Toespraak van minister Schultz van Haegen bij de afsluitende bijeenkomst van het project 'Veiligheid Nederland in Kaart'
Toespraak van minister Schultz van Haegen (IenM)bij de afsluitende bijeenkomst van het project 'Veiligheid Nederland in Kaart' op 12 november 2014 in Den Haag.
Dames en heren,
het voelt vandaag ook een beetje als mijn feestje.
Ik ben al lang met dit onderwerp bezig. Iemand anders zei me zelfs net: 'Eindelijk, na 30 jaar zijn we zover.'
Goed om u hier vandaag te ontmoeten. Met het nieuwe Deltaplan beginnen we dit jaar een nieuw hoofdstuk in onze eeuwenlange relatie met het water. En vandaag sluiten we het project VNK (Veiligheid Nederland in Kaart) af: een lang traject van rekenen en analyseren. Maar dit project is ook de basis geweest voor de nieuwe normen voor waterveiligheid.
Ik wil vandaag drie dingen met u bespreken:
Ten eerste wil ik uitleggen waarom de discussie over risico’s en normen zo belangrijk vind.
Ten tweede wil ik kijken naar onze dagelijkse context, met de kennis uit VNK in de hand:
waar hebben we het nu in de praktijk over?
En ten derde wil ik het hebben over de toekomst: hoe gaan we na vandaag verder?
Simpel gezegd ga ik het hebben over Waarom, Wat en Hoe.
Allereerst de vraag: Waarom?
Het is deze maand elf jaar geleden dat ik een lezing mocht houden ter herinnering aan de Leidse professor Rudolph Cleveringa – dat was in november 2003. Ik stond toen stil bij de manier waarop de samenleving omgaat – en zou moeten omgaan – met risico’s. Ik had het toen over risico’s in brede zin. Vandaag wil ik vooral inzoomen op risico’s rond waterveiligheid. Risico’s zijn er altijd.
Dat maakt het thema elke dag actueel voor elke bestuurder. Tegelijk is het ook een heel lastig thema: bij risico’s komen in het publieke debat allerlei verschillen in perceptie kijken. En er komt regelmatig emotie aan te pas - zeker als er net iets misgegaan is.
Die twee factoren vielen me in 2003 al op, toen we net de dijkverschuiving bij Wilnis achter de rug hadden. De opwinding was enorm, gevolgd door de roep om direct ingrijpen door de overheid. Dat is een heel begrijpelijke reflex.
Maar we moeten ook nadenken of die reflex altijd goed is. Er horen ook andere vragen bij: tegen welke risico’s kan en moet de overheid ons redelijkerwijs beschermen? En waar begint onze eigen zelfredzaamheid? Mensen vragen om bescherming, maar ook om zoveel mogelijk vrijheid om hun leven in te richten en om zo min mogelijk regels en beperkingen.
De laatste jaren wordt dit versterkt door de roep om meer ruimte voor eigen initiatief. Ik vind dat een heel boeiende ontwikkeling. En als liberale minister juich ik dat toe. In 2003 constateerde ik dat we er in Nederland nauwelijks rekening mee houden dat er in onze omgeving echt iets kan misgaan. En dat terwijl het risico enorm is toegenomen: we wonen met steeds meer mensen in laaggelegen polders.
U kent natuurlijk allemaal de cijfers: een derde van het land ligt onder zeeniveau, tweederde is overstromingsgevoelig. En in de meest kwetsbare delen verdienen we 70% van ons geld en wonen meer dan de helft van de Nederlanders.
Ik vertel dat vaak in het buitenland en dan vinden mensen dat heel bijzonder. Daar mogen we ook wel eens bij stilstaan, want voor ons is het de realiteit. Wij vinden dat helemaal niet gek.
Een discussie over risico’s en veiligheidsnormen voor water is daarom altijd relevant: het gaat over het voortbestaan van ons land. Maar buiten deze theaterzaal denk ik dat we ons dat veel te weinig realiseren. Ons gevoel voor waterrisico’s lijkt weggeëbd. Je kunt je afvragen of de Deltawerken ons misschien laks hebben gemaakt. We gaan er al snel vanuit dat 'de overheid' ons wel beschermt. Of dat het met het risico wel meevalt: het gaat tenslotte altijd goed.
Maar als er echt iets misgaat, heeft diezelfde overheid ook gefaald: denk maar aan de publieke reactie op de dijkverschuiving in Wilnis. Ik vind dat we het daar als bestuurders over hebben: met elkaar (dat doen we vandaag), maar ook met de gemeenteraad, de wethouders, provinciale staten, het waterschapsbestuur en onze ambtenaren.
