Fiscale-eenheidsregime aangepast
Het gerechtshof in Amsterdam heeft op 11 december 2014 uitspraak gedaan in 3 zaken over de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting.
De uitspraak vloeit voort uit zogeheten prejudiciële vragen die het gerechtshof eerder heeft gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie over het Nederlandse fiscale-eenheidsregime in de vennootschapsbelasting. Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat het huidige fiscale-eenheidsregime op punten tekort schiet. Het Hof van Justitie oordeelde dat het ook mogelijk moet zijn dat een fiscale eenheid wordt gevormd tussen een Nederlandse moedermaatschappij en Nederlandse kleindochtermaatschappijen terwijl 1 of meer (tussen de moedermaatschappij en de kleindochtermaatschappijen hangende) dochtermaatschappijen in het buitenland zijn gevestigd. Verder heeft het Hof van Justitie geoordeeld dat ook een fiscale eenheid moet kunnen worden gevormd tussen in Nederland gevestigde zustermaatschappijen als de moedermaatschappij in het buitenland is gevestigd. Het gerechtshof in Amsterdam sluit in de bovengenoemde uitspraken hierbij aan.
Staatssecretaris Wiebes van Financiën zal geen beroep in cassatie instellen tegen de uitspraak van het gerechtshof in Amsterdam. Het fiscale-eenheidsregime in de vennootschapsbelasting zal worden aangepast teneinde dit in overeenstemming te brengen met het Europese recht. Een daartoe strekkend wetsvoorstel zal in de 1e helft van 2015 bij het parlement worden ingediend.
Door verschillende belastingplichtigen zijn al concrete verzoeken gedaan om in voorkomende situaties een fiscale eenheid te kunnen vormen. Via een op korte termijn uit te brengen beleidsbesluit zal staatssecretaris Wiebes goedkeuren dat de Belastingdienst zulke verzoeken, vooruitlopend op wetgeving, kan inwilligen. In het beleidsbesluit wordt aangegeven onder welke omstandigheden en met inachtneming van welke vereisten in de hiervoor genoemde ‘buitenlandsituaties’ een fiscale eenheid tussen de in Nederland gevestigde vennootschappen mogelijk zal zijn en wat de gevolgen van een dergelijke fiscale eenheid zijn. In dit beleidsbesluit en de komende wetgeving wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de voorwaarden en de uitwerking van het bestaande fiscale-eenheidsregime. De uitbreiding van het fiscale-eenheidsregime wordt beperkt tot ‘buitenlandsituaties’ in relatie tot andere lidstaten van de Europese Unie, Noorwegen, Liechtenstein en IJsland.