Gewelddadige jihadist verliest Nederlanderschap
De minister van Veiligheid en Justitie kan straks zonder voorafgaande strafrechtelijke veroordeling het Nederlanderschap intrekken van jihadisten die in het buitenland meevechten met een terroristische organisatie. Bij terugkeer naar Nederland kunnen deze jihadisten immers een direct gevaar vormen voor de nationale veiligheid. In zo’n geval is een snelle reactie geboden en kan met het intrekken van het Nederlanderschap niet worden gewacht tot iemand is teruggekeerd en veroordeeld.
Dit blijkt uit een wetsvoorstel dat minister Opstelten (Veiligheid en Justitie) voor advies heeft gestuurd naar verschillende instanties, waaronder de Raad voor de rechtspraak. De nieuwe regeling vloeit voort uit het actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme dat hij eerder dit jaar naar de Tweede Kamer stuurde. Dit actieprogramma was nodig, met het oog op de toegenomen dreiging van internationaal jihadistisch terrorisme en de gevolgen daarvan voor Nederland.
Intrekking van het Nederlanderschap wordt mogelijk, zodra iemand zich aansluit bij een groepering die voorkomt op een specifieke lijst met terroristische organisaties. Kernpunt is dat deze groeperingen een bedreiging moeten vormen voor de nationale veiligheid. Hiervan is sprake als de organisatie zich keert tegen de Nederlandse samenleving - of breder: de westerse samenleving - en voor het bereiken van haar idealen de inzet van geweld niet schuwt. Voorbeelden van dit soort organisaties zijn ISIS en Al Qaida. Deze lijst wordt vastgesteld door de Rijksministerraad en openbaar gemaakt. Zo kunnen jihadisten weten wat de gevolgen zijn, als ze met zo’n organisatie mee gaan doen.
Als eenmaal het Nederlanderschap is ingetrokken, zal de jihadist ook tot ongewenst vreemdeling worden verklaard. Deze beide maatregelen vullen de huidige - strafrechtelijke - mogelijkheden aan om terrorisme te bestrijden. Ze verhinderen een legale terugkeer naar Nederland en het Schengengebied.
Of de jihadist zich heeft aangesloten bij een terroristische organisatie die op de lijst staat, kan blijken uit verschillende bronnen. Bijvoorbeeld uit ambtsberichten van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, informatie van het Openbaar Ministerie (afgetapte sms- en telefoonberichten) en openbare bronnen, zoals weblogs of videobeelden op internet. In ieder geval moet helder zijn dat iemand zich fysiek bij de terroristische organisatie heeft aangesloten; virtuele aanwijzingen alleen zijn niet voldoende. Het is aan de minister om alle informatie te wegen en te beslissen of deze volstaat om het Nederlanderschap in te trekken.
Een dergelijke maatregel is ingrijpend en vereist een zorgvuldige belangenafweging, ook met het oog op de rechtsbescherming. De minister vindt een rechterlijke toetsing van het besluit van groot belang. Daarom zal hij de rechtbank in kennis stellen van het intrekkingsbesluit als de persoon in kwestie niet zelf binnen 4 weken beroep aantekent. Dit betekent dat de rechter altijd zijn oordeel kan geven. Tegen de uitspraak van de rechtbank is hoger beroep mogelijk bij de Raad van State.