwen hebben dat het geld goed wordt besteed.

Want natúúrlijk moeten lidstaten solidair met elkaar zijn, maar solidariteit is geen liefdadigheid. Het gaat hand in hand met soliditeit. Het is een 28-richtingenverkeer. Deze EMU kan alleen werken als we erop kunnen vertrouwen dat overal de afspraken worden nageleefd, door groot en klein, en als instituties verbeteren.

Lees de landenspecifieke aanbevelingen van de Europese Commissie er maar op na. Er zijn nog steeds landen waar de onafhankelijkheid en kwaliteit van de rechterlijke macht niet altijd is gewaarborgd.

In veel Europese landen zeggen mensen dat corruptie de afgelopen jaren is toegenomen, in plaats van verminderd. Uit onderzoek blijkt dat in 20 van de 28 EU-lidstaten hogere verwachtingen van de EU bestaan dan van de eigen nationale regeringen.

Let wel – dat geldt niet alleen andere landen. Niemand heeft het monopolie op de deugd.

Ook bij ons heeft het bankentoezicht niet kunnen voorkomen dat financiële instellingen onverantwoorde risico’s namen. Ook bij ons hebben we een probleem met woningcorporaties gehad. En ook bij ons kochten de Nederlandse Spoorwegen jarenlang hun treinen aan vanuit Ierland om minder vennootschapsbelasting te betalen.

[Agenda for Better Governance]

Ik wil dan ook dat we deze crisis aangrijpen om de kwaliteit van instellingen te verbeteren - niet elkaar de tent uit te vechten, maar ons onderling gesprek te verdiepen en deze Europese belofte te behouden door haar te vernieuwen. Want in die zin is de wens van protesterende Europese burgers richting hun regeringen én van lidstaten dezelfde: verbeter uw bestuur.

Dit vraagt fundamentele veranderingen en veranderingen doen altijd pijn. Politieke pijn is echter geen excuus voor dralen.

Ik doe een oproep voor een Europese agenda voor goed en democratisch bestuur, een European Agenda for Better Governance.

Ik wil dat alle Europese lidstaten samen gestructureerd gaan werken om de kwaliteit van hun bestuur op hun hoger plan te brengen.

Door met elkaar een hoge standaard af te spreken. Door vervolgens heel gericht elkaar te ondersteunen, soms heel praktisch van elkaar te leren en met elkaar te vergelijken, soms ook elkaar aanspreken en te stimuleren, en soms consequenties eraan te verbinden als afspraken niet worden nagekomen.

Want precies op dit punt moeten we elkaar meer aanspreken. Landen die wilden toetreden tot de EU moesten weliswaar aan de bekende Kopenhagen criteria voldoen om lid te worden, maar in werkelijkheid hebben ze ook daarna nog forse begeleiding en controle nodig.

Uit het tweejaarlijks EU-anticorruptierapport blijkt dat corruptie in alle Europese landen gezamenlijk naar schatting jaarlijks 120 miljard euro kost. Als dat zo is, moeten we daar in tijden van crisis dus echt samen werk van gaan maken – door het grondig met elkaar te bespreken en heel gericht te kijken hoe we elkaar kunnen ondersteunen en aanspreken.

Werknemers en ondernemers lopen in de EU nog dagelijks tegen onduidelijke en verschillende regels aan. We moeten echt gaan doorpakken door de Europese interne markt te verbeteren en te waarborgen dat regels voor iedereen gelijk zijn. Een Nederlandse architect zou zijn vak ook in Duitsland moeten kunnen uitoefenen zonder op allerlei onnodige obstakels te stuiten en vice versa. Dat vraagt om aanscherping van Europese regelgeving én om betere implementatie van die regels in de lidstaten.

En zoals Lodewijk Asscher zegt, ik noemde het al: we moeten valse concurrentie op de arbeidsmarkt en uitbuiting in de bouw en het transport tegengaan – en dat kan alleen als arbeidsinspecties in álle lidstaten goed functioneren. Dat is waarom Nederland een platform Zwart Werk wil, waarin inspecties samenwerken en informatie uitwisselen; en dat is waarom we in bilateraal verband samenwerken met inspecties in andere lidstaten om samen de handhaving naar een hoger plan te brengen.

