Toespraak van minister Schultz van Haegen bij de persconferentie over de Deltabeslissingen
Toespraak van minister Schultz van Haegen (IenM) bij de persconferentie over de Deltabeslissingen op 16 september 2014 in Den Haag
Gesproken woord geldt
Dames en heren,
zoals u op dit plaatje kunt zien, is Nederland letterlijk gevormd door het water. En zoals u zojuist op de animatie kon zien is er in de afgelopen eeuwen heel veel gebeurd om ons land te beschermen tegen het water. Met als laatste grote ijkpunt het Kabinetsbesluit in 1955, dat de aanzet gaf tot de Deltawerken.
De bouw van de Deltawerken was een bijzonder nieuw hoofdstuk in onze eeuwenlange relatie met het water. En vandaag begint weer een nieuw hoofdstuk in die relatie. Want u heeft ook kunnen zien dat er sinds de Deltawerken steeds meer mensen zijn komen te wonen in de te beschermen gebieden. En dat er in die gebieden steeds meer economische activiteiten plaatsvinden.
9 miljoen Nederlanders wonen in een gebied dat kwetsbaar is voor overstromingen. In datzelfde gebied verdienen we 70 procent van onze economie. Bovendien stijgt de zeespiegel en moeten onze rivieren steeds meer water afvoeren naar die zee.
Daarom is het tijd voor een nieuw Deltaplan. Met nieuwe investeringen om onze veiligheid verder te vergroten. Met nieuwe kennis en nieuwe technieken, die we in de jaren vijftig nog niet hadden.
U hebt zojuist van de Deltacommissaris gehoord hoe hij de afgelopen jaren te werk is gegaan. In opdracht van het Rijk, maar ook met het Rijk als belanghebbende. Het resultaat zijn vijf beslissingen over de toekomst van ons land. Over waterveiligheid en voldoende zoetwater, over de inrichting van ons land en over twee belangrijke gebieden: de Rijn-Maasdelta en het IJsselmeergebied. En achter deze beslissingen liggen twee belangrijke principes:
- voorbereid zijn en flexibiliteit.
- Voorbereid zijn, omdat we nog nadrukkelijker dan in het verleden waterrampen willen voorkomen, maar ook de impact van waterrampen willen verkleinen.
En flexibiliteit omdat de toekomst onzeker is: we weten dat de zeespiegel stijgt, maar niet precies hoe. We weten dat met het klimaat het weer verandert – meer en hevige regenval, maar ook meer droogte – maar niet exact hoe.
Met dit nieuwe Deltaplan moeten we ons snel kunnen aanpassen bij onverwachte ontwikkelingen. Ik presenteer u kort de inhoud.
1) Waterveiligheid
De eerste beslissing is een nieuwe manier om Nederland te beschermen tegen overstromingen. Dat is nodig om droge voeten te verzekeren voor 9 miljoen Nederlanders en om onze economie te beschermen.
Tot nu toe gold overal in ons land een verschillende mate van bescherming. Dat gaat veranderen. Dankzij nieuwe kennis kunnen we – beter dan zestig jaar geleden – per dijkring heel precies het risico op een overstroming berekenen. Op basis van die berekening gaat voor iedereen in Nederland dezelfde basisbescherming gelden: de jaarlijkse kans om te overlijden door een overstroming mag niet groter zijn dan 1 op 100.000. Dat is dus een kans van 0,001 procent.
Iedereen krijgt dezelfde basisveiligheid. Maar we hebben ook gezien dat er meer mensen wonen en meer economische activiteit is in de gebieden die kunnen overstromen.
Op plaatsen waar de risico’s extra groot zijn gaan de veiligheidsnormen verder omhoog: omdat er meer mensen wonen, bedrijvigheid is of belangrijke infrastructuur. Denk aan de omgeving van de kerncentrale in Borssele of de Alblasserwaard, waar een overstroming heel veel slachtoffers zou maken. Maar in de basis heeft iedereen zekerheid van dezelfde bescherming.
2) Zoetwater
De tweede beslissing gaat over onze zoetwatervoorziening. Daar hebben we in het verleden in Nederland eigenlijk niet zo bij stilgestaan.
Zonder zoet water is er geen drinkwater, geen landbouw, energie en natuur. We krijgen te maken met meer periodes van droogte en met verzilting van water en bodem. Als de zeespiegel stijgt, dringt ook meer zout water onze zoetwatervoorraad binnen.
Daarom maken Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en gebruikers afspraken om een tekort aan zoetwater te voorkomen en het efficiënter te gebruiken. Per regio brengen alle partijen de hoeveelheid beschikbaar zoetwater in kaart, en het risico op tekorten. Daarmee weten boeren, bedrijven of bewoners altijd hoe het er bij hen voorstaat.
Bovendien wordt in de komende jaren ruim 450 miljoen euro geïnvesteerd om zoetwater beter aan te voeren en vast te houden. Bijvoorbeeld in een flexibeler peilbeheer van het IJsselmeer, en in een uitbreiding van noodvoorzieningen om de watertoevoer van oost naar west-Nederland te verbeteren.
Ook worden watergebruikers gestimuleerd om minder te verspillen en meer te besparen. Hoe we dat precies doen is nog onderwerp van gesprek tussen overheden en gebruikers. [Denk bijv. aan innovatieve methoden voor het beregenen in de landbouw of het testen van nieuwe methodes om water te kunnen vasthouden in de ondergrond]
3) Bescherming Rijn-Maasdelta
De derde beslissing gaat over de bescherming van het gebied waar Rijn en Maas uitmonden in de Noordzee: de Rijn-Maasdelta. Dit gebied is dichtbevolkt en bruist van de economische activiteit: denk aan de haven van Rotterdam en de vele steden eromheen.