Maar vooral ook met onze inwoners. Die boer die vlak achter een dijk woont. Die mensen die in die laaggelegen nieuwbouwwijk gaan wonen.
Of die boze burger die opheldering eist over de hoogte van zijn waterschapsbelasting. Wat mogen ze nu eigenlijk van ons verwachten? Waar begint hun eigen verantwoordelijkheid? Het is onze taak als bestuurders om die vragen voortdurend te blijven stellen in het publieke debat. Risico’s zijn dus elke dag relevant. En het debat over bescherming en verantwoordelijkheden is daarom ook elke dag relevant.
Ten tweede wil ik stilstaan bij onze dagelijkse context: wat betekent dat voor ons, nu we nieuwe kennis over onze risico’s hebben? Wat betekenen de uitkomsten van het VNK-project voor ons?
Ik moet daarbij denken aan het jaar 1994. Het jaar ervoor (’93) en het jaar erna (’95) hadden we te kampen met hoogwater in de rivieren. Het werd net al gezegd door Violet Falkenburg.
Maar in het voorjaar van 1994 waren er Tweede Kamerverkiezingen. In het verkiezingsprogramma van een van de partijen stond toen letterlijk dat bij de rivierdijkverzwaring veel te strenge normen voor aanvaardbaar risico worden gehanteerd. 'Dat is niet nodig,' stond er, 'zodat het programma aanzienlijk kan worden verlicht.'
Zo werd er gedacht.
Maar na het hoogwater van het jaar erna reageerde het Rijk (met diezelfde partij als coalitiepartner) meteen met een klassiek programma voor dijkverhoging: het Deltaplan Grote Rivieren.
Het gaat me hier niet om die politieke partij, maar de voorbeeld zegt twee dingen:
Ten eerste zegt het iets over de tijdgeest. Maatschappelijk draagvlak komt en gaat. Als er nu even niets gebeurd is, zie je dat de urgentie en het draagvlak vanzelf verdwijnen. In het nieuwe Deltaplan leggen we ons voor de komende 35 jaar vast, om de veiligheid tegen overstromingen te vergroten. We zijn nu heel enthousiast, iedereen gaat ervoor…
Maar ook in die periode kan het draagvlak heel snel vervliegen. Daar moet je als bestuurder op voorbereid zijn. Nieuwe kennis en nieuw beleid zijn niet voldoende. Het gaat erom dat we de gedachte erachter levend houden: dat we er een goed verhaal bij hebben en er over blijven spreken.
Ten tweede toont het voorbeeld een klassieke bestuurlijke en maatschappelijke reflex: we zijn heel veel bezig de vorige ramp te bestrijden. Gaat er iets mis? Meteen maatregelen nemen. En dan bestrijden we vooral de maatschappelijke onrust eromheen. Terwijl we juist de volgende ramp moeten voorkomen. Dat is echt veel en veel belangrijker.
Ik ben zelf politicus, ik weet hoe het vaak werkt. Je dient vier jaar, je wilt vooruit kijken en voor het einde van je termijn resultaten boeken. Maar water past niet in dat stramien. Dus heb je ook politieke moed nodig, om niet alleen naar morgen en overmorgen te kijken, maar juist veel verder.
Als we daarover een reëel debat willen, dan hebben we in ieder geval de juiste feiten nodig. En je moet kunnen vergelijken. Dat was een van de lessen uit het begintraject van VNK, bijna tien jaar geleden. We ontdekten toen dat de overstromingsrisico’s op sommige plekken veel groter waren dan je op grond van de hiervoor gehanteerde normen voor de dijken zou verwachten.
Die uitkomsten waren voor mij– ik was toen staatssecretaris – toen een echte wake-up call. De ontwikkeling van onze kennis en rekenmethoden hadden het beleid ingehaald. Het bewijst dat waterveiligheid in Nederland een werk is dat nooit ophoudt.
Ons land is door de eeuwen heen voortdurend veranderd: we hebben risico’s weten in te perken, we hebben land van water gemaakt en we hebben het water de ruimte gegeven. Dat betekent dat we ook steeds nieuwe kennis en vaardigheden opdoen.
Rekenen in overstromingsrisico’s was eerder nog niet mogelijk. We kunnen nu niet alleen de kans dat een dijk het begeeft bepalen, maar ook de gevolgen voor het getroffen gebied: de schade in mensenlevens, in euro’s en in vitale infrastructuur.
We weten ook steeds meer over piping – het gevaar dat water onder de dijk door sijpelt. Maar toch blijft het lastig om het probleem daarvan heel precies in kaart te brengen. Piping doet zich op een paar vierkante meter voor. En we kunnen niet voortdurend in de grond kijken, met al die dijken die we nu hebben. Daarom moeten we ook omgaan met onzekerheden. Ook dat is onderdeel van het VNK-project.
