Toespraak van minister Bussemaker bij de opening van de Tentoonstelling Geaarde Kunst
Toespraak van minister Bussemaker (OCW) bij de opening van de Tentoonstelling Geaarde Kunst op 15 februari in Museum Arnhem.
Dames en heren,
Dit jaar staan we stil bij het feit dat Nederland 70 jaar geleden werd bevrijd. Dat Museum Arnhem en de RCE deze collectie Geaarde kunst juist dít jaar in zijn volle omvang én historische context zichtbaar maken, vind ik goed getimed. Omdat deze kunstwerken zijn verworven en deels gemaakt in onvrijheid. In tijden van oorlog en bezetting. De sporen daarvan zijn hier in Arnhem, nog altijd in het geheugen gegrift.
Ik zeg vaak dat goede kunst, naast zijn intrinsieke waarde, ons een spiegel kan voorhouden. Ons uitdaagt anders naar de werkelijkheid te kijken. Regeringen en Ministers scherp houdt én ervoor zorgt dat mensen vooral ook zelf kritisch blijven kijken en denken. Déze collectie laat zien wat er gebeurt als kunst die functie niet meer mag hebben.
Deze kunstwerken zijn aangekocht door het Departement van Volksvoorlichting in Kunsten dat in 1940 speciaal was opgericht voor propagandadoeleinden. Er werden ambtenaren voor geworven die uitgesproken waren in hun nationaal socialistische sympathieën. Men hechtte veel belang aan kunst en cultuur. Die moest, naar Duits voorbeeld, voorbeeldig zijn. Moest vooruitwijzen en toe leiden naar een Staat, van 'vreemde smetten' vrij. En moest de zogenaamde waarden van het Nederlandse volk en cultuur weerspiegelen. Als onderdeel van een groot Germaans Rijk.
Dat vertaalde zich in het Nederlandse cultuurbeleid. Zo kregen beeldend kunstenaars die lid werden van de Kultuurkamer - naast opdrachten en aankopen – bijvoorbeeld ook faciliteiten om in hun levensonderhoud te voorzien. Hun kunst had niet alleen een esthetische maar ook een 'opvoedende' functie.
De collectie die hier in Arnhem te zien is, geeft een inkijk in de keuzes die hoofd van de afdeling Beeldende Kunst, Ed Gerdes, destijds maakte. Een slechte smaak had deze voormalig kunstenaar zeker niet. Hij verwierf een aantal belangrijke werken.
Zoals werk van Pyke Koch. Maar ook de 'Prediker' van Carel Willink. En stillevens van Raoul Hynckes. Vertegenwoordigers van het neorealisme. Een stijl die aansloot bij de smaak van de bezetter, maar al voor de oorlog in opkomst was. Met bekende andere vertegenwoordigers als Charley Toorop en Ed Fernhout (die principieel níet lid werden van de Kultuurkamer).
Die topstukken gaan gepaard met kunst die inspeelde op de heersende mores. Nostalgische landschappen met molens. Boeren, die uitrusten op het land na gedane arbeid en vrouwen met kinderen aan de borst. Stillevens die terugverwijzen naar de de17e eeuw.
Zoals een schilderij van Wilm Wouters. Op het eerste gezicht een onschuldig veldboeket. Maar vanwege het kleurgebruik een verholen liefdesverklaring aan de NSB – die zich de Prinsenvlag in oranje, blanje, bleu had toegeëigend.
Dat is wat deze collectie zichtbaar maakt. Maar wat óók opvalt is wat er niet te zien is.
Er hangen - natuurlijk - geen werken van Joodse schilders. We zien géén kubistische of abstracte schilderijen, of dadaïstische werken vol maatschappijkritiek. Wat we ook niet zien is verbeelding of verheerlijking van de oorlog. Nauwelijks beelden van het front of sporen van bombardementen in het landschap, in steden en de bevolking. De schilderijen zíjn uit de oorlog, maar lijken die oorlog zelf te ontkennen.
