Toespraak van de Commandant der Strijdkrachten tijdens het jubileumcongres van de Diensten Geestelijke Verzorging

Toespraak tijdens het jubileumcongres van de Diensten Geestelijke Verzorging door de Commandant der Strijdkrachten, generaal T.A. Middendorp op donderdag 27 november 2014 te Amsterdam.

Majesteit,  excellenties,  beste geestelijk verzorgers van de Nederlandse krijgsmacht,
dames en heren,

Allereerst wil ik u allen van harte feliciteren met honderd jaar geestelijke verzorging.

Honderd jaar geleden, in 1914,  was het Koningin Wilhelmina die bij Koninklijk Besluit de geestelijke verzorging binnen de krijgsmacht instelde. De Eerste Wereldoorlog was net uitgebroken en zogenaamde zielzorgers moesten zich ontfermen over gewonde en stervende militairen.

De vier Nederlandse legerdivisies kregen elk één aalmoezenier en twee veldpredikers. Een bescheiden begin van een indrukwekkend groeitraject. Veel veranderde in die honderd jaar, maar één ding bleef ongewijzigd;  de zorg voor de individuele militair stond en staat centraal.

Wat wel veranderde was de invulling van die zorg.

Uw eerste voorgangers in de krijgsmacht waren echte pioniers. Zij moesten - tastend en zoekend - hun eigen weg zien te vinden.  Het was learning by doing. Zo richtte de zorg zich in die beginjaren vooral op het brengen van het Woord van God naar de militair. Het was vooral het zendingsaspect dat initieel voorop stond.

Dat veranderde in de loop van de tijd, naarmate de legertop de zielzorgers ook om andere redenen graag zag komen. Zo stelde een toenmalige generaal, en ik citeer:

'Ze verrichten goed werk met het hoog houden van het zedelijk peil onder de manschappen.
In het leger kan er van alles ontsporen.'

Maar voor de soldaten was het wel even wennen zo’n ‘dominee-majoor’ of ‘aalmoezenier-majoor’,
waar zij vertrouwelijkheid mee moesten aangaan. Aalmoezenier Padberg schreef in zijn biografie: 'Toen de soldaat in de biechtstoel neerknielde en in het halfduister niet de zwarte toga opmerkte, maar wel de kraag met streep en blinkend sterretje, sprong hij opeens weer achter het gordijntje vandaan:  ‘Jongens, ze nemen je beet! D’r zit een majoor in!’'

Uiteindelijk bleef Nederland buiten de Eerste Wereldoorlog en sloeg de verveling toe tijdens de vier jaar lange mobilisatie. De veldpredikers kregen ineens totaal andere vragen op hun bordje.

'Wat doen we hier? Waarom zijn we zó lang gemobiliseerd?'

Meer en meer moesten de pastoors de manschappen ook motiveren. Ze legden daarvoor soms grote afstanden af. Wel goed voor de conditie. Zo schreef een veldprediker dat hij op een gemiddelde zondag zo’n zestig kilometer per fiets aflegde om vier toespraken te houden. De tijden zijn veranderd…

In de periode tussen de beide wereldoorlogen kwam de zorg voor militairen - mede door bezuinigingen - op een laag pitje te staan. Voor de meeste zielzorgers gold slechts een opkomstplicht bij oorlogsdreiging.

Maar toen brak de oorlog uit.

In de meidagen van 1940 verrichten de geestelijke verzorgers voor het eerst directe zorg aan gewonden en stervenden. De legerpredikanten dwongen diep respect af. Zo reisden twintig vrijwillige predikanten mee met Nederlandse krijgsgevangenen die worden afgevoerd naar Duitsland en Polen.

Zij waren van mening dat ze de militairen bij moesten staan. Ook daar. Ook als ze daarmee hun eigen dood tegemoet gingen. U kunt zich voorstellen dat dat veel respect en goodwill opleverde.

Het erbij zijn, is nog altijd een leidend principe bij geestelijk verzorgers.

Ook - of misschien wel met name - in moeilijke tijden.

Samen met de militairen het veld in, samen op missie, samen teleurstellingen en tegenslagen verwerken. Zien wat zij meemaken. Daardoor ontstaat er op een heel natuurlijke manier contact en acceptatie. Dat hoeft lang niet altijd in de vorm van diepgravende gesprekken. Vooral de herkenning en erkenning die dit geeft bij militairen is van onschatbare waarde.

