Toespraak minister Asscher bij het afscheid van Wiebe Draijer en het aantreden van Mariëtte Hamer als voorzitter van de Sociaal-Economische Raad
Toespraak van minister Asscher (SZW) bij het afscheid van Wiebe Draijer en het aantreden van Mariëtte Hamer als voorzitter van de Sociaal-Economische Raad (SER) op 9 oktober 2014 in Den Haag
Dames en heren,
Ik neem u even mee terug in de tijd. November 1945. Net na de oorlog. Bijna alle levensmiddelen zijn nog op de bon. Bij Hilda Verwey-Jonker in Eindhoven worden een taart en een telegram bezorgd. Terwijl haar kinderen verlekkerd naar de taart kijken, leest zij verbaasd het telegram. Ze is door haar politieke partij, de SDAP, benoemd als lid van de Voorlopige Staten-Generaal.
Hilda Verwey-Jonker is een beetje boos. 'Hadden ze me dat niet even kunnen vragen?'
Echt boos wordt ze als ze het partijbestuur even later vraagt waarom de keus op haar is gevallen. Het antwoord (van Koos Vorrink) is bot en bondig: 'Er moet een vrouw in!'
Dat is het enige argument. 'Er moet een vrouw in...'
Hilda Verwey-Jonker is zó beledigd dat ze de benoeming weigert. Ze zegt: 'Dan nemen jullie de werkster van het partijbureau maar, dat is ook een vrouw!'
Ik wist dus wat ik níét tegen Mariëtte Hamer moest zeggen, toen ik haar mocht vertellen dat het kabinet haar officieel zou voordragen als voorzitter van de SER.
Ik vond het de hoogste tijd dat de SER eindelijk eens een vrouw als voorzitter zou krijgen, maar Mariëtte Hamer is geen voorzitter van de SER geworden omdát ze een vrouw is. Ze is het geworden omdat ze er de kennis, de kwaliteit en de verbindende kracht voor heeft.
Ze weet de weg in polder en politiek, kent de dossiers, en is in staat om mensen binnenskamers tot elkaar te brengen en mensen buiten de SER bij belangrijke discussies te betrekken.
Dat maakt haar voor mij dé voorzitter waar de SER op dit moment behoefte aan heeft.
We komen uit een ernstige crisis en zien de wereld om ons heen ingrijpend veranderen. Robots rukken op en grondstoffen raken op. Nederlanders leven gemiddeld steeds langer en moeten in hun werkende leven vaker van baan en beroep veranderen. Werknemers en ondernemers moeten zich in steeds sneller tempo aanpassen aan veranderingen in de technologie en op de wereldmarkt.
In zo'n tijd is er behoefte aan innovatieve ideeën en durf om met elkaar een nieuwe richting in te slaan. Samen, werkgevers, werknemers en overheid.
Daarom was ik ook zo blij met het sociaal akkoord dat we vorig jaar hebben gesloten. Daarmee maakten de sociale partners weer eens duidelijk dat ze ook in moeilijke tijden bereid zijn hun verantwoordelijkheid te nemen. Door in goed overleg met het kabinet de arbeidsmarkt aan te passen aan de eisen van de tijd en de toekomst. Door samen te werken aan een fatsoenlijke arbeidsmarkt waar mensen van werk naar werk gaan; het liefst zonder werkloos te worden.
De geschiedenis van de polder kent natuurlijk ook minder mooie episodes, waarin vuisten werden gebald en handen niet geschud, maar terugkijkend kunnen we trots zijn op alles wat de samenwerking tussen overheid en sociale partners ons heeft opgeleverd. Het heeft ons één van de rijkste landen en één van de meest concurrerende economieën van de wereld gemaakt.
De SER en de Stichting van de Arbeid speelden en spelen daar een essentiële rol bij. Ze zijn onmisbaar onderdeel van ons sociaaleconomische orde.
'De Regering acht het van het grootste belang dat zij bij haar sociaaleconomische politiek door de Sociaal Economische Raad terzijde wordt gestaan.'
