Toespraak van de minister Schultz van Haegen bij de ondertekening van het verdrag over de zeesluis in Terneuzen
Toespraak van de minister Schultz van Haegen (IenM) bij de ondertekening van het verdrag over de zeesluis in Terneuzen op 5 februari 2015 in Terneuzen..
Excellenties, dames en heren,
In het jargon van ingenieurs is een sluis – net als bijvoorbeeld een brug – een kunstwerk. Dat woord hoor ik als minister van Infrastructuur natuurlijk regelmatig. En in het begin dwalen je gedachten dan nog wel eens af naar een schilderij – naar een Hollandse of Vlaamse meester uit de 16e of 17e eeuw. Ook dat zijn tenslotte prachtige kunstwerken. Maar dat bedoelen ingenieurs meestal niet.
En laten we eerlijk zijn: zo’n enorme sluis is natuurlijk ook een groot kunstwerk. Zeker als je hier – op een kleine ruimte – er nog een nieuwe sluis tussen in gaat bouwen.
Voor mijn collega Ben Weyts en voor mij is dit niet de enige nieuwe sluis die belangrijk is. In de haven van Antwerpen wordt namelijk op dit moment het Deurganckdok gebouwd. Dat wordt de grootste sluis ter wereld – logisch dat daar vanuit de hele wereld grote belangstelling voor is.
En in Nederland gaan we binnenkort beginnen met een nieuwe zeesluis bij IJmuiden, die de haven van Amsterdam de komende decennia bereikbaar houdt voor de grootste zeeschepen. Misschien zijn onze sluizenbouwers – onze ingenieurs - daarmee wel de nieuwe Hollandse en Vlaamse meesters.
We blijven dus kunstwerken bouwen en we doen dat hier in Terneuzen ook over landsgrenzen heen.
Niet letterlijk, want de sluis ligt in Nederland. Maar het sluizencomplex is ook de toegangspoort tot de haven van Gent en we hebben er dus een gezamenlijk belang bij.
En dat we daar gezamenlijk aan gaan bouwen onderstrepen we met een verdrag, dat we zo meteen ondertekenen. Nederland en Vlaanderen zijn het eens over de financiering, de werkverdeling en andere praktische afspraken.
En daarmee kunnen we uiterlijk in het voorjaar van 2017 gaan bouwen, zodat vier jaar later – in 2021 – de eerste schepen ‘geschut’ kunnen worden.
Maar wat zegt zo’n nieuwe sluis nu precies? Want nieuwe infrastructuur is nooit een doel op zich. Het moet altijd iets mogelijk maken: in dit geval scheepvaart – die weer nieuwe verbindingen en nieuwe economische kansen moet scheppen.
En dat gebeurt ook, want we verwachten dat de sluis in de komende eeuw zo’n 220 miljoen euro aan waarde aan deze regio kan toevoegen. Zo’n bedrag is heel abstract, maar hoeveel banen dat betekent is nu eenmaal niet zo makkelijk te berekenen.
Maar dat het banen oplevert, dat staat vast. En dat is natuurlijk goed nieuws: voor Terneuzen en Gent, voor Zeeuws-Vlaanderen, voor Vlaanderen en voor Nederland.
In een Nederlands tv-programma werd de haven van Rotterdam niet zo lang geleden 'de hongerige muil van Europa' genoemd. Maar u kunt zich voorstellen dat die ‘hongerige muil’ nog veel groter wordt als je alle Nederlandse en Vlaamse zeehavens bij elkaar neemt. Want die nemen nu al samen een vijfde van de overslag van EU-zeehavens voor hun rekening.
We hebben dus een gezamenlijk economisch belang en dat maakt het cruciaal om samen te werken aan verbindingen, aan handel en aan bedrijvigheid. Daarom ben ik blij, mevrouw Oen, dat u er bent namens Eurocommissaris Bulc.
Want het is een belangrijke uitdaging om zo te investeren in nationale verbindingen dat er een geolied Europees transportnetwerk ontstaat. Een netwerk waar alle landen baat bij hebben.
In dat netwerk hebben binnenvaart en zeevaart een cruciale plek. Dat vinden wij in Nederland al eeuwen heel gewoon, want we zijn een echt binnenvaartland en een echt zeevaartland.
Ons grote netwerk van rivieren en kanalen was zelfs de reden dat de trein later dan in andere landen een succesvol transportmiddel werd. De hele maritieme sector bepaalt ruim zeven procent van de Nederlandse economie. En is de bron van 1 op de 20 Nederlandse banen.
Bovendien zijn zee- en binnenvaart belangrijk om ons transport duurzamer te maken. De CO2-uitstoot is lager dan bij vrachtauto’s en vliegtuigen. En er liggen veel kansen om met schonere brandstoffen – zoals LNG –te besparen en te innoveren.
Er ligt dus een grote toekomst voor maritiem transport. En daarom hebben de Nederlandse maritieme sector en de overheid de handen ineen geslagen met een gezamenlijke strategie voor de komende tien jaar. Dat is natuurlijk belangrijk voor onze economische positie, maar ik zie ook veel kansen voor samenwerking. Natuurlijk op het gebied van de Nederlandse en Vlaamse zeehavens, maar ook de op de binnenvaartcorridors richting Frankrijk.
Deze bijeenkomst is daarom een mooie kans om samen te zoeken naar concrete kansen en ideeën, zeker in deze regio. Grijp die kansen, maak van de Kanaalzone een ijzersterke plek om te investeren en mee de wereldmarkt op te gaan.
Dames en heren,
Met deze nieuwe sluis schrijven we ook een nieuw hoofdstuk in de relatie tussen Terneuzen en de zeevaart. Een relatie die al eeuwen duurt en prachtige verhalen opgeleverd heeft.
De naam Willem van der Decken kent u misschien niet allemaal – maar burgemeester Lonink weet waarschijnlijk precies wie ik bedoel: de man die wereldwijd berucht is als de kapitein van het spookschip ‘De Vliegende Hollander’.
Wellicht kent u het verhaal – de kapitein sloot onderweg naar Indië een pact met duivel en moest daarom voor eeuwig blijven ronddolen op de wereldzeeën.
Naar verluidt kun je De Vliegende Hollander op volle zee nog altijd tegenkomen, met aan het roer een kapitein uit Terneuzen.
Zo’n volksverhaal is eigenlijk ook een kunstwerk – misschien is het daarom wel een mooi idee om dat andere kunstwerk (de nieuwe sluis) naar hem te vernoemen. Misschien kunnen we hem daarmee eindelijk een eeuwige rustplek geven.
Dank u wel.