Na de oorlog stond de noodzaak van de Geestelijke Verzorging dan ook niet meer ter discussie. De geestelijke verzorging werd verder versterkt met rabbijnen.

De geestelijke verzorgers betekenden veel voor de meer dan 100.000 militairen die werden ingezet in Nederlands-Indië. Een langdurige en aangrijpende inzet die veel betekende voor de militairen.
En dan is het fijn als er een deur is waar je altijd kunt aankloppen.

Het aantreden van humanistische raadslieden in 1964 betekende een omslag in de geestelijke verzorging. De veranderende samenstelling van de samenleving vond z’n weerslag in de aanstelling van niet-christelijke zielzorgers.

De val van de Muur luidde de volgende verandering in. In 1996 schortte Nederland de opkomstplicht op en werkten de geestelijke verzorging niet langer onder dienstplichtigen, maar onder beroepsmilitairen.

Er volgde een periode met een toenemend scala aan missies. De geestelijk verzorger volgde op de voet en was in alle missiegebieden aanwezig. En met de verdere verkleuring van de levensbeschouwelijke kaart in Nederland, traden in 2003 en 2009 ook hindoestaanse pandits en imams aan als geestelijk verzorger.

Een groot deel van die tijd heb ik zelf meegemaakt. Ik heb de rol van de geestelijke verzorging zien groeien en ben die steeds meer gaan waarderen.

Zo werkte ik als compagniescommandant in het Duitse Seedorf veel samen met aalmoezenier Jeffrey Vincentie. Ik was een jonge en enthousiaste kapitein, die dag en nacht leefde voor zijn eenheid. Die de lat hoog legde en altijd voor het maximale ging.

Aalmoezenier Vincentie wist wat er leefde in de eenheid en hield mij regelmatig de spiegel voor als ik weer wat overenthousiast dreigde te worden. Hij was de thermometer in mijn eenheid. Hij leerde mij hoe je hard met een 'd' en met een 't' moet schrijven. Hij leerde mij doseren en tijdig gas terug nemen.     Hij hield mij bij de les en daar ben ik hem nog altijd dankbaar voor.

Met de toenemende ernst van onze missies heb ik de rol van de geestelijke verzorging verder zien groeien. We hebben geleerd dat we als professioneel militair niet alleen onze skills and drills moeten beheersen, dat we niet alleen fysiek fit moeten zijn en voor elkaar door het vuur moeten gaan, maar dat we dat alleen kunnen als we ook geestelijk fit blijven.

Niet voor niets draagt vormingscentrum Beukbergen het motto ‘Als je leert schieten, moet je ook leren praten’.

Wij maken aangrijpende dingen mee. En dan kan je wel stoer doen of er niets aan de hand is, maar het raakt zelfs de meest geharde militair.

Het hoort bij je professionaliteit als militair om dat te verwerken, om het een plekje te geven, om open te staan voor de ervaringen van anderen.

Ik heb gezien dat er vooral tijdens missies grote behoefte is aan momenten van reflectie. Aan momenten om samen te vieren, te bidden en te delen. Vaak gebeurt dat onderling, met de buddies in jouw groep. Maar soms is het prettiger om met iemand te praten die losstaat van de hiërarchie.
Waar je je verhaal kwijt kunt.

Tijdens missies komt het erop aan, worden we geconfronteerd met leven en dood. En gaan mensen meer nadenken over wie - en wat - er nou echt van waarde in hun leven is. De geestelijk verzorger is als geen ander in staat om militairen bij dit soort vragen te begeleiden.

Maar ook om militairen op het spoor te houden na ingrijpende gebeurtenissen. Begin april 2009 sloeg voor mijn ogen een raket in op Kamp Holland. De soldaat Azdin Chadli kwam om het leven en vier anderen raakten gewond. Een halve groep viel in één keer weg. U kunt zich voorstellen wat voor een impact dat had. Niet alleen op iedereen die daarbij betrokken was, maar ook op de rest van dat peloton.

Zij stonden nog aan het begin van de missie en moesten de draad weer zien op te pakken. Samen stonden ze sterk en sleepten ze elkaar er doorheen. Samen namen ze afscheid van Azdin en van hun gewonde kameraden. Samen gingen ze enkele dagen later de poort weer uit om hun werk te doen.