[Getoond wordt een schilderij van Gé Röling]
Zie dit schilderij van Gé Röling. Lieflijk en ontspannend, alsof er geen uitsluiting en geweld bestaat. Het werk doet mij denken aan een opmerkelijke foto die recent op de voorpagina stond van NRC. Met gesluierde vrouwen, rustig en vrij wandelend in een lieflijk park in Raqqa – de stad door de IS als hoofdstad van het kalifaat wordt beschouwd. Die foto maakt onderdeel uit van een campagne om méér Arabische vrouwen uit het Westen naar dit gebied te trekken.
Ook op die foto bewust geen bombardementen, geen soldaten, geen onthoofdingen. Je trekt vliegen nu eenmaal beter met suiker dan met azijn.
De onlangs begraven Richard Von Weiszäcker hield dertig jaar terug een beroemde toespraak over het Duitse verleden, waarin hij zei:
'Wij ouderen zijn de jongeren niet de vervulling van dromen verschuldigd, maar oprechtheid. We moeten hen helpen te begrijpen waarom het van levensbelang is de herinnering levend te houden.'
Zelf ben ik kind van een vader die opgroeide in een Jappenkamp. Ik weet uit eigen ervaring hoe belangrijk die openheid is. Het duurde lang voor mijn vader over zijn ervaringen kon praten. Maar toen het eenmaal zover was, kon ik eindelijk antwoorden gaan vinden op al mijn vragen. Dat werkte voor mijn vader en mij niet alleen bevrijdend. Ik kon de gebeurtenissen daardoor ook beter begrijpen.
De afgelopen jaren zijn er, ook over de rol van Nederland in de bezette periode steeds meer deuren opengegaan. Het zwart-wit verhaal over slachtoffers en helden heeft, binnen die uitersten, nuances en schakeringen gekregen. Begrip voor het leed en de schaamte die de nazaten van NSB’ ers nog altijd met zich meedragen, hoort daarbij. Ook de ongemakkelijke verhalen hebben we nodig om het verleden te verwerken en lessen te trekken voor de toekomst. Ook aan deze tentoonstelling, met werken uit de Rijkscollectie, kleeft dat ongemakkelijke. En roept juist daardoor vragen op:
Waarom werd je als kunstenaar lid van de Kultuurkamer?
Zijn de politieke keuzes van een kunstenaar bepalend voor de waarde van zijn of haar werk?
Zijn deze kunstwerken schuldig of besmet, en kan een kunstwerk überhaupt schuldig of besmet zijn?
Heel goed dat ook jullie, de leerlingen van de vijftien deelnemende scholen, met deze schilderijen aan de slag zijn gegaan. Jullie hebben er, samen met docent en museummedewerker, je éigen vragen bij gesteld. Zoals:
Hoe zou je een verborgen boodschap in een schilderij verwerken?
Maar ook:
Wat is de invloed van social media op ons leven?
Hoe vrij ben je nú als kunstenaar in als je kunst maakt - bijvoorbeeld over het Koningshuis?
Wat zijn nú de ideaalbeelden?
De schilderijen die jullie rond deze thema’s hebben gemaakt, zijn ook te zien op de tentoonstelling.
[Getoond wordt Meisje met de parel met hoofddoek]
Zoals deze tekening - waarin het Meisje met de parel van Vermeer samenvloeit met een beroemde foto van het Afghaanse oorlogsmeisje met de felle ogen. Intrigerend.
Dames en heren,
Ik zei aan het begin dat deze collectie werk toont dat in een periode van onvrijheid is verworven. Meer dan 70 jaar geleden. Altijd, maar zeker ná de recente aanslagen op Charlie Hebdo (en gísteravond nog in Kopenhagen, nota bene bij een debat over vrijheid van meningsuiting) realiseren we ons wat vrijheid van satire, van journalistiek en van kunst ons waard is. Laten we goed kijken naar deze tentoonstelling. Want, om Von Weiszäcker nogmaals te citeren: 'Wie zijn ogen sluit voor het verleden, is blind voor de toekomst.'
Ik wens iedereen heel veel plezier en wijsheid bij deze tentoonstelling.