Toespraak van staatssecretaris Dijksma bij de opening van de tentoonstelling Foodtopia
Toespraak van de staatssecretaris Dijksm (EZ) bij de opening van de tentoonstelling Foodtopia in Museum Boerhaave in Leiden op 5 februari 2015.
Dames en heren,
Het Bintje. Een Hollandse merknaam die wereldwijd bijna even bekend werd als Heineken. Eind negentiende eeuw werd het aardappelras ontdekt door boerenzoon en hoofdonderwijzer Kornelis Lieuwes de Vries. Hij combineerde zijn schoolwerk met veredeling. Zo kweekte hij het productieve ras, dat hij noemde naar zijn favoriete leerling. Miljoenen mensen in Europa en daarbuiten hebben zijn aardappelen gegeten en de bintjes hebben voor miljarden bijgedragen aan onze economie.
Het bintje van De Vries werd decennia lang gezien als een betrouwbaar, beschikbaar en universeel bruikbaar aardappelras –zowel geschikt om te koken als om friet van te maken. Nederlandse onderzoekers zoeken eigenlijk al honderden jaren naar hoe ze onze voedselvoorziening volgens die drie B’s kunnen verbeteren. En dat zullen ze ook in de toekomst blijven doen.
Museum Boerhaave eert met deze tentoonstelling honderd jaar Nederlandse onderzoekers en hun vindingen. Onze voedselvoorziening is in die tijd flink veranderd. Van de industrialisering en schaalvergroting in de landbouw en visserij tot de veranderde wensen van de consument. Innovaties leidden daarbij tot ander aanbod, andere productiemethoden en consumptiepatronen.
Maar die ontwikkelingen brengen ook risico’s met zich mee voor onze gezondheid en voor het milieu. Hoe kun je weten of een product veilig en gezond is, als je niet weet waar de ingrediënten vandaan komen? Hoe houden we de leefomgeving gezond als de vraag naar vlees op ons bord blijft stijgen? En hoe zorgen we ervoor dat de hele wereldbevolking voldoende en goed kan eten?
De Nederlandse agrofoodsector is wereldwijd toonaangevend. We lopen voorop in de productiviteit van onze landbouw en in technologie en innovatie. Dat schept ook verplichtingen. Want de Nederlandse voedselbranche is onlosmakelijk vervlochten met het buitenland. Vanuit haar kracht kan ze een belangrijke bijdrage leveren aan mondiale voedselzekerheid en aan het toekomstbestendig maken van onze voedselproductie.
De overheid heeft vernieuwing in de sector steeds zoveel mogelijk gestimuleerd en gefaciliteerd. Dat begon al in de tijd van Kornelis Lieuwes de Vries.
Dames en heren,
Aan het begin van de vorige eeuw werd kennis over landbouw en veeteelt nog slechts overgedragen van boerenvader op boerenzoon. Daar kwam een einde aan toen een commissie van politici en academici stelde dat het met de kennis van landbouw in Nederland slecht was gesteld. De overheid ging investeren in landbouwvakonderwijs en experimenten in de land- en tuinbouw. Ook informeerden voorlichters van de overheid de boeren over de laatste ontwikkelingen. Zij fietsten van erf naar erf en van boerenbijeenkomst naar boerenbijeenkomst. Daar hoorden zij waar de boeren tegenaan liepen en zo konden zij zorgen dat onderzoek aansloot op de praktijk en vice versa.
In de twintigste eeuw – en vooral na de Tweede Wereldoorlog – ging de Nederlandse land- en tuinbouw steeds meer exporteren. Zeer innovatieve vindingen zorgden dat de landbouw en veeteelt veel efficiënter werd. Zo kon dankzij een nieuwe ploeg mest onder de aarde worden gebracht,
en maakte kunstmatige inseminatie snellere genetische vooruitgang mogelijk. Overheid, boerenorganisaties en bedrijfsleven werkten samen om deze innovaties bij de boeren te introduceren. De landbouw hogeschool in Wageningen ontwikkelde zich in die tijd tot toonaangevende universiteit en gaf daarmee ook een enorme impuls aan de vernieuwing van de sector.
De Nederlandse aardappelteelt kon dankzij deze samenwerking grote economische betekenis krijgen. De werktuigbouwkundige Abe Gerlsma ontwikkelde een aantal innovatieve landbouwmachines zoals de aardappellooftrekker en de snarenbedpootmachine. De ontwerpen van deze machines worden nu nog over de hele wereld gebruikt. Het succes van de sector was mede te danken aan talrijke innovaties bij de veredeling, teelt, verwerking en bewaring. Nederlands pootgoed en aardappelproducten gaan nu de hele wereld over.