Dat zei premier Willem Drees in 1950 tijdens de eerste openbare vergadering van de SER, en dat herhaal ik hier met instemming.
De vijfenzestigste verjaardag is in zicht, maar ik zie geen enkele reden om de SER als te oud af te schrijven.
Dit is nog steeds dé plek waar werknemers en werkgevers, samen met de kroonleden, op basis van gedegen analyse en in goed gesprek, op zoek gaan naar breed gedragen oplossingen voor gemeenschappelijke problemen.
Niet alleen kijkend naar het eigen belang, maar ook naar het belang van de ander en naar het algemeen belang.
Dat maakt de SER méér dan een denktank die het kabinet van advies voorziet. Hier wordt gewerkt aan draagvlak voor maatregelen die ons land sociaal en economisch vooruit kunnen helpen.
We zien dat de SER de buitenwereld daarbij steeds meer betrekt.
Ik zie dat als een grote verdienste van Wiebe Draijer. Het mocht misschien wel worden verwacht van iemand die zijn brood als consultant (bij McKinsey) verdiende, maar het is hem toch maar gelukt om meer mensen en meer maatschappelijke organisaties bij het advieswerk te betrekken. Met als toppunt het Energieakkoord.
Dit maakt duidelijk dat de SER zich kan aanpassen aan de eisen van de tijd zonder dat we daarvoor de structuur volledig moeten veranderen. Het kabinet is er niet voor om de SER nu volledig op de schop te nemen.
Het concept uit de dagen van Drees is verre van verouderd. Dit is en blijft dé plek waar werkgevers en werknemers, samen met de kroonleden, kunnen komen tot adviezen die hun deelbelangen overstijgen en een bijdrage leveren aan het algemeen belang. Hier hebben de organisaties van werkgevers en werknemers wat met elkaar uit te ruilen.
Dat is de kern en de kracht van de SER.
Het kabinet vindt het een positieve ontwikkeling dat de SER meer maatschappelijke organisaties bij haar adviezen betrekt.
Door ze mee te laten denken en mee te laten discussiëren. Dat kan de kwaliteit van de adviezen verder verbeteren en maakt de SER zelf meer zichtbaar.
Het kabinet is ook in 2015 weer van plan de SER een flink aantal adviezen te vragen. Om een postzegel te besparen, heb ik de brief waarin we dat aankondigen zelf meegenomen. Om straks aan Mariëtte Hamer te geven.
Het is geen lijst met concrete adviesaanvragen; ik ga mijn collega’s niet voor de voeten lopen. Zij vragen de SER straks concreet advies. Maar in de brief geef ik de richting aan van de adviezen die u kunt verwachten. Adviezen op het terrein van arbeid, onderwijs en zorg. Met concrete vragen. Hoe zorgen we bijvoorbeeld dat we chronisch zieken aan het werk helpen en houden?
Maar ook met ideeën die nog om verdere invulling vragen. Bijvoorbeeld met het oog op het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie; de eerste helft van 2016. Dat voorzitterschap biedt ons de kans onderwerpen op de agenda te zetten die voor Nederland en de Europese Unie van belang kunnen zijn. Wat doen we met of wat doen we tegen een structureel lage economische groei? Hoe komen we tot een meer circulaire economie?
Ook in 2015 kunt u dus rekenen op een reeks adviesaanvragen. En er liggen er nog een paar. Denk aan de adviesaanvragen over de toekomst van ons pensioenstelsel, over arbeidsmigratie, over de inrichting van de arbeidsmarkt en de WW.
Ik kijk uit naar deze adviezen en hoop dat we er echt iets mee kunnen.
Dat heeft ú in de hand. Het is aan de SER om te komen met unanieme adviezen die geen minister of staatssecretaris in een onderste la kan laten verdwijnen.
Het is in onze parlementaire democratie uiteindelijk de politiek die beslist, maar de SER biedt de sociale partners wel de kans om hun stempel te drukken op de uiteindelijke besluitvorming.