De Rijn en de Maas zijn belangrijk voor het afvoeren van water naar zee en als onze watersnelwegen. Tegelijk moet dit gebied goed beschermd zijn tegen overstromingen, zowel vanuit de rivieren als vanuit zee. Zeker als het water van beide kanten komt, is dit hele gebied een badkuip die zo kan vollopen.
Dat betekent dus dat we dichter bij zee de dijken versterken en hoger maken en dieper het land in de rivieren meer ruimte kunnen geven. En omdat het een druk bewoond gebied is, geven we extra aandacht aan het inrichten van de beschikbare ruimte. Zo kan een dijk veel vaker meerdere functies hebben. Langs de Waal in de buurt van Gorinchem worden bijvoorbeeld nu al nieuwe dijken aangelegd, die ook gebruikt worden voor recreatie.
4) IJsselmeergebied
De vierde beslissing gaat over het waterbeheer in het IJsselmeergebied. Dit gebied is een belangrijke zoetwatervoorraad, voor drinkwater, natuur en recreatie. Het waterpeil kan er te laag worden bij droogte, en te hoog door een stijgende zeespiegel of meer water uit de IJssel.
Het Kabinet kiest ervoor om het huidige waterpeil in de winter – 25 cm onder NAP – vast te houden tot 2050. Dat betekent dat in de Afsluitdijk meer pompen en spuien nodig zullen zijn om het water af te voeren.
En om beter in te kunnen spelen op de behoefte aan zoetwater, wordt het gebied flexibeler ingericht. Dit wordt nog uitgezocht, maar denk bijvoorbeeld aan het aanpassen van natuur- of recreatiegebieden zoals het verhogen van een camping. Daarmee kan het waterpeil in het voorjaar en de zomer meer fluctueren, zodat we altijd voldoende zoetwater op voorraad hebben. Daarnaast maken overheden en watergebruikers om het IJsselmeergebied afspraken om te besparen in watergebruik.
5) Inrichting
De vijfde beslissing gaat over de inrichting van ons land. Bescherming tegen overstromingen en extreem weer is namelijk niet alleen een zaak van dijken en waterkeringen.
Al voor onze jaartelling bouwden de inwoners van onze delta hun huizen op terpen.
Het is ook een zaak van een goede inrichting van steden en dorpen, zodat ze bij wassend water, extreem weer en een veranderend klimaat tegen een stootje kunnen. En door - waar nodig - het water de ruimte te geven. Daarom maken alle overheden vandaag een unieke afspraak over de toekomst van ons land. Ze spreken af dat een waterbestendige inrichting van hun gebied in 2020 altijd onderdeel is van hun beleid.
Zo’n afspraak is nieuw in Nederland. Tot nu maakten we namelijk alleen afspraken over hoe we op dit moment omgaan met hevige regen. Met deze nieuwe afspraken is heel Nederland in 2050 zo goed mogelijk voorbereid op veranderingen in het klimaat en eventuele overstromingen.
Dat kan op vele manieren: denk aan het opvangen van water op waterpleinen (zoals in Rotterdam) of op (groene) daken (zoals in Amsterdam). Maar ook door het bouwen van drijvende woningen of het gebruiken van geluidswallen als nooddijk (zoals in Zwolle), of verplaatsen van vitale lokale infrastructuur naar plekken die beter beschermd zijn.
Naast deze vijf beslissingen, heeft het Kabinet ook besloten over de bescherming van onze kust. Zonder het opspuiten van zand voor de kust zou elk jaar 1 meter van onze kust verloren gaan. Daarom blijven we ook de komende jaren zandsuppletie toepassen. En we blijven nieuwe manieren gebruiken – zoals de Zandmotor bij Monster – de kustlijn op z’n plek te houden. Daarmee blijft het achterland veilig en blijven het strand en onze kustplaatsen economische trekpleisters.
Al deze beslissingen hebben uiteraard consequenties voor iedereen die in ons land met water werkt.
De afspraken van vandaag worden vastgelegd in de bestaande wetten en beleidsplannen, zoals de Waterwet en het Nationaal Waterplan. De termijnen daarvoor zijn kort want we willen in 2017 bijvoorbeeld kunnen werken met de nieuwe normering. Vandaar dat ik haast heb gemaakt met het Nationaal Waterplan dat ik inmiddels heb gewijzigd en morgen ter inzage leg.
Het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen gaan deze afspraken uitwerken in concrete plannen en maatregelen. Dankzij het Deltafonds is voor de uitvoering daarvan jaarlijks 1 miljard euro beschikbaar. Zo is de voortgang van het werk verzekerd, ongeacht politieke of maatschappelijke ontwikkelingen.
Dames en heren,
Nieuw waterbeleid gaat altijd over het voortbestaan van ons land. Maar het gaat ook over nieuwe economische kansen en over leiderschap in de wereld. Nederlandse waterkennis gaat de hele wereld over en helpt andere landen en delta’s veiliger te maken. Deze Deltabeslissingen hebben dus meerdere betekenissen. Maar ze zijn boven alles de fysieke basis voor elk ander beleid over de toekomst van ons land. Zonder droge voeten en zonder zoet water hebben onze samenleving en economie immers geen toekomst.
Ik bedank de Deltacommissaris en zijn staf voor hun werk, net als alle betrokken overheden, de Unie van waterschappen en het IPO, en alle experts. Hoewel zij al veel werk hebben verzet, kunnen we nu echt aan de slag met de nieuwe werken aan onze delta.
Dank u wel.