Reactie op berichtgeving NOS Journaal en Nieuwsuur over zaak Cees H.
De bewering van Nieuwsuur dat de minister de Tweede Kamer verkeerd heeft geïnformeerd over de schikking met Cees H. is onjuist. Ambtenaren binnen het Openbaar Ministerie en het departement hebben geen kennis van wat bij de afwikkeling van de schikking feitelijk zou zijn overgemaakt.
Zoals de minister op 3 juni en 9 juli 2014 heeft geschreven aan de Kamer, heeft oud-procureur-generaal mr. Henk van Brummen vorig jaar in opdracht van het OM onderzoek gedaan naar de financiële afwikkeling van de schikking met Cees H.
Ten behoeve van dit onderzoek hebben de minister en de directeur-generaal met de staatssecretaris gesproken over de financiële afwikkeling en heeft de staatssecretaris zijn herinneringen daarover gedeeld. De heer Van Brummen is over de uitkomsten van deze gesprekken geïnformeerd. De heer Van Brummen heeft dit betrokken bij zijn bevindingen.
Uitkomst van dat onderzoek was dat er géén financiële gegevens meer beschikbaar zijn: er zijn geen bankafschriften meer als gevolg van verlopen bewaartermijnen en veranderingen van ICT-systemen. Er zijn ook geen andere documenten meer voorhanden. Ook de betrokkenen, onder wie de staatssecretaris, hebben onvoldoende herinneringen om onderbouwde uitspraken te kunnen doen over de financiële afwikkeling van deze schikking. De advocaten van Cees H. beroepen zich op hun beroepsgeheim.
Op basis van dit onderzoek heeft de minister geconcludeerd dat er helaas geen helderheid kan worden verschaft over de financiële afwikkeling van de ontnemingsschikking in 2000. De Tweede Kamer heeft vertrouwelijk inzage gehad in het rapport Van Brummen.
Zoals de minister op 3 juni aan de Kamer schreef, moet hij accepteren dat hij geen ultieme duidelijkheid kan verschaffen over de afwikkeling van de schikking en dat altijd de mogelijkheid blijft bestaan dat bankafschriften alsnog door derden worden overgelegd.