Toespraak van de minister Schultz van Haegen bij demonstratie connected driving vrachtwagens in Zwolle
Toespraak van de minister Schultz van Haegen (IenM) bij een demonstratie van zelfrijdende vrachtwagens van Scania en TLN op 9 februari 2015 in Zwolle.
Dames en heren,
Allereerst mijn waardering voor TLN en Scania voor dit initiatief. U zorgt ervoor dat er vandaag voor het eerst in Nederland 3 vrachtwagens als een treintje de openbare weg op gaan. Dat betekent dat we nieuwe stappen zetten naar zelfrijdend vervoer in de praktijk, en dat we echt gaan pionieren!
Daarom gaat het vandaag niet alleen over techniek; het gaat ook over het verkennen van grenzen, het leren door te doen en de noodzaak om internationaal samen te werken.
Want we hebben het over een hele nieuwe technologie die veel mogelijkheden biedt, maar ook veel vragen oproept. Niet alleen technische vragen, maar ook vragen over aansprakelijkheid, over veiligheid, over privacy. En juist nu we aan de voet staan van de ontwikkeling van autonoom vervoer is het belangrijk om vanaf het begin internationaal op te trekken.
Daarom staat deze test van vandaag niet op zichzelf. Ze illustreert de ambitie die Nederland heeft om voorop te lopen met innovatieve mobiliteit.
Met ontwikkelingen als de zelfrijdende auto, maar ook met de auto’s die onderling communiceren of met de wegkant, zie ik grote kansen om de mobiliteit makkelijker, veiliger en schoner te maken.
Het belang is helder: de economie van Nederland is afhankelijk van goede infrastructuur. Daarom blijf ik ook nog volop investeren in ons netwerk met zo’n 6 miljard euro per jaar. Het komend jaar breiden we bijvoorbeeld ons wegennet uit met 237 km. Ongeveer net zoveel als het afgelopen jaar.
Maar minstens zo belangrijk is dat we werken aan een slimmere manier van bereikbaarheid om ook in toekomst tot een van de beste logistieke landen te behoren.
Nederland heeft hiervoor alles in huis. Er is een fijnmazig, compact wegennetwerk, veel kennisinstellingen en een automotive sector. Een ideaal land om als proeftuin te dienen voor allerlei testen.
Onlangs heb ik daar nog één element aan toegevoegd; en dat is ruimte in de regelgeving die het grootschalig testen mogelijk maakt. Ik vind het belangrijk dat we niet alleen ervaring opdoen in een afgesloten omgeving, maar ook in de praktijk van het dagelijks verkeer.
Daarom heb ik vorige maand de regelgeving aangepast zodat het nu juridisch mogelijk is om in Nederland zelfrijdende auto’s grootschalig te testen op de openbare weg. Ruimere regelgeving, bedoeld als uitnodiging aan marktpartijen om initiatief te nemen. Die initiatieven zijn er ook! Dat zien we vandaag! Er liggen ook nog vier andere verschillende testaanvragen, zowel met vrachtwagens als personenauto’s. Ik verwelkom ze met open armen omdat ik het belangrijk vind dat we verschillende technieken een kans moeten geven.
Ik voeg daar graag iets aan toe. Want het gaat mij niet alleen om onze nationale ambitie. Ik vind het minstens zo belangrijk dat we innovatieve mobiliteit ook in internationaal verband oppakken. Er liggen verschillende uitdagingen. Ten eerste denk ik aan uniformiteit in systemen achter de slimme, zelfrijdende auto. We willen natuurlijk dat de zelfrijdende auto ook over de grens kan rijden en dat slimme auto’s ook over de grens met elkaar en met de wegkant kunnen communiceren.
Ik daag dan ook de marktpartijen uit om een gezamenlijke strategie op te zetten. Ik ga binnenkort op bezoek bij de board van de Europese autofabrikanten [ACEA] in Geneve om dit punt te bespreken en ze ook te vragen wat zij nodig hebben op Europees niveau om de zelfrijdende auto mogelijk te maken.
Ook was ik vorige week bij BMW in München op werkbezoek om deze nieuwe ontwikkeling te bespreken. Duidelijk is dat zij ook kansen zien, maar dat er ook in deze fase nog heel veel vragen zijn: hoe kunnen we tot standaardisering komen? Wat doet de overheid en wat laten we over aan de markt?
Complexe vragen waar we ook nu nog geen antwoord op hebben. Maar die complexiteit mag geen rem zijn op het pionieren en het learning by doing. Alleen door op een verantwoorde manier te experimenteren in de praktijk zullen we verder komen. Zeker als we die ervaringen uitwisselen met andere landen.
Dat geldt zeker voor de tweede internationale uitdaging: uniformiteit in regelgeving. Welke voorwaarden stellen we aan zelfsturende auto’s? Wanneer mogen ze de openbare weg op? We moeten voorkomen dat er een lappendeken ontstaat en dat ieder land verschillende eisen gaat stellen aan de auto-industrie. Daarom wil ik dat we de nieuwe praktijkervaringen ook delen met andere koplopers, zoals Duitsland en Zweden. Op die manier kunnen we tot een gezamenlijke internationale agenda komen voor innovatieve mobiliteit. Het Europees voorzitterschap van Nederland in de eerste helft van 2016 is een goede gelegenheid om dit onderwerp bij de kop te pakken.
Daar hoort ook bij dat we bestaande internationale verdragen tegen het licht moeten houden om het testen mogelijk te maken. Heel concreet bedoel ik het verdrag van Wenen dat sinds 1968 bestaat om internationaal verkeer te vergemakkelijken. Er staan afspraken in over de minimumeisen aan verkeersregels, voertuigen en bestuurders.
Natuurlijk kon men toen de huidige technologie niet voorzien. Sterker nog: bij internationaal verkeer had men ook paard en wagen voor ogen. Ik citeer één van de bepalingen: 'Every driver shall at any time be able to control his vehicle or to guide his animals.'
Het verdrag heeft een update nodig om de marktintroductie van zelfrijdend vervoer mogelijk te maken. Daarom zijn we in internationaal verband aan het onderzoeken op welke manier we het verdrag zouden kunnen aanpassen.
Tot slot.
We zijn op alle fronten aan het pionieren met slimme mobiliteit. Op nationaal en internationaal niveau. Gelukkig kunnen we dat vandaag ook in de praktijk, want daar gaat het natuurlijk om. Nogmaals, mijn waardering voor de initiatiefnemers Scania en TLN. Ik ben zeer benieuwd naar de test en de eerste ervaringen en ik wens u veel succes!