Ouderenorganisaties zijn van groot belang
KBO-Brabant organiseerde op 4 september 2014 de bijeenkomst “KBO Doet!” over het thema ‘participatiemaatschappij’. Een van de sprekers was Kees van de Burg, die sprak namens staatssecretaris Van Rijn. “Ik wil dat we meer rekening houden met mantelzorgers, waardoor zij het wellicht langer kunnen volhouden. Dát is waar het om gaat”, aldus Van de Burg.
Dames en heren,
Het gaat goed met de KBO-Brabant!
De vereniging telt maar liefst 130.000 leden. U weet uw leden te binden en nieuwe leden te werven door activiteiten en diensten die mensen aanspreken. Basiscursussen thuisadministratie. Workshops sociale media. Informatiebijeenkomst over veilig thuis wonen. Zomaar wat voorbeelden uit het brede aanbod van uw vereniging. Kleine voorbeelden maar met een grote betekenis!
U luistert naar uw leden en weet zo waar behoefte aan is. Dat er zo’n uitgebreid aanbod is, is mogelijk dankzij de grote groep actieve leden – in 300 lokale verenigingen - die zich als vrijwilliger inzetten.
De Unie KBO is mooi voorbeeld van burgerkracht. Mensen ontmoeten elkaar, ontmoeten de essentie van welzijn, doen samen aan ontspanning en sport en nemen deel aan andere activiteiten. U schept voorwaarden zodat mensen volwaardig en zelfbewust aan de samenleving kunnen deelnemen. Daarom ook behartigt u de belangen van duizenden Brabantse ouderen.
Dit alles maakt KBO-Brabant tot een serieuze gesprekspartner. Voor lokale overheden, maar ook voor het ministerie van VWS.
Dames en heren, u had staatssecretaris Van Rijn uitgenodigd om hier op uw jaarcongres te spreken. U wilde graag zijn visie horen over de hervormingen in de langdurige zorg. En wat de stand van zaken is. De staatssecretaris was graag gekomen. Ouderenorganisaties zijn van groot belang in het proces om de hervorming langdurige zorg tot een succes te maken. Maar hij is helaas verhinderd. Daarom kom ik zijn verhaal vertellen.
De rode draad in dat verhaal is dat je niet alléén kan hervormen. We zijn daarom constant bezig om alle partijen, en dus ook ouderenorganisaties als de Unie KBO, te betrekken.
Eerst hebben we met alle betrokkenen de weg gezocht naar een gemeenschappelijke visie. Daarna hebben we een reeks van akkoorden gesloten waarin wat scherpe randen van het regeerakkoord zijn bijgevijld. Ten slotte hebben we veel geïnvesteerd in een breed gedragen beeld van hoe we alle afspraken straks gaan uitvoeren.
Dames en heren, we gaan de zorg voor de kwetsbaren in de samenleving moderniseren. We gaan er voor zorgen dat zij zo lang mogelijk in hun eigen huis kunnen blijven wonen. En als dat niet meer kan, dan zorgen we dat er ergens anders een plek voor hen is waar het bijna net zo voelt als thuis.
Waar je net als vroeger thuis de baas bent over je leven. Waar de familie en de vrienden, de mantelzorgers, net zo goed deel van je leven zijn als toen je nog thuis woonde. En waar de professionele hulpverleners persoonlijke aandacht voor je hebben. ‘Van systemen naar mensen’, zoals de staatssecretaris, en ook de minister, dat noemen. En dat begint echt al heel snel: in januari 2015.
Kortom: we moeten aan de slag!
In de kern is de opdracht om de langdurige zorg aan te passen aan de veranderingen in onze samenleving. Hebben we de langdurige zorg in Nederland dan zo slecht geregeld? Integendeel. We hebben in Nederland een goed stelsel van langdurige zorg. Maar om dat te behouden moeten we ook bereid zijn dat te veranderen.
We moeten de langdurige zorg aanpassen omdat onze bevolkingssamenstelling sterk zal veranderen: we worden ouder en het aantal ouderen neemt toe.
In Nederland zijn momenteel 2,6 miljoen ouderen, bijna 15% van de bevolking. Dat loopt op naar circa 4,5 miljoen mensen in 2040, van wie de helft boven de 75 jaar zal zijn.
Dat is goed nieuws. Goed nieuws is ook dat we de gebreken die met die ouderdom soms samenhangen, steeds beter weten te beheersen. In de zorg komt daarbij steeds meer de nadruk te liggen op kwaliteit van leven. Mensen verwachten ook steeds meer van die zorg. One size fits no-one.
We zullen echter ook te maken krijgen met een zwaardere zorgvraag. Dat merken we nu al.
