Staatssecretaris Teeven reikt eerste start-upvergunning uit
Staatssecretaris Teeven heeft vanmiddag in het Expatcenter in Amsterdam de eerste verblijfsvergunning aan een startende ondernemer uitgereikt. Sinds 1 januari 2015 kunnen ambitieuze innovatieve ondernemers van buiten de Europese Unie een verblijfsvergunning voor één jaar krijgen om een bedrijf te starten in Nederland.
Startende ondernemers hebben vaak nog geen uitgewerkt businessplan of voldoende startkapitaal. Hierdoor komen zij niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning als zelfstandige. Volgens Teeven is dit een gemiste kans voor de start-ups én voor Nederland. Inmiddels hebben al tien start-ups een verblijfsvergunning aangevraagd. Teeven is tevreden over de interesse in de regeling. “Ik ben blij om te zien dat we met de start-upregeling veelbelovend buitenlands talent kunnen aantrekken.”
De start-upvergunning is één jaar geldig. Start-ups moeten in potentie toegevoegde waarde hebben voor de Nederlandse economie. Het bedrijf moet innovatief zijn en dat moeten ze bij de aanvraag duidelijk maken. Wie ervoor in aanmerking wil komen, moet ondersteund worden door een facilitator. De facilitator begeleidt de start-up om van idee tot bedrijf te komen. Voorwaarde is dat de facilitator ervaring heeft in het begeleiden van start-ups en financieel gezond is. Daarnaast moeten ze beschrijven welke stappen zij gaan ondernemen om het innovatieve idee binnen een jaar op de markt te zetten.
Als de start-up succesvol is, dan kan de startende ondernemer na (uiterlijk) één jaar een verblijfsvergunning als zelfstandige aanvragen. Het hebben van een facilitator is dan niet meer noodzakelijk. Start-ups moeten zelf in hun levensonderhoud voorzien en mogen geen beroep doen op de algemene middelen zoals de bijstand.
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO), die onderdeel is van het ministerie van Economische Zaken, geeft bij de toelating tot Nederland advies aan de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over de start-up en de facilitator. Een positief advies geldt als voorwaarde voor de IND om een verblijfsvergunning te verlenen.