Bangladesh: 1e stappen gezet, nog een lange weg te gaan
1,5 jaar na de ramp met het Rana Plaza fabriekscomplex in Bangladesh zijn aanzienlijke stappen gezet, maar moet nog veel gebeuren om de textielsector in dat land veiliger te maken.
Dat concludeert minister Ploumen (Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) na een gesprek met de directeur van inspectieorganisatie Accord, Alan Roberts. De organisatie, die is opgericht door Europese vakbonden en kledingbedrijven, maakt vandaag bekend dat zij de inspecties van de fabrieken van de aangesloten kledingbedrijven heeft afgerond. 1.106 textielbedrijven zijn geïnspecteerd; 400 ervan hebben al verbeterplannen opgesteld. In totaal zijn er 80.000 gebreken aangetroffen bij de bedrijven.
Ploumen: 'Ik ben blij dat het gelukt is de inspecties tijdig af te ronden. Hoe eerder de modeketens weten wat er mis is, hoe eerder ze ervoor kunnen zorgen dat de fabrieken voldoen aan alle veiligheidseisen. Dat is namelijk de volgende stap: de nodige verbeteringen zo snel mogelijk doorvoeren. Gelukkig is een aantal fabrieken daar al meteen mee aan de slag gegaan.'
1 van de problemen die bij de renovaties kan opduiken, is het gebrek aan deugdelijke veiligheidsmaterialen in Bangladesh. De minister zegde in haar gesprek met Roberts toe met Nederlandse bedrijven en organisaties te zullen bespreken of zij hierbij behulpzaam kunnen zijn. 'Het is belangrijk dat voldoende en betaalbaar materiaal in het land zelf wordt geproduceerd, ook om op de lange termijn te kunnen verzekeren dat fabriekshallen aan de veiligheidseisen voldoen. Nederland is graag bereid hierbij te helpen', aldus de minister.
Ploumen sprak verder met Roberts over het probleem van onderaannemers: lokale fabrieken in Bangladesh besteden soms hun opdrachten uit aan fabrieken zonder dit te melden aan het kledingmerk waarvoor zij produceren. Deze fabrieken voldoen vaak niet aan de veiligheidsstandaarden van Accord. Ploumen: 'Helaas is het de trieste realiteit dat misstanden blijven bestaan omdat fabrieken weer kleinere bedrijven inhuren waar de omstandigheden veel slechter zijn dan in de bij Accord aangemelde fabrieken. Voor kledingmerken is het lastig hierop toe te zien, omdat de productieketens vaak erg ingewikkeld in elkaar zitten. Ik heb hier vandaag ook met vertegenwoordigers van de Nederlandse modebranche over gesproken. Zij gaan met hun achterban bekijken hoe ze hier effectiever tegen kunnen optreden.'
De minister benadrukt dat de Bengaalse overheid uiteindelijk in staat moet zijn om zelf alle textielfabrieken te inspecteren: 'Uiteindelijk willen we dat organisaties als Accord overbodig worden, omdat de overheid het op eigen kracht kan. Daarom steunen we bijvoorbeeld de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) bij het opzetten van een nationaal inspectiesysteem en het trainen van Bengaalse inspecteurs. We hebben nog een lange weg te gaan, maar ik heb er vertrouwen in dat we, samen met organisaties als Accord, de vakbonden en de Bengaalse overheid de komende jaren een heel eind kunnen komen.'
Accord
Accord is een initiatief van vakbonden en internationale kledingbedrijven om de arbeidsomstandigheden in de Bengaalse textielsector te verbeteren. Alle inspectierapporten van Accord, Alliance (gelijksoortig initiatief met voornamelijk kledingbedrijven uit de VS) en BUET (Bengaalse textielinspectie) staan op de website van DIFE, het Department of Inspections for Factories on Fire and Establishments, dat onder het Bengaalse ministerie voor Arbeid en Werkgelegenheid valt.