Ook de zuivelsector kon zijn aandeel in de wereldmarkt veroveren dankzij vernieuwing. Veehouders en melkverwerkers hebben de zuivelketen voortdurend vernieuwd. Een goed voorbeeld is de melkrobot. Bedrijven en onderzoekers hebben deze vanaf begin jaren tachtig, met hulp van mijn ministerie, ontwikkeld.
Nu is deze machine gangbaar geworden in de melkveehouderij. Hierdoor is het melken voor de boer minder zwaar en tijdrovend. Bovendien is het ook nog eens stuk hygiënischer. Een andere uitvinding controleert elektronisch via de melk de gezondheid van de koe. Zo kan zij bij ziekte tijdig worden behandeld en kan de kwaliteit en productie van de melk worden gewaarborgd. Tot slot passen verwerkingsbedrijven geavanceerde scheidingstechnieken toe om componenten uit zuivel, zoals hoogwaardige eiwitten, te isoleren en te verwerken in producten als babyvoeding en sportdrank.
Dames en heren,
De Nederlandse agrofoodsector is in honderd jaar tijd internationaal toonaangevend geworden. We hebben nu zelfs één van de beste landbouwuniversiteiten ter wereld. Dat kon alleen dankzij de goede samenwerking tussen boeren, bedrijfsleven, overheid, onderzoek en onderwijs. Ook in de toekomst zullen zij op die manier de wereld nog vaak verbazen.
De mogelijkheden lijken onbegrensd. We halen straks onze eiwitten niet meer alleen uit vlees maar ook uit algen en insecten. En we zullen vlees gaan kweken.
Ruim anderhalf jaar geleden presenteerde een Nederlandse wetenschapper al de eerste hamburger van gekweekt vlees. Allemaal technologische vernieuwingen die kansen bieden. Nederland kan daarmee in de toekomst veel geld verdienen. Ook kan en moet onze kennis en expertise bijdragen om in 2050 de wereldbevolking van negen miljard mensen van goed en voldoende voedsel te voorzien. Zonder dat we daarbij onze aarde al te veel schade toebrengen. Maar het is niet de enige uitdaging waar toekomstige generaties voor zullen staan. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid wees er onlangs op dat we steeds minder goed weten waar ons voedsel vandaan komt: steeds meer verschillende bedrijven uit verschillende landen zijn betrokken bij de vervaardiging van één product. Dat brengt risico’s voor de voedselveiligheid met zich mee. Want we moeten niet alleen zorgen voor voldoende voedsel, maar ook gezond, veilig en duurzaam voedsel. Uiteraard ziet de overheid daarop toe. Om de Nederlandse sector alle ruimte te geven om aan die toekomstige uitdagingen bij te dragen:
- bevordert het kabinet met het topsectorenbeleid de samenwerking tussen onderzoek, onderwijs en bedrijfsleven. De sectoren waarmee Nederland wereldwijd uitblinkt, willen we nog sterker maken. Agri & Food is één daarvan.Dit houdt in dat de overheid samen met bedrijven en de wetenschap gericht werkt aan voedselinnovatie;
- ook heeft Nederland zich ingespannen voor het oprichten van een alliantie voor klimaatslimme landbouw. Meer dan zeventig partijen – overheden, bedrijven, wetenschappers en ngo’s – bundelen hun krachten om boeren te helpen de landbouwproductie op duurzame wijze te verhogen en weerbaar te maken tegen de effecten van klimaatsverandering. Ook kijken we samen hoe we de broeikasgasuitstoot van voedselproductie kunnen terugdringen;
- tot slot zwengel ik graag het debat over voedsel aan. Waar het eten op ons bord vandaan komt, hoe het wordt geproduceerd, is volop onderwerp van discussie. Dat debat mag van mij nog intensiever, zowel in ons eigen land als daarbuiten. En daar moeten wij, de politiek en de overheid, ons volop in mengen. Want de toekomstige ontwikkelingen bieden kansen, maar vragen ook om, soms lastige, keuzes. In een uitgebreide reactie op het WRR-rapport, gaat het kabinet daar verder op in.
Dames en heren,
Nederland heeft veel te danken aan samenwerking, maar we vergeten de individuele uitvinder niet. Kornelis Lieuwes de Vries mocht honderd jaar geleden niet in de tuin van de school zijn aardappelen kweken en moest uitwijken naar een ander landje. Nu ben ik ambassadeur van het innovatieve bedrijf Solynta, dat aardappels gaat telen uit zaad en niet uit pootaardappelen – zoals tot nu toe gebruikelijk. Ik hoop vernieuwers als Solynta nu alle mogelijkheden te kunnen geven om hun ideeën uit te werken en de internationale markt te bestormen. Zodat zij volop kunnen bijdragen aan onze export en aan de voedselvoorziening van de toekomst!
Ik dank u wel.