Toespraak van minister Bussemaker met reactie op de WRR-verkenning Cultuur herwaarderen
Toespraak van minister Bussemaker (OCW) met een korte reactie op de verkenning 'Cultuur herwaarderen' van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid op 5 maart 2015 in Nieuwspoort Den Haag.
Dames en heren,
Een mooi citaat van Tony Judt (in dit rapport geciteerd) luidt vrij vertaald:
'Als in de ogen van burgers publieke goederen worden gedevalueerd en worden vervangen door private diensten tegen betaling dan verliezen we het besef dat gemeenschappelijke belangen en behoeften uitstijgen boven individuele voorkeuren en voordelen.'
Het was bij mijn aantreden als cultuurminister een belangrijke ambitie om juist daarom, de publíeke waarde van kunst en cultuur terug op de kaart te zetten. Ik voel mij daarin niet alleen gesterkt door de vlammende speech hierover door Labour-leider Ed Miliband, vorige week. Maar ook door dit rapport van de WRR met als sprekende titel 'Cultuur herwaarderen'.
Hartelijk dank voor het goede werk dat jullie, de opstellers van het rapport verricht hebben.
Cultuur herwaarderen mogen we zien als een rijke studie, waarin jullie deskundigheid en die van experts van de cultuursector samenkomen.
Met een inleiding, waarin jullie kritisch reflecteren op de verschillende waarden van cultuur. Met bijdragen van nationale en internationale experts: over de culturele omnivoor, de ervaringshonger van het publiek, het debat over cultural values in het Verenigd Koninkrijk en over het omzetten van artistieke ideeën in duurzame ondernemingen.
De grote winst van deze verkenning ligt voor mij om te beginnen in de duurzaamheid ervan. Het debat over het cultuurbeleid wordt vaak over de korte termijn gevoerd. Wat zien we in 2014 van de bezuinigingen die in 2013 zijn ingegaan? Wat moeten we daar in 2015 aan doen?
Déze verkenning overstijgt die tijdshorizon. En graaft dieper: door waarden tegen het licht te houden, en zich af te vragen waar de argumentatie tekort schiet.
En dat vind ik heel belangrijk.
In de productie én de beleving van cultuur vinden ingrijpende veranderingen plaats. Kunstenaars en programmeurs bedenken nieuwe manieren om hun aanbod te ontwikkelen en presenteren. De voorkeuren, samenstelling en beleving van het publiek veranderen. Overheden sporen culturele instellingen meer dan voorheen aan hun maatschappelijk draagvlak te versterken. Er is dus goede reden voor een fundamentele analyse van de toekomst van het cultuurbeleid in Nederland. De WRR heeft hier een belangrijke bijdrage aan geleverd.
Al in mijn brief Cultuur beweegt, mijn brief met de agenda voor het cultuurbeleid van het kabinet, heb ik duidelijk gemaakt dat de culturele invalshoek en betekenis in het maatschappelijk debat meer aandacht zouden moeten krijgen.
In mijn uitgangspuntenbrief (die de opmaat vormt naar een nieuwe BIS-periode) zal ik verder op de WRR-verkenning ingaan. Dat is het moment waarop ik richting de Tweede Kamer met een reactie op het rapport zal komen, en zal aangegeven hoe zij het cultuurbeleid van de komende tijd heeft gevoed.
Maar laat ik er vast een twee onderwerpen uitlichten:
Ten eerste. Volgens WRR is het nodig de verwachtingen te temperen over wat cultuur en cultuurbeleid vermogen. Ook pleit de WRR voor een herwaardering van het ‘culturele‘ binnen het cultuurbeleid: beleid waarbij de inhoudelijke ontwikkelingen binnen de cultuursector het zwaartepunt vormen. In die aanbeveling kan ik mij goed vinden.
Ook voor mij is de eigen waarde van cultuur het vertrekpunt. Gerrit Komrij zei het al in de jaren tachtig: 'Kunstenaars zijn zwanen, geen ezels die pakjes dragen.' Cultuur heeft een eigen waarde die niet enkel is te vatten in termen van sociale en economische effecten, of verbinding met andere beleidsterreinen. Uit de intrinsieke waarde van cultuur vloeien de belangrijke maatschappelijke en economische waarden voort. Maar als de kunst en cultuur zélf niet van waarde zijn, dan is het dus ook zinloos die verbinding met andere maatschappelijke terreinen te zoeken.
Mijn beleid is erop gericht in de periode 2017-2020 ruimte te bieden aan culturele instellingen. Ik wil culturele instellingen meer ruimte geven voor de ontwikkeling van een eigen profiel, samenwerking binnen en buiten de cultuursector aanmoedigen en instellingen stabiliteit bieden in hun financiering. De cultuursector kan zo zelfbewust en flexibel meebewegen met de veranderingen in de samenleving.