Zonder wraakgevoelens gingen zij weer aan de slag en hebben ze een einde gemaakt aan die raketdreiging. Samen groeiden ze uit tot een van de sterkste pelotons van de battle group. En samen komen ze nog ieder jaar op 6 april bij elkaar om hun kameraad Azdin te herdenken met zijn familie.

De begeleiding van de geestelijk verzorgers was hierbij essentieel. Ze waren aanwezig zonder zich op te dringen.  Altijd een luisterend oor. Een troostende arm.

Zij zorgden voor een waardige 'ramp ceremony', een waardig afscheid van een gevallen kameraad.

Dames en heren,

Anno 2014 is er geen enkele twijfel over het belang van de Geestelijke Verzorging.

Met de aanwezigheid van protestanten, katholieken, humanisten, rabbijnen, hindoestaanse pandits en imams, staat er een volwaardige Dienst Geestelijke Verzorging. Een Dienst die de diversiteit in de samenleving weerspiegelt.

En bovendien één die deel uit maakt van een zorgketen, samen met arts, psycholoog en maatschappelijk werker. De integrale aanpak van zorg en nazorg voor de militair is echt iets om trots op te zijn. Ik durf te stellen dat Nederland voorop loopt in de begeleiding van militairen voor, tijdens en na missies.

De Dienst Geestelijke Verzorging speelt daarin een belangrijke rol. Een rol die zich ook in de toekomst zal blijven ontwikkelen en die niet op zichzelf staat. Het aantal zorginstanties neemt toe en het is dus zaak te blijven zoeken naar de synergie en continuïteit in het zorgveld.

Hoe beter de zorgverleners van elkaars werk op de hoogte zijn en daar rekening mee kunnen houden, hoe beter de zorg voor het individu wordt.

Ik begrijp dat het beroepsgeheim enorm belangrijk is. En dat u als ‘nuldelijns-verzorger’ binnen de zorgketen een bijzondere plek inneemt. Het feit dat u niet aan dossiervorming doet, is voor militairen een belangrijke reden om bij u aan te kloppen.

En uiteraard moeten vertrouwelijke zaken, vertrouwelijk blijven.

Toch hebben we er ook belang bij dat militairen niet tussen de wal en het schip vallen bij overplaatsingen of bij de overgang naar de maatschappij. Een goede en warme overdracht is daarbij cruciaal, ook om te voorkomen dat een militair bij iedere zorgverlener weer met een blanco pagina moet beginnen.
Ik weet zeker dat u daar een antwoord op weet te vinden. De GV staat als een huis en u laat als veelkleurige Geestelijke Verzorging aan de samenleving zien, dat je als verschillende religies en levensovertuigingen prima kunt samenwerken.
Een jubileumfeest als deze is daar een prachtig voorbeeld van. Ik hoop dat u verder zult gaan op dit pad. Bijvoorbeeld door met elkaar, waar mogelijk, de interreligieuze dialoog aan te gaan.
Want de waarde van ieders levensbeschouwing en de impact hiervan op wie we zijn en wat we doen,
hoe we met elkaar omgaan en de ander zien, kunnen we niet genoeg onderkennen.

Dames en heren,

Ik ga afronden. En dat doe ik met het verhaal van Juul Platenburg. Misschien kent u het, want zijn ervaringen zijn gebruikt binnen het project YourSong.

Na zijn laatste uitzending naar Uruzgan, raakt hij de weg kwijt. Zijn relatie loopt stuk en hij is naarstig op zoek naar stabiliteit. Hij beseft dat het roer om moet en gaat in gesprek met een raadsvrouw. Zij vraagt hem wat de militaire drill is als je de weg kwijt bent. Zonder na te denken antwoordt hij:

‘Terug naar het laatst bekende punt en kaartstudie doen.’

Het leidt er uiteindelijk toe dat hij weer aan de slag gaat op zijn oude – en vertrouwde - werkplek bij de Luchtmobiele Brigade. Zijn laatst bekende punt. Het voelt voor hem als thuiskomen.

Wat mij betreft geeft dit verhaal het wezen van de Geestelijke Verzorging weer. De geestelijk verzorger die samen met de militair die kaartstudie uitvoert. Op zoek gaat naar de bronnen die hem of haar steun geven.

De zorg voor de individuele militair staat binnen de Geestelijke Verzorging nog altijd centraal. Dat is in 100 jaar tijd niet veranderd.

Van harte gefeliciteerd met dit prachtige jubileum!

Dank u voor uw aandacht.