Toespraak van viceminister-president Asscher tijdens de Nationale Holocaust Herdenking
Toespraak van viceminister-president Asscher tijdens de Nationale Holocaust Herdenking bij het Spiegelmonument 'Nooit meer Auschwitz' op 25 januari 2015 in Amsterdam.
Dames en heren,
Ik voel me hier altijd klein. De geschiedenis van de Jodenvervolging is verpletterend; hoe meer ik ervan weet, hoe minder ik ervan begrijp.
We zijn hier met mannen en vrouwen die de verschrikkingen aan den lijve hebben ondervonden. Mensen die weten hoe het was. Die de kampen hebben overleefd. Die waren ondergedoken.Mannen en vrouwen voor wie ik eerbied heb.
Ik hoor tot de generatie die met verbijstering naar hun verhalen luistert, en zich iedere keer de eeuwige vraag stelt: hoe hebben mensen elkaar dit aan kunnen doen?
Vandaag herdenken we de bevrijding van Auschwitz. Zeventig jaar geleden.
Daar is toen een foto gemaakt, die op je netvlies gebrand blijft staan. Een zwart-wit foto. Van bevrijde kinderen. In veel te ruime kampkleding.
Eén van die kinderen is Eva. Ze is negen jaar als ze met haar familie naar Auschwitz wordt weggevoerd. Vader, moeder, drie zussen.
Op het perron wordt ze er met haar zusje Miriam uitgepikt.
'Tweeling?' vraagt een SS’er. Hun moeder huivert. 'Ja.'
Ze worden weggerukt en, met andere tweelingen uit de trein, naar het kamp gebracht. Daar wordt hun haar geknipt en hun huid gebrandmerkt. Eva krijgt nummer A-7063.
Tweelingen die al weten wat er gebeurt, vertellen de meisjes wat geen kind kan begrijpen. 'Daar zijn de gaskamers. Daar verbranden ze de doden. En hier voert doctor Josef Mengele medische experimenten uit op tweelingen. Jullie zullen hem morgen zien...'
Je hoeft de gruwelijke details niet te horen om al ineen te krimpen. Hoe moet dat kleine meisje zich hebben gevoeld? Hoe moeten haar ouders zich hebben gevoeld? En toen moest het ergste nog komen.
Eva Mozes heeft later verteld over haar ervaringen. Over de medische experimenten. Over het kamp. En over haar bevrijding door de soldaten van het Rode leger, 27 januari 1945, vier dagen voor ze tien werd.
'De soldaten gaven ons koekjes en chocola.' Maar wat nog meer voor haar betekende: 'Ze omhelsden ons.'
Dat was de menselijke warmte waar ze naar gehunkerd had sinds ze bij haar ouders was weggerukt. Zonder de kans om afscheid te nemen. Zonder die kus, die knuffel die ze de rest van haar leven zo vreselijk zou missen.
Je hoeft alleen maar aan dat kleine meisje te denken om in je hele lijf te voelen: dat nooit weer.
Dat brengt de verplichting mee ons daarvoor in te zetten. Hier hoort ieder kind, ieder mens zich veilig te voelen. Hier mag je zijn wie je bent.
Auschwitz is een waarschuwing voor wat er kan gebeuren als we ons daar níét voor inzetten; als we wegkijken voor antisemitisme en discriminatie.
Een waarschuwing die nog steeds nodig is.