Daarbij moeten we ervoor waken de kunst niet te instrumentaliseren. Maar de cultuursector moet op haar beurt, de relatie met de buitenwereld verder versterken. Dat is van mijn kant een waarschuwing. Vergeet niet dat de grote demonstraties naar aanleiding van de bezuinigingen door Rutte I werden bevolkt door makers, kunstenaars en instellingen. Hun publiek, dat zich het ook had moeten aantrekken, bleef weg. Dat moeten we ons blijven realiseren en er iets mee doen.
In mijn adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur heb ik ook aangegeven dat wat mij betreft het profiel niet voor elke culturele instelling hetzelfde is of hoeft te zijn: de ene instelling kiest voor een sterk internationaal karakter, de andere trekt de wijken in. We moeten als politici culturele instellingen niet dwingen allemaal door hetzelfde hoepeltje te springen, maar recht doen aan diversiteit van de cultuursector. Mits we daarbij wel het totaalbeeld bewaken.
En er is nog een ander aspect, waarop ik zeker terug zal komen:
Het blijven investeren in onderzoek om meer inzicht te krijgen in de wisselwerking tussen kunstenaars, cultuur en samenleving. Want ik geloof in die grote, maatschappelijke betekenis van cultuur.
We zien de beelden voor ons:
- De oude vrouw die door muziektherapie weer contact maakt met haar omgeving; die door muziek, klank en ritme haar gevoelens uit.
- Het kind dat misschien wat angstig is of verlegen in de klas, maar op een podium danst en zingt – en zo zichzelf ontwikkelt.
- Of een schilderij van Rembrandt ziet, en zo het spel van donker en licht begrijpt – en geschiedenis niet als iets dors of saais, maar als een levend verleden ziet.
- Of de esthetische ervaring en verbondenheid die mensen ervaren met hun stad, als ze een monument zien.
Bij het onderzoek daarnaar is nog veel werk te verzetten. In de ontwikkeling van methodes én in de verbinding van cultuur en onderzoek.
Nogmaals: niet instrumenteel. Niet om daarmee bezuinigingen op Jeugdzorg te verantwoorden, indien we bijvoorbeeld zouden kunnen aantonen dat muziek helpt tegen depressies bij jongeren. Maar wel om bijvoorbeeld docenten te helpen de aantrekkelijkheid van kunst en cultuur vorm te geven voor een héle generatie jongeren.
Ook op het gebied van publieksverbreding en publieksverdieping is het belangrijk dat we ontwikkelingen in beeld brengen. Juist omdat er zoveel in beweging is.
Samen met brancheverenigingen werk ik de komende tijd een onderzoeks-agenda uit. Meer inzicht in publieksbereik en publieksbinding – en dan wat mij betreft niet zozeer of alleen een groter, maar vooral ook een nieuw en ander publiek – is daarin een belangrijk aandachtspunt.
Met het verschijnen van mijn Uitgangspuntenbrief zal ik ook ingaan op de andere aanbevelingen van het rapport, zoals die over de instroom en uitstroom van artistiek talent - een belangrijk aandachtspunt in mijn beleid.
Dames en heren,
Ik opende mijn reactie met een citaat van Tony Judt dat het belang onderstreept van kunst en cultuur als publieke waarde. De WRR geeft daarbij aan dat dat publieke belang het béste gediend kan worden als er voldoende balans is tussen de drie waarden van cultuur: verbeelden, verspreiden en verdienen. En dat de inhoudelijke ontwikkeling van de sector daarom weer centraler zou moeten staan in het toekomstige cultuurbeleid.
Maar dat vraagt óók (zoals de WRR ook aangeeft) om kunstenaars, culturele makers en instellingen die ook letterlijk vanuit die eigen-waarde, dus zelfbewust kunnen verwoorden wat ze verbeelden en bereiken met hun werk en voor wie ze het maken. Er is sinds ik als Minister van cultuur begon, al heel veel veranderd wat dat betreft. Ik zie meer trots, meer zelfbewustzijn. Ik roep de sector op daaraan vast te houden, niet alleen in eigen kring maar ook om dat zelfbewustzijn naar buiten toe uit te dragen. En het is de opdracht voor politici om te beargumenteren hoe deze cultuuruitingen passen in de doelen van overheidsbeleid en waarom ze publieke steun verdienen. In eerste plaats omdat een samenleving zonder verbeelding geen toekomst heeft. Maar ook, zoals een van mijn verre voorgangers, Emanuel Boekman, het formuleerde:
'De overheid mag niet overheersen. Ze moet slechts opwekken wat potentieel bestaat aan sociale en culturele krachten in het volk.'
En daar heb ik, ook na al die jaren, niet meer aan toe te voegen.