Toespraak van minister Schultz van Haegen bij het tekenen van de tracébesluiten over de Ring-Zuid en de vaarweg Eemshaven-Noordzee
Toespraak van minister Schultz van Haegen (IenM) bij het tekenen van de tracébesluiten over de Ring-Zuid en de vaarweg Eemshaven-Noordzee in Groningen op 29 september 2014.
Dames en heren,
Ik kom net met de bus uit Assen, waar ik de verbrede en vernieuwde N33 heb mogen openen. Er is dus veel goed nieuws voor het noorden vandaag. Onderweg hier naartoe stonden we stil voor een rood verkeerslicht op het Julianaplein [bij binnenkomst van de stad], dus we hebben al kunnen ervaren wat vele automobilisten dagelijks ervaren. En dan is het in de spits natuurlijk een stuk drukker dan nu.
Het wordt dus tijd om deze kruising – en de hele zuidelijke ringweg – aan te pakken. Ik zet zo mijn handtekening onder het besluit zodat iedereen aan het werk kan. Ook zet ik mijn handtekening onder het besluit om de doorstroming op een andere weg te verbeteren.
Twee besluiten, twee wegen.
Twee keer een verbeterde doorstroming, met ontelbare voordelen.
Laat ik eerst iets zeggen over de ringweg: die is alweer bijna vijftig jaar oud dus toe aan verbetering. Het is een stuk drukker op de weg: sinds de jaren tachtig is het aantal auto’s dat hier rijdt, ruim verviervoudigd. En het wordt in de toekomst nog drukker. De stad Groningen blijft groeien en trekt steeds meer verkeer. Want dat is belangrijk om te signaleren: 8 van de 10 automobilisten die gebruikmaken van de ringweg, moeten in Groningen zijn of komen daar vandaan. Slechts 2 van de 10 auto’s zijn doorgaand verkeer.
Dat maakt meteen duidelijk voor welke opgave we hier staan: een Rijksweg goed aansluiten op lokale wegen en inpassen in een stedelijke, dichtbevolkte omgeving. Dat betekent dat het dus ook gaat om veilig verkeer en om prettig wonen. Weggebruikers, bedrijven én bewoners moeten er beter van worden.
Dat we dat als een geheel zien, is ook een verschil met vijftig jaar geleden. Nederland is voller dan toen en dus is de omgeving van een weg steeds belangrijker. Een nieuwe weg is – meer dan toen – een middel om de kwaliteit van het hele gebied te verbeteren. Anders dan toen worden bewoners en ondernemers nu betrokken bij het ontwerpproces. Anders dan toen compenseren we de kap van bomen door elders groen aan te leggen. En anders dan toen leggen we de weg zo aan dat deze goed past in de omgeving.
Die omgeving is ook tijdens het werk aan de weg belangrijk. Om de overlast te beperken investeren we tijdens de bouw veel in bereikbaarheid. Zo komt er extra en integrale reizigersinformatie en komen er meer plekken om je auto te parkeren en met het OV makkelijk verder te reizen.
Bovendien managen continu de verkeersstromen en kijken we de komende jaren – ook in deze regio – naar de kansen voor intelligente transportsystemen. Het Rijk trekt hier 8,6 miljoen euro voor uit. Dit bedrag komt bovenop de 14,7 miljoen euro die de regio Groningen-Assen zelf investeert.
Laat ik kort iets zeggen over wat we gaan doen en waarom:
De zuidelijke ringweg en de A28 worden ongelijkvloers aangesloten. De verkeerslichten op het Julianaplein zijn dan niet meer nodig en dat is goed voor de doorstroming.
Er komt ook een spoortunnel die de stadsdelen met elkaar verbindt. Beter en veiliger dan nu, omdat hier nu een gelijkvloerse spoorwegovergang is, waar het verkeer steeds vaker staat te wachten.
De vernieuwde ringweg wordt over een kilometer verdiept en overkapt aangelegd. Dat neemt hier en daar wel iets meer ruimte in dan nu, maar op andere plekken komt zo juist nieuwe ruimte vrij. Op het dak van de weg – de zogenoemde 'deksels' – ontstaat nieuwe ruimte voor groen en voor wandel- en fietsroutes.
Over die deksels is veel gesproken, in Groningen en in Den Haag. Groningen wilde ze beslist hebben, vanwege de kwaliteit van de omgeving. Die kwaliteit is weer goed voor de economie en de werkgelegenheid. Want daar gaat het natuurlijk ook om.
De regio draagt bijna 5% bij aan onze economie, maar heeft wel te lijden onder de krimpende overheids- en zorgsectoren. Van de 100 Groningers zitten er 11 thuis zonder werk. Dat is doodzonde, want er is veel potentie in de deze regio voor nieuwe bedrijven en innovaties.
Die potentie zien we bijvoorbeeld in en rond de Eemshaven. Door nieuwe economische ontwikkelingen en initiatieven komen daar grotere schepen naartoe. De vaarweg door de Eems-Dollard is daar nu nog niet klaar voor.
Dat moeten we dus mogelijk maken. Want deze vaarweg behoort tot het hoofdvaarwegennet van Nederland en de Bundeswasserstrassen van Duitsland.
Maar ook hier is de omgeving net zo belangrijk. Bij het baggeren en verspreiden van het keileem gebruiken we technieken die ervoor zorgen dat het water niet verder vertroebelt. Daarnaast maken Rijk, regio en natuurorganisaties afspraken over natuurherstel in het gebied.
Wat we ook willen, is werk met werk creëren. Dat doen we door het keileem te gebruiken voor het verstevigen van de dijk tussen de haven en Delfzijl en het te baggeren zand voor kustsuppleties bij Ameland.
Dames en heren,
Deze projecten laten precies zien wat infrastructuur kan en moet doen: het maakt altijd iets mogelijk.
Een mooiere, maar ook een beter bereikbare stad.
En een toegankelijke haven, met oog voor de omgeving.
Samen maken ze nieuwe groei en kwaliteit in de regio mogelijk. Bovendien maken ze Nederland een stukje beter en mooier. Laten we daar – met elkaar – de komende jaren aan blijven werken.
Dank u wel.