We moeten de langdurige zorg ook veranderen om die veelal zwaardere zorg in de toekomst betaalbaar te houden. Als de zorgkosten structureel meer stijgen dan de groei van ons nationaal inkomen, is dat op den duur onhoudbaar. We willen dat langdurige zorg ook voor mensen met een bescheiden inkomen beschikbaar blijft in de toekomst.
We moeten de langdurige zorg ook veranderen om de zorg weer dichter bij de mensen te brengen. Waar de vraag van mensen weer leidend wordt. Waar we zelf betrokken zijn bij het voorkomen van eenzaamheid in plaats van het betalen van een premie en we dus verwachten dat het wel geregeld wordt. Waar de professional weer meer ruimte heeft om te doen wat hij of zij ter plaatse tegenkomt.
Ik verwacht niet dat mantelzorgers de professionele zorg gaan overnemen. Mantelzorg is niet iets waarvoor je kiest, maar wat je overkomt. Lijfgebonden zorg – verpleging, verzorging, behandeling – moet gewoon professioneel geregeld zijn, net als de opname in een instelling als het thuis niet langer gaat. Ik wil dat we meer rekening houden met mantelzorgers, waardoor zij het wellicht langer kunnen volhouden. Dát is waar het om gaat.
Dames en heren, de samenleving verandert, de zorg verandert mee. En het is echter ook niet zo dat dè langdurige zorg naar de gemeente gaat:
- 60% van de langdurige zorg blijft een collectief verzekerd recht in de Wet langdurige zorg;
- bijna 20% is straks een individueel recht op grond van de zorgverzekeringswet.
- iets minder dan 20% gaat naar gemeenten, op basis waarvan gemeenten een wettelijke plicht hebben passende ondersteuning te bieden.
Grote verdienste van de Wlz zal zijn dat het recht op zorg – de aanspraken - op wetsniveau geregeld zal worden, zoals het recht op het pgb.
In de hervorming zetten we in op betere ondersteuning in de thuissituatie. We houden meer rekening met persoonlijke omstandigheden, maar er is en blijft ook gewoon recht op goede behandeling, verpleging en verzorging thuis.
En als het thuis niet langer gaat, dan heeft een ieder recht op passende zware zorg, al dan niet in een instelling.
Zoals ik al zei, heeft staatssecretaris Van Rijn vanaf het begin van zijn aantreden mensen en organisaties actief betrokken bij de uitwerking van het regeerakkoord. Hij heeft daarbij niet alleen gesproken met mensen en naar hen geluisterd, maar ook de goede ideeën overgenomen. Laat ik u de belangrijkste voorbeelden noemen:
- We hebben de taakstelling van 75% op de huishoudelijke hulp verzacht tot 40%. Hiermee maken we een meer geleidelijke overgang mogelijk en worden de gevolgen voor de mensen die werkzaam zijn in de zorg, aanzienlijk beperkt.
- Toen uit de gesprekken met de verzorgenden en de verpleegkundigen bleek, dat het oorspronkelijke onderscheid tussen de persoonlijke verzorging en verpleging geen gelukkige is, hebben we de keuze gemaakt om groot deel van de persoonlijke verzorging onder te brengen in het basispakket van de Zvw. Verpleging en verzorging blijven met deze wijziging verleend vanuit één hand. Een keuze die door de cliënten en de zorgverleners, zoals de wijkverpleegkundigen met grote instemming is ontvangen.
- In het regeerakkoord was niet voorzien in financiële middelen voor het overgangsrecht. Om die reden zijn we aan het begin van het jaar met de gemeenten overeengekomen dat zij € 200 mln. extra krijgen in 2015 en structureel voor de jaren daarna. Daarmee werd het financiële risico voor gemeenten al beperkt. Ook voor de zorgverzekaars en zorgkantoren kwam extra geld beschikbaar voor een soepele overgang van 2014 naar 2015.
- In aanvulling op deze extra gelden voor gemeenten, heeft een meerderheid van de fracties in de Tweede Kamer in dit jaar een begrotingsakkoord gesloten, waarmee aanvullend nog eens € 195 mln. voor gemeenten beschikbaar komt in 2015. Hiermee worden gemeenten in staat gesteld het overgangsrecht volledig te bekostigen en te investeren in nieuw aanbod.
- Ook is binnen dit begrotingsakkoord afgesproken om de toegang tot verblijf voor kwetsbare ouderen in een zorginstelling aan te laten sluiten bij de huidige praktijk.
Dames en heren,
De nieuwe Wmo 2015 is nu een feit en treedt 1 januari 2015 in werking. Met de nieuwe Wmo kunnen gemeenten ondersteuning bieden die aansluit bij de persoonlijke omstandigheden van mensen thuis. Wethouders hebben daarbij een heel belangrijke rol.