Het VNK-project vult een deel van die onzekerheid op. Vergelijk het met een goed gesprek bij de arts.
Wie klachten heeft, laat een scan of röntgenfoto maken en bespreekt de uitkomsten vervolgens met de specialist. Dat gesprek gaat op basis van een totaalbeeld.
De specialist heeft ervaring met andere patiënten en kan, bij twijfel, te rade gaan bij collega’s. Hij kan vergelijken.
Als je onze dijken en andere waterkeringen ziet als het bottenstelsel van Nederland, dan is VNK de allereerste röntgenfoto van dat bottenstelsel. Ik weet niet of u ooit zo naar uw werk gekeken hebt, maar ik vind dat een mooi beeld.
We hebben nu een nationaal beeld van de risico’s: de data zijn vergelijkbaar en ze bieden inzicht in de daadwerkelijke gevolgen van een overstroming. Dat helpt ons om beter te sturen op die risico’s. Daarom hanteren we vanaf nu overstromingskansen per dijktraject in plaats van overschrijdingskansen per dijkring.
De opbouw van de nieuwe normen – dat is niet nieuw voor u – is een stuk eenduidiger dan de oude: voor iedereen in Nederland geldt dezelfde basisbescherming. En voor extra kwetsbare gebieden komt er een schepje bovenop: omdat er veel mensen wonen, vanwege de economische waarde de vitale infrastructuur.
De waarde van mensenlevens en economie wordt dus altijd gevolgd door een passende bescherming. Daarmee kunnen we waterveiligheid ook betaalbaar houden: maatschappelijke kosten en baten zijn veel beter af te wegen.
Ook dat helpt ons als bestuurders: waar zijn hogere dijken de beste oplossing? Waar moeten dijken als eerste worden versterkt? En waar ligt het zwaartepunt bij evacuatie?
Dankzij de nieuwe kennis kunnen we nu al met scenario’s per postcode werken. Dat helpt ons om veel gerichter te investeren in lokale oplossingen. Maar ook om te werken aan meer risicobesef en zelfredzaamheid bij de burger. We hebben nu de website Overstroom Ik(.nl) en een bijbehorende App – u hebt hem vast allemaal gedownload – waar iedereen in een oogopslag kan zien hoe hoog het water in zijn straat kan komen te staan. En je krijgt er meteen praktische tips bij, voor als het water komt. Waar moet ik naartoe? De dagvoorzitter refereerde er al aan: dat is belangrijk. Als een groot deel van de Randstad onder water komt te staan, dan zijn er maar weinig plekken waar je heen kunt en maar weinig uitvalswegen. Dat is dus echt belangrijk.
De ontwikkelingen gaan ook gewoon door. Met de nieuwe 3Di-simulatie kunnen (sinds dit voorjaar) al op stoeptegelniveau zien wat er gebeurt bij extreme neerslag of overstromingen.
Tot zover de stand van vandaag.
Ik wil ten derde nog iets zeggen over de toekomst: Want hoe gaan we hier nu als bestuurders en leidinggevenden mee verder? Met dit project en met nieuwe risiconormen zijn we er nog niet. Het nieuwe Deltaplan is nog maar het begin.
We zijn het eens geworden over de contouren: die zijn nu opgenomen in het Nationaal Waterplan. Maar de invulling ervan is de volgende stap. Vanaf 2017 gaan we de dijken toetsen volgens de nieuwe normen. En in 2050 moeten ze allemaal op orde zijn. Er is dus werk aan de winkel. Laat ik u daarom twee oproepen meegeven. Want de meesten van u gaan er nu mee werken.
Mijn eerste oproep is: samen uit, samen thuis. Vanaf nu komt er meer werk op de schouders van provincies, waterschappen en gemeenten. Met alle concrete gevolgen van dien:
Wat als blijkt dat in mijn gemeente alle dijken een meter hoger moeten worden? Wat moet ik ermee als bestuurder? Wie vertelt het de bewoner die moet verhuizen?
We hebben het gezien bij Ruimte voor de Rivier, we werden bepaald niet met open armen ontvangen…
Wat als een gepland nieuw bedrijventerrein in een gebied met een te hoog risico komt? Wie durft dan de plannen in te trekken? Wie gaat de kosten betalen?