We moeten de onafhankelijke rechtspraak waarborgen, voor onze burgers en ondernemers, maar ook omdat de EU een unie van waarden is. Nederland heeft de versterking van de democratische rechtsstaat – de zogeheten ‘rule of law’ – op de Europese agenda gekregen en met resultaat. Dit najaar start de nieuwe jaarlijkse dialoog tussen regeringen over ontwikkelingen in de rechtsstaat. De Europese Commissie gaat scherper toezien op mogelijke aantastingen van de rechtsstaat en spreekt lidstaten daarop aan – zo staan de ontwikkelingen in Hongarije stevig op de radar.

Maar ook hier ligt de primaire verantwoordelijkheid bij lidstaten – daarom is het zaak dat we elkaar serieus gaan aanspreken, ervaringen gaan uitwisselen en druk op elkaar blijven uitoefenen. Laten we daarom de vele goede rapporten van de Raad van Europa, het Grondrechtenagentschap en NGO’s in Europees verband bespreken en afspraken maken over het trekken van lessen en het opvolgen van aanbevelingen.

We hebben een ambitieus klimaat- en energieakkoord gesloten en bouwen verder aan één Europese energiemarkt waar energie vrij kan stromen. Maar die kan alleen werken als er effectief en efficiënt toezicht is om de EU-doelstellingen te halen. Bovendien is betrokkenheid van alle relevante partijen cruciaal om daadwerkelijk verandering in te zetten, zoals we in Nederland doen met het breed gedragen energieakkoord. En ook de aanstaande mondiale klimaatconferentie in Parijs kan alleen een succes worden wanneer we nationaal ons beleid en de uitvoering goed op orde hebben.

Of, laat ik nog eens een minder sexy voorbeeld noemen: faillissementswetgeving. Heel technisch, maar ik zag in mijn werk bij de Wereldbank hoe belangrijk dat kan zijn. Dat ondernemers, investeerders en burgers erop kunnen vertrouwen dat de regels objectief en efficiënt worden toegepast, zodat vorderingen eerlijk worden behandeld en snel worden geïnd. Dat je als ondernemer een risico kunt nemen en weer door kunt. Als we dat verbeteren door regels én behandelende instituties efficiënter en betrouwbaarder te maken – op nationaal niveau, maar ook door elkaar hier binnen de EU op aan te spreken en goed werkende systemen en praktijken uit te wisselen – kan dat echt een verschil maken.

Maar uiteindelijk gaat het om het hele spectrum: goede begrotingen tot een onafhankelijk en efficiënt rechtssysteem, van mededingingstoezicht tot onafhankelijke statistiekbureaus, van bankentoezicht tot sterke ombudsmannen.

Het verbeteren daarvan vraagt niet per se om nieuwe instrumenten en zeker niet om nieuwe Europese bevoegdheden. De kracht van Europa zit juist in haar diversiteit – we moeten op dit punt niet toe naar een one size fits all. Maar we moeten wel ambities afspreken en elkaar kwalitatief kunnen toetsen. Vervolgens moeten we gestructureerd alle mogelijkheden verkennen binnen de bestaande Europese instrumenten en mechanismes, die optimaal benutten, op sommige punten echt versimpelen en desnoods op zoek naar nieuwe instrumenten.

Concreet wil ik bijvoorbeeld voorstellen dat we de verstrekking van middelen afhankelijker maken van prestaties. Daar heeft de EU ervaring mee: in 2013 werden bijvoorbeeld de toetredingsgelden van Bosnië gekort omdat het land geen gehoor gaf aan een belangrijke uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Laten we de kritische blik die we vaak alleen voor derde landen reserveren nu ook eens op onszelf richten. Want er zijn binnen de EU al voorbeelden waar bij de definitieve verstrekking van middelen eerst wordt gekeken of de doelen van het project wel zijn behaald. Sinds 2014 is er in het Cohesiefonds een prestatiereserve. Dit idee kan in meer programma’s worden ingevoerd.

De uitvoering zou bovendien zeker niet exclusief bij de Europese Commissie moeten liggen. Het Europees Parlement kan ook een rol spelen bij het aansporen tot verbeteringen, net als de commissie, Europese agentschappen en onafhankelijke instellingen als de OESO, het anti-corruptie-instituut OLAF, de Raad van Europa en de Fundamental Rights Agency.

En nationale parlementen kunnen dit onderling goed oppakken door goed bestuur op de agenda van de gemeenschappelijke vergaderingen van de nationale parlementen, COSAC, te plaatsen. Door onderling af te spreken Europese rapporten over corruptiebestrijding en het EU-justice scoreboard juist ook in de nationale parlementen aan de orde te stellen en te bespreken. Dit soort zaken moet bij uitstek eerst in de nationale arena geagendeerd worden, naast bespreking op Europees niveau.

