Toespraak Jacobine Geel bij de Nationale Herdenking MH17


Een mens sterft twee maal: de eerste keer wanneer ze overlijdt, en de tweede keer wanneer ze wordt vergeten. Tegen de eerste dood had u geen verweer. Geen van ons heeft die kunnen tegenhouden. Maar door te herdenken werpen we een drempel op tegen de dood van het vergeten.

De namen van wie - op die dag die alles veranderde - uit de hemel vielen, mogen niet worden vergeten, hun levens mogen niet vergeefs zijn geweest. En wat zijn we vandaag in ons verzet tegen die tweede dood met velen!
De dood is het einde niet, zeggen sommigen, de dood is nieuw begin. Voor even zovelen is de dood het einde wél, en is de laatste adem ook echt het laatste. Maar zeker één ding verbindt ons.

Wij kunnen erop vertrouwen dat er Eén is die alle namen oneindig teder in Zijn handen houdt.
Of alles hopen en verwachten van het leven vóór de dood. Maar voor geen van ons is mét de dood de relatie met wie dood ging voorbij. Die leeft verder ín ons. En zolang wij leven zijn wij met wie wij aan de dood verloren verbonden.
Die herinnering kan een bron van grote kracht zijn. We hebben het zoëven allemaal gevoeld en ervaren: met iedere naam die genoemd werd raakte deze ruimte meer gevuld. Want wie genoemd werd wás er ook – aanwezig. Aanwezig als een levende herinnering, voor jullie, voor ons die achterbleven.

Zo is het nu. In dit uur van herdenken is er het verdriet om verlies, maar zijn er ook de troost en
bemoediging die uitgaan van de muziek, de woorden, het ritueel. Wie verloren en achterbleven weten zich in dit uur omringd door de talloos velen die met hen willen waken - hier binnen, maar ook buiten in vele, vele huiskamers. Die verbondenheid verandert niets aan de feiten, maar maakt het verdriet wel zachter.
Maar er komen andere dagen. Dagen waarop ieder op zijn eigen manier de pijn moet aangaan, waarop het verdriet te groot kan worden om een plek te geven, de rouw te rauw. Dagen waarop het je dreigt op te slokken, dat verdriet, het roer van je leven wil overnemen en zich van je hele wezen meester wil maken. En wat dan?

En toch. Wie ooit heeft liefgehad, weet dat verbondenheid twee gezichten heeft. Verbondenheid is vreugde, maar betekent ook dat eindigheid zich nestelt in ons bestaan. Weemoed ligt dicht onder de oppervlakte van samen en geluk. Verdriet om de eindigheid: het lijkt de prijs voor verbondenheid.

Verbondenheid is vasthouden en vastgehouden worden. Maar dus ook, en soms onverbiddelijk, loslaten. Zo moeilijk! We willen het niet, dat het voorbij is, het afscheid. En we kunnen ons niet voorstellen, wíllen misschien zelfs niet dat ons verdriet ooit slijt. Maar hoe groot het ook is, misschien mogen we op een dag de gedachte toelaten dat we met het verdriet niet de verbondenheid met de overledene prijsgeven.

Vandaag, en morgen, en overmorgen herinneren we ons wie we verloren. We denken terug aan wie wij waren in hun aanwezigheid, en zetten voort wat zij in de wereld probeerden te zetten. Maar we hoeven ons niet ons hele verdere leven te verstoppen in ons verdriet. We koesteren de herínnering, niet de pijn van het verlies. Precies daarin schuilt ons verzet tegen de tweede dood.
Juist zo blijven onze doden leven.