Dat zijn reële vragen, die horen nu eenmaal bij ons vak. We zullen voor lastige dilemma’s komen te staan. Maar we zullen ook kansen krijgen:
De uitdaging is ook om de normen te gebruiken voor het ontwikkelen van nieuwe ruimtelijke en economische kwaliteit. Ik geef u een voorbeeld: we worden er steeds beter in om waterbescherming te combineren met andere functies:
In Katwijk wordt een parkeergarage in een dijk in een duin gebouwd. Dat is een heel gewaagde manier van werken. Tot voor kort dachten we: een dijk, daar blijf je vanaf. Maar we leren nu om de schaarse ruimte steeds beter te benutten en dat te combineren met waterbescherming.
In Nijmegen graven we een nevengeul in de Waal, als onderdeel van Ruimte voor de Rivier. Die nevengeul is onderdeel geworden van de grote stadsuitbreiding in en om Lent, aan de noordoever. Ruimte voor de Rivier maakt een mooi nieuw stadseiland mogelijk: wonen, recreëren, stadsvernieuwing en waterveiligheid gaan er hand in hand. Dat zijn de kansen die we krijgen.
Die nieuw kwaliteit helpt de publieke discussie over risico’s en veiligheid: we gaan met risico’s aan de slag – in gesprek met burgers en ander belanghebbenden – en bouwen ondertussen aan nieuwe iconen van onze relatie met het water.
Dat vind ik zo mooi aan Ruimte voor de Rivier: ooit werden we letterlijk met hooivorken opgewacht. En kijk nu eens hoe mooi het is geworden. Ik moet dan ook denken aan de Afsluitdijk, een meer traditioneel icoon en dat al 80 jaar.
In de toekomst is daarmee nog veel meer mogelijk:
Volgende maand opent de Koning de Blue Energy Centrale op de dijk, er zijn ideeën over windenergie, een visrivier, er ligt al een snelweg en het is ook nog gewoon een dam tussen IJsselmeer en Waddenzee. De Afsluitdijk kan daarmee ook een icoon voor de komende 80 jaar worden.
Ik heb de kunstenaar Daan Roosegaarde gevraagd: kijk daar eens naar, of je dat op een bijzondere manier kunt verbeelden. Ik ben heel benieuwd waar hij mee komt. Dat is mijn eerste oproep: afspraak is afspraak, maar probeer die afspraken ook te zien als een kans om nieuwe kwaliteit en nieuwe iconen in het landschap achter te laten.
Mijn tweede oproep is: verzilver al deze nieuwe kennis. Dankzij het VNK-project weten we nu veel meer dan 10 à 15 jaar geleden. Die kennis moeten we vasthouden en delen. Het project is nu afgelopen – of juist helemaal niet: we vormen het om tot een kennisplatform over risicobenadering. Ik gebruik nogmaals de metafoor van de röntgenfoto: we kennen nu de foto, we zijn het eens over de kwaal en de uitgangspunten van de behandeling.
Maar we moeten ook allemaal de consequenties van de röntgenfoto en de behandeling in de gaten hebben. En het is belangrijk dat we de werking van het röntgenapparaat kennen: hoe werkt de methodiek? Want met die kennis kunnen we ook een beter gesprek met burgers en belanghebbenden voeren over rollen en verantwoordelijkheden.
Bovendien hebben we de wereld een unieke benadering van waterveiligheid te bieden. Daarmee kunnen we andere landen en regio’s helpen aan meer waterveiligheid en aan goed waterbestuur.
Ik ben in de afgelopen tijd ook weer veel in het buitenland geweest. Daar heb ik ook weer gezien hoeveel we kunnen betekenen. Iedereen die hieraan gewerkt heeft kan echt trots zijn: we gaan met dit project levens redden!
Daarnaast is het ook een belangrijk exportproduct van onze kenniseconomie. Laten we dus ook anderen een kijkje in ons röntgenapparaat gunnen.
Dames en heren,
Ik rond af. Een ding heb ik nog niet expliciet genoemd, maar is wel de basis onder alle gedachten over risico’s: honderd procent veiligheid bestaat niet.
In het afgelopen jaar hebben we weer stevige stormen en hoogwater gezien. De Sinterklaasstorm van 2013 en die van vorige maand herinneren nog heel erg goed. Kades liepen onder, keringen werden gesloten en de dijken werden voortdurend bewaakt. Het was spannend, maar het is goed gegaan. Daar mogen we trots op zijn.
Maar we moeten ook vertellen dat het niet zomaar goed ging: er is hard gewerkt door heel veel mensen. Iedere storm is een herinnering dat het ook mis kan gaan. Risico’s horen bij het leven en zeker bij het leven in een lage rivierdelta aan zee. Maar dat betekent ook dat het een van mooiste en eervolle taken in Nederland is om juist daar aan te werken. En dat doe ik graag, samen met u allemaal.
Dank u voor alles wat u hebt gedaan om dit mooie project te laten slagen.
Dank u wel.