Wat verandert er per 1 januari 2015 bij OCW?
Met ingang van 1 januari 2015 gaat een aantal wijzigingen in, waar met name bestuurders, bibliotheken en hun gebruikers, wetenschappers, bedrijven, scholen en leerlingen in het mbo en leerlingen en personeel van basisscholen mee te maken (kunnen) krijgen. Hieronder een overzicht:
Verlaging maximumsalarissen onderwijs-, cultuur- en omroepbestuurders
Per 1 januari 2015 gaan de bezoldigingsmaxima van bestuurders in het onderwijs, de cultuursector en de media omlaag. Dit hangt samen met de wet normering topinkomens die op 1 januari wordt aangepast. De maxima voor bestuurders in het hbo, mbo en voortgezet onderwijs worden verlaagd naar € 178.000. Ook bestuurders van de publieke omroepen en bestuurders uit de cultuursector gaan maximaal € 178.000 verdienen.
Nieuwe bibliotheekwet
Op 1 januari 2015 gaat de nieuwe Bibliotheekwet in. De huidige wet gaat nog uit van de bibliotheek waar je alleen fysieke boeken kunt lenen. Maar de meeste bibliotheken zien er tegenwoordig anders uit. In de toekomst zijn openbare bibliotheken plekken waar iedereen terecht kan voor kennis en informatie. De wet biedt ook de garantie dat gemeenten niet zomaar de bibliotheek kunnen sluiten. Dat kan alleen als zij afspraken hebben gemaakt met de bibliotheek van de buurgemeente.
Overheveling buitenonderhoud
Met ingang van 1 januari 2015 wordt het budget voor het buitenonderhoud en de aanpassing van primair onderwijsgebouwen overgeheveld van gemeenten naar schoolbesturen. Schoolbesturen worden daarmee verantwoordelijk voor het gehele onderhoud van schoolgebouwen, zowel aan de binnen- als aan de buitenkant. Dit vermindert de bureaucratie. Bovendien wordt het aantrekkelijker om te investeren in maatregelen die de school energiezuiniger maken, omdat de scholen zelf profiteren van een lagere energienota.
€ 50 miljoen voor binnenhalen Europees onderzoeksgeld
Vanaf 2015 wordt structureel € 50 miljoen beschikbaar gesteld voor onderzoekers van hogescholen, universiteiten en publieke kennisinstellingen die Europese onderzoeksubsidies binnenhalen. Wanneer aan een onderzoeker een Europese subsidie wordt toegewezen, is dit in veel gevallen niet voldoende om het gehele onderzoek te kunnen uitvoeren. De instelling betaalt dan de kosten voor bijvoorbeeld de faciliteiten, die niet worden vergoed door de subsidie. Dit heet matching. Hogescholen, universiteiten en kennisinstellingen ervoeren de afgelopen jaren een hoge matchingsdruk, die nu verlicht wordt met deze bijdrage van € 50 miljoen.
Nieuwe tranche investeringsfonds
In januari 2015 start de nieuwe aanvraagronde voor het regionaal investeringsfonds. Bedrijven die samen met mbo-instellingen willen investeren in innovatief beroepsonderwijs kunnen een aanvraag indienen. Het fonds maakt deel uit van het Techniekpact en is bedoeld om mbo-scholen en bedrijfsleven te stimuleren samen in en met de regio te investeren in onderwijs waar studenten leren werken met moderne materialen en technieken op school, zodat zij beter worden voorbereid op de toekomstige praktijk. De vorige aanvraagronde kon op veel belangstelling rekenen; gezamenlijke plannen van ruim 30 mbo-instellingen, meer dan 300 bedrijven en regionale overheden werden uiteindelijk gehonoreerd. Met het regionaal investeringsfonds stelt minister Bussemaker in 4 jaar tijd in totaal € 100 miljoen beschikbaar voor innovatieve samenwerking in het beroepsonderwijs. Voorwaarde is dat de subsidie door regionale overheden en bedrijfsleven wordt aangevuld met 2/3 cofinanciering.
Overdracht wettelijke taken van de kenniscentra
De wettelijke taken van de kenniscentra (ervoor zorgen dat er voldoende leerwerkplekken van voldoende kwaliteit zijn, bijdragen aan de kwalificatiestructuur) worden overgedragen in 1 centrale organisatie, de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). De kenniscentra zijn verantwoordelijk voor het werven, erkennen en ondersteunen van bedrijven, waar (v)mbo-leerlingen terecht kunnen voor het praktijkdeel van hun opleiding. De nieuwe organisatie moet zorgen voor een efficiëntere afstemming tussen onderwijs en het regionale bedrijfsleven. In de SBB werken het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en het bedrijfsleven samen en maken zij onder andere afspraken over de vraag vanuit de arbeidsmarkt, de inhoud van de opleidingen en diploma-eisen.