Met de Wmo is al jaren ervaring opgedaan. Behalve dat in de nieuwe Wmo het takenpakket van gemeenten is uitgebreid, is ook een aantal verbeteringen doorgevoerd, zoals de ondersteuning van mantelzorgers, de cliëntondersteuning en het preventieve karakter van de Wmo.
De Wmo geeft gemeenten de opdracht om niet af te wachten, maar op zoek te gaan naar juist diegenen die hun stem niet zo snel laten horen. Dan gaat het om mensen die eenzaam zijn, maar ook om mensen die slachtoffer zijn van huiselijk geweld.
Dames en heren, versterking van de positie van de burger en van cliënten is nadrukkelijk doel van de nieuwe Wmo 2015 en van de nieuwe Wlz. Deze wetten zijn pas echt een succes als ze aansluiten op de wensen en behoeften van de burgers.
Allereerst op individueel niveau. In de Wmo is geregeld dat een breed onderzoek naar de hulpvraag van de cliënt moet worden uitgevoerd. Dat zal vaak in de vorm van een gesprek met de burger zijn. Het gedachtengoed van De Kanteling, ofwel een dialoog met de burger en breed kijken naar problematiek en oplossingen, is wettelijk verankerd in de Wmo. Zo weet een burger dat er zorgvuldig naar zijn probleem gekeken wordt.
De Kanteling betekent ook dat we eerst kijken of informele of collectieve ondersteuning kan worden ingezet voordat wordt overgegaan tot formele individuele steun. Niet alleen omdat dat goedkoper is, maar ook - en ten eerste - omdat het vaak effectiever is. De Wet langdurige zorg krijgt dat gesprek door de Zorgplanbespreking.
De positie van de individuele burger wordt ook versterkt doordat in de wet – aanmerkelijk pregnanter dan in de huidige Wmo - is geregeld dat hij recht heeft op een cliëntondersteuner. En ook de Wlz kent straks cliëntondersteuning.
Sommige mensen hebben moeite hun vraag onder woorden te brengen. Of ze hebben moeite met het maken van keuze’s. Dan is het belangrijk dat een onafhankelijke cliëntondersteuner hen bij kan staan.
Maar burgers moeten ook op collectief niveau invloed kunnen uitoefenen. In de Wmo is geregeld dat gemeenten burgers moeten betrekken bij beleid en uitvoering van de Wmo. Ze moeten die burgerbetrokkenheid ook ondersteunen.
Het gaat daarbij niet om eenmalig advies vragen over het
Wmo-beleidsplan, maar daadwerkelijk van buiten naar binnen werken, zodat burgers daadwerkelijk aan het stuur zitten en het beleid voor een belangrijk deel helpen bepalen.
De Wmo en de Wlz zijn echt broer en zus, want ook in de Wlz is opgenomen - en dat is nieuw - dat de uitvoerders van de Wlz bij het vormgeven van haar beleid de burgers/clliënten te betrekken. Nog een stap verder is het aansluiten op en ondersteunen van burgerinitiatieven. Het kenniscentrum wonen-zorg van Aedes en Actiz heeft recent een inventarisatie opgesteld van meer dan 100 zorgcoöperaties in Nederland.
En dit kenniscentrum noemt Noord-Brabant “Hofleverancier” omdat maar liefst 41% van de initiatieven zijn wortels heeft in Noord Brabant. Er zit kennelijk iets in de Brabantse bodem dat voeding geeft aan dergelijke burgerinitiatieven.
Ik hoop dat de nieuwe Wmo 2015 dit verder bevordert en roep in het bijzonder de wethouders in de zaal op om ruimte te scheppen in beleid en uitvoering voor initiatieven van burgers.
Belangrijk in dit kader is dat de Eerste Kamer een amendement van het “Right to challenge” heeft aangenomen. Bewoners krijgen het recht om de gemeente uit te dagen als ze denken dat ze zorg in hun buurt beter kunnen verlenen dan de gemeente. In de Wlz is een experimenteel artikel opgenomen om innovatie te stimuleren, bijvoorbeeld als het gaat om toepassingen van domotica.
Dames en heren, ik sluit af. We staan voor een van de grootste stelselwijzigingen van de afgelopen decennia.
2015 is een overgangsjaar, zowel in de Wmo als in de vormgeving van de wijkverpleging en de Wlz. We zetten alles op alles om de veranderingen zo voorspelbaar mogelijk te laten verlopen. Daarvoor hebben we goede werkafspraken gemaakt.
Maar voor echte veranderingen is meer nodig. Het ministerie van VWS zorgt voor de wetten en de regels. Maar als we écht willen dat het in de zorg beter gaat, draait het om de professionals, actieve burgers, zoals de leden van KBO Brabant.
Want KBO doet!