Persconferentie na ministerraad 26 september

Asscher:

Eergisteren besloot het kabinet een bijdrage te leveren aan de strijd tegen ISIS in Irak. Een van de moeilijkste besluiten die je als regering kunt nemen: het uitzenden van - in dit geval - zo'n 380 militairen naar gevaarlijk gebied.

Het is dan ook goed vast te kunnen stellen dat een zeer ruime meerderheid van de Tweede Kamer zich nu al positief heeft geuit over deze missie. Onze mannen en vrouwen mogen zich daardoor straks gesteund weten. Maandag zal de commandant der strijdkrachten de Kamer nader informeren over de achtergronden en operationele aspecten van de missie. Donderdag spreekt de Kamer een politiek oordeel uit.

ISIS bedreigt wereldwijd onze manier van samenleven. En ook daarom zie je wereldwijd een coalitie ontstaan die aan deze tirannie en aan dat brute geweld een einde wil maken. Wat daar gebeurt, raakt ons hier. De beslissing militair mee te doen zet daar extra het licht op.

We zijn ons al geruime tijd bewust van het risico van jihadisme. Voorzorgsmaatregelen zijn en worden genomen. Politie en veiligheidsdiensten zijn alert. Waakzaamheid is geboden. Maar natuurlijk moeten we wel normaal doorgaan met de dingen van alle dag.

Dat we in één wereld leven werd gisteren voor mij nog eens onderstreept toen ik in Amsterdam was bij de ondertekening van de participatieverklaring door een groep vluchtelingen, een groep nieuwkomers. Met die verklaring geven zij aan te weten waar Nederland voor staat en daar een bijdrage te willen leveren. De rechtstaat, vrijheid van godsdienst, vrijheid van meningsuiting. Gelijkwaardigheid tussen man en vrouw, homo en hetero. Meedoen aan het bouwen van die samenleving.

Eén van hen was een Syrische kok uit Aleppo die me vertelde dat hij op de vlucht was geslagen voor het extremistisch jihadisme wat we daar zien. Hij was dolblij dat hij het had gered en dat hij in dit land terecht was gekomen, en werd opgevangen. Maar hij was natuurlijk vol van zorgen over de honderdduizenden die daar achter zijn gebleven of op de vlucht zijn.

Nederland vangt veel vluchtelingen uit Syrië op. Collega Teeven heeft vandaag de laatste cijfers bekendgemaakt en aan de Kamer gestuurd. Daaruit blijkt dat ruim de helft van de asielzoekers op dit moment uit Syrië afkomstig is. Mensen uit oorlogsgebied, mensen die huis en haard hebben moeten achterlaten, mensen die we hier moeten en kunnen opvangen.

Uiteraard zet dat grote druk op IND en COA. Veel opvanglocaties moeten worden geopend of heropend. Maar we staan in Nederland voor een humaan en rechtvaardig asielbeleid. Er zal altijd opvang zijn voor mensen die in eigen land niet veilig zijn, die hun land moeten ontvluchten, en hier in aanmerking komen voor een verblijfsstatus.

Maar daarnaast zetten we volop in, ook, op het verlenen van directe noodhulp in de regio. Voor de grote groep vluchtelingen aan de Turks-Syrische grens, maar ook voor degenen die in Irak het geweld van ISIS ontvluchten. Voor hen is een extra inspanning nodig.

Uit het nieuw opgerichte, bij de begroting gepresenteerde noodhulpfonds hebben we 30 mln euro vrijgemaakt voor hulp aan Syrische vluchtelingen en 10 mln euro voor vluchtelingen uit noord-Irak. Dit komt bovenop de ruim 90 mln euro die we eerder voor de regio beschikbaar hadden gesteld.

Het is de verantwoordelijkheid van ons allemaal - Nederland en de rest van de internationale gemeenschap - om deze mensen, die een veilig heenkomen zoeken voor het geweld van de burgeroorlog, voor de gruweldaden van ISIS, de helpende hand te bieden.