De voorzitter en de andere kroonleden spelen daarbij een cruciale rol. Van kroonleden mag worden verwacht dat ze voor verdieping zorgen en dat ze werkgevers en werknemers binnen de SER met elkaar verbinden. Juist als werkgevers en werknemers de neiging hebben om zich in te graven in hun eigen gelijk en onwrikbaar vasthouden aan vastgeroeste opvattingen, is het aan de Kroonleden om sociale partners te stimuleren uit hun schuttersputjes te komen, over hun eigen schaduw heen te springen en samen nieuwe wegen in te slaan.
We staan voor beslissingen die van groot belang zijn voor de generaties van nu en de generaties van de toekomst. Beslissingen die alle Nederlanders raken en daarom op brede maatschappelijke steun moeten kunnen rekenen.
Er zijn misschien mensen die nu denken: 'Ja, dat móét een kabinet zonder meerderheid in de Eerste Kamer wel...' Het klopt dat de coalitiepartijen geen meerderheid in de Eerste Kamer hebben, maar dat is voor mij niet de doorslaggevende reden om draagvlak te zoeken.
Als we maatregelen nemen op het terrein van werk en WW, van pensioen en zorg, dan hebben we het over maatregelen die iedereen raken. Nu en in de toekomst. Die maatregelen moeten daarom op brede steun in de samenleving kunnen rekenen. Van werkgevers en werknemers, van jong en oud, van links en rechts.
De SER kan daar een sleutelrol rol bij spelen.
Dames en heren,
Het is vandaag een dag dat we dag en dag zeggen. Dag, als afscheidsgroet, tegen de vertrekkende voorzitter. Dag, als welkomstgroet, tegen de nieuwe voorzitter.
Wiebe Draijer is twee jaar voorzitter van de SER geweest en heeft in die tijd meer dan een vluchtige vingerafdruk achtergelaten. We zien zijn hand in het Energieakkoord, waarbij meer dan veertig maatschappelijke organisatie betrokken waren.
Ik denk dat Wiebe Draijer meer dan tevreden terug mag kijken op een vruchtbare tijd als voorzitter van de SER. Namens het kabinet wil ik hem daar van harte voor danken.
Ik wens hem veel succes bij de bank die een soort uitwisseling met de SER lijkt te hebben. SER-voorzitter Herman Wijffels kwam van de Rabobank: SER-voorzitter Wiebe Draijer gaat naar de Rabobank, met de R van Rijnland…
We hebben gelukkig een geweldige nieuwe voorzitter gevonden die op vertrouwen binnen en buiten de SER kan rekenen. Namens het kabinet wens ik Mariëtte Hamer veel succes als voorzitter van de SER.
Ze is na acht mannen de eerste vrouw als voorzitter van de SER, maar treft een andere organisatie aan dan Hilda Verwey-Jonker, die hier in 1957 als eerste vrouw lid van de SER werd.
In haar autobiografie beschreef ze de SER als een mannenbolwerk waar vrouwen van 35 jaar als 'te oud' uit secretaressefuncties werden geweerd. Toen ze daar wat van zei, was het antwoord: 'U begrijpt toch wel dat we liever een jong gezichtje en een aardig figuurtje tegenover ons zien?'
Dat zal niemand hier nog durven zeggen… Hoop ik…
Dames en heren,
ik ben u nog íéts vergeten te vertellen. Wat is er met die taart gebeurd? De taart die Hilda Verwey-Jonker (in 1945) kreeg om haar te feliciteren met de benoeming (in het noodparlement) die ze weigerde.
Ze heeft het later zelf verteld: 'Mijn kinderen waren even bang dat de taart aan hun neus voorbij zou gaan, maar we besloten dat we die taart moeilijk terug konden sturen naar Amsterdam…' Dus hebben ze de taart lekker opgegeten.
Ik moet het haar dochter Iris eens vragen, maar ik denk dat Mariëtte Hamer dat ook zo gedaan zou hebben… Met die principiële en tegelijk praktische aanpak die we in de polder zo goed kunnen gebruiken.