Toespraak minister Timmermans bij het internationale jongerenevenement 'Next. Anne Frank Ambassadors in Action'
Toespraak van minister Frans Timmermans bij het internationale jongerenevenement 'NEXT. Anne Frank Ambassadors in Action' van de Anne Frank Stichting, Amsterdam, 14 augustus 2014.
Op 6 en 7 juni 1943 vertrokken twee treinen uit Vught. Aan boord zaten 1269 Joodse kinderen die met hun ouders opgesloten waren in het gelijknamige concentratiekamp. Onder hen een achtjarige jongen, David Jacob Zak, roepnaam Deddie. Op 11 juni is hij met zijn ouders - Simon en Judith - vergast in Sobibor.
Twee maanden geleden heb ik de Koning en de Koningin begeleid bij hun staatsbezoek aan Polen. Onderdeel daarvan was een visite aan het museum voor de Opstand van Warschau die deze maand 70 jaar geleden was begonnen. Daar vertelde men ons over de voorbereiding van een herdenkingsmonument in het vernietigingskamp Sobibor, sterfplaats van meer dan 30.000 Nederlanders.
Sobibor is nog tijdens de oorlog helemaal vernietigd door de Duitsers. Bij latere opgravingen is een naamplaatje gevonden van een Nederlands jongetje. En op dit naamplaatje stond geschreven: Deddie Zak, Uiterwaardenstraat 17 III, Amsterdam. Dat plaatje is tentoongesteld in het museum, met een foto erbij van een knulletje van acht jaar.
Dat plaatje en die foto komen bij iedere vader hard aan. Het was net alsof ik mijn eigen zoon zag. En in het plaatje herkende ik mijn eigen gedrag als vader: Ook ik heb mijn kinderen toen zij klein waren van die plaatjes omgedaan met daarop hun naam, adres en telefoonnummer zodat - als ze zouden verdwalen - zij weer teruggebracht konden worden.
Een gewoon jongetje, met gewone ouders, op industriële wijze vermoord. Slachtoffers die in hun alledaagse gewoontes niet te onderscheiden waren van anderen in hun liefde voor hun kinderen en hun wens een onbekommerd bestaan te hebben. Zij zijn vermoord, omdat zij behoorden tot een groep die op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was: Deddie was niet zomaar een achtjarig jochie met liefhebbende ouders. Hij was Joods in Nederland tijdens de oorlog.
Deddie is voor mij de belichaming geworden voor het fundamentele vraagstuk op het vlak van mensenrechten: Wat gebeurt er in het menselijk brein dat je anderen hun menselijkheid zo kunt misgunnen, dat je je gerechtvaardigd voelt om ze op te sluiten, te vermoorden, van de kaart te vegen?
Het projecteren van haat op groepen kan de vorm aannemen van uitsluiting, kritiek of discriminatie. Maar niet zelden is dat een hellend vlak. Het leidt naar de legitimatie van het veronderstelde recht om mensen te vermoorden. Dat mechanisme is nog steeds - misschien moet ik zeggen: Steeds meer - de grootste uitdaging waar de wereldgemeenschap voor staat op het gebied van mensenrechten.
Je eigen ideologie tot absolute waarheid verklaren dat is wat fundamentalisten van alle tijden doen. Zij menen daaraan het recht te ontlenen om iedereen die hun visie niet deelt, een normaal leven te ontzeggen of zelfs van het leven te beroven.
Dat absolute gelijk hebben en dat gelijk willen uitdragen is niet voorbehouden aan religie. Nationaalsocialisme, fascisme en communisme zijn voorbeelden van ideologieën die niets met godsdienst te maken hebben en die uiteindelijk mensen tot dezelfde waanzin en dezelfde uitsluitingsmechanismen dreven. Op verschillende schaal, op andere gronden en met uiteenlopende methoden. Maar het mechanisme is hetzelfde.
In zijn briljante BBC-serie The Story of the Jews beschrijft Simon Schama hoe dit mechanisme in de loop van de Europese geschiedenis op Joden werd toegepast. Vaak gebeurde dit op religieuze gronden, maar met name na de opkomst van de natie-staat en het nationalisme, veranderden de motieven. Joden werden nu vaak als de 'vijfde colonne' afgebeeld, mensen die zich als verraders en subversievelingen gedroegen vanwege hun heimelijke sympathieën voor de vijand van hun land. Van Joden werd gedacht dat ze alleen loyaal waren aan andere Joden, aan een wereldwijde samenzwering van kosmopolieten die naties te gronde wilden richten door de controle te grijpen over het bankenstelsel, de media en de wetgeving. Tot de dag van vandaag wordt deze mythe in leven gehouden door zowel radicaal rechts als fundamentalisten. Een snelle rondgang op internet leert dat deze gevaarlijke onzin nog springlevend is.
Daarmee is dit mechanisme een universeel fenomeen: Het gebeurt overal ter wereld. In Europa, in Azië, in Amerika en in Afrika. En iedereen kan er slachtoffer van worden: Joden, moslims, christenen en yezidi’s. Hindoes en bahá’ís. Atheïsten en homo’s. Boeren en intellectuelen. Iedereen.
De vraag die ons moet bezighouden is deze: Hoe wij kunnen helpen om dat mechanisme, die manier van denken en handelen tot staan te brengen en om mensen tot inkeer te brengen?
Ik kijk naar jullie, als ambassadeurs van Anne Frank, ik kijk naar mijzelf, als lid van dit kabinet.
Ik wil met jullie drie richtlijnen delen. Ik hoop dat ze ons zullen helpen bij onze strijd.
Maar op deze plek wil ik allereerst jullie bijdrage, die van de Anne Frank Stichting en van zijn