En, ik herhaal het nog maar eens, het gaat daarbij nadrukkelijk niet alleen om andere landen – het gaat ook over onszelf. Er zijn voorbeelden van kwesties in Nederland die mede ter discussie zijn gesteld doordat onze internationale partners ons erop aanspraken – zoals onze hypotheekrente-aftrek, en ik weet dat dat omstreden was, maar ik vind het gezond.

Dit alles is echter uitwerking. Bovenal is een erkenning noodzakelijk van het vertrouwensprobleem en een ander gezichtspunt – één unie en één muntunie vraagt om absolute topkwaliteit van bestuur.

Zou het niet mooi zijn, sterker nog, zou het niet gewoon normaal moeten zijn dat alle EU-lidstaten binnen tien jaar in de top 40 van de Transparency International ranglijst van minst corrupte landen zouden staan?

Want daarmee ben ik terug waar ik begon. De discussies binnen de Europese Unie reflecteren voor een belangrijk gedeelte een discussie binnen afzonderlijke lidstaten.

Waar intern de zaak niet op orde is, kan naar buiten toe eensgezind worden opgetreden.

Zonder nationale solidariteit en een solide overheid, kan de EU intern niet functioneren en groeien, maar zonder Europese solidariteit en soliditeit kan er ook extern geen daadkracht zijn. Kunnen we ISIS minder goed het hoofd bieden; kunnen we minder goed een vuist maken tegenover de Russische agressie.

Ik wil u achterlaten met het volgende.

Het zijn, zoals ik schetste, tijden van diepe tegenstellingen. En daarom is het goed om nog eens in herinnering te roepen waarom we eigenlijk doen wat we doen – dat is niet een platte machtsstrijd tussen Noord en Zuid. Dat is niet alleen de 3 procent begrotingstekort en 60 procent schuld. Dat is meer dan het redden en saneren van banken. Dat is meer dan het versterken van de eurozone, hoe essentieel en belangrijk ook.

Europa is niet alleen een economisch blok en niet alleen een politiek samenwerkingsverband, maar ook een ‘soft power’ in de beste zin van het woord: een continent dat haar geloofwaardigheid ontleent aan de kracht van haar ideeën en de inspiratie van haar waarden.

De Europese belofte is die van vrede en veiligheid, van diversiteit en respect voor minderheden, van democratie en rechtsstaat.

Het is ook een belofte van een eigen maatschappijfilosofie. Waarin niet alleen economisch gewin maar ook ‘fairness’ centraal staat. Waarin welvaart hand in hand gaat met gelijke kans voor iedereen.

Waarin we welvarend zijn, juist doordat we onze vijfhonderd miljoen burgers beschouwen als vijfhonderd miljoen motoren van economische groei en we iedereen een kans geven in de democratie en de economie.

Een continent waar lucht en water schoner is dan vele andere plekken op de wereld doordat we milieuvervuiling tegengaan.

Wij zijn het continent waar het niet moet gaan om waar je wieg staat maar om wat je kan en wil bereiken. Dat is de Europese belofte.

Daarom stierven Oekraïners gehuld in een blauwe vlag met gele sterren, en daarom riskeren duizenden Noord-Afrikanen hun leven in krakkemikkige bootjes om onze kusten te bereiken.

Laten we de crisis buiten en binnen Europa aangrijpen – niet om die belofte af te schaffen, en ook niet om de scheidslijnen nog verder te verdiepen, maar de gelegenheid te baat te nemen om die belofte grondig te vernieuwen.

Daarvoor moeten we aan de slag. Samen, want het is een idee wat ons bindt, of het nu is op de Puerto del Sol in Madrid of in het Maagdenhuis in Amsterdam.

En dat zeg ik juist ook tegen jullie generatie. Voor jullie grootouders betekende Europa vrede, voor jullie ouders welvaart. En het is ook aan jullie om te definiëren wat Europa voor jullie gaat betekenen.

Ik roep jullie dan ook op om niet af te wachten, maar mee te doen met het vernieuwen van de Europese belofte.

Over vijftig jaar zullen jullie waarschijnlijk terugkijken op deze crisis en dan is de vraag: hebben we het continent uit elkaar laten drijven, of was dit het moment waarop de Europese bevolkingen opnieuw boven zich uitstegen en hun unieke samenlevingsmodel wisten te prolongeren tot in de 21e eeuw?

Het is aan ons als politici, maar zeker ook aan jullie, om die vraag te beantwoorden.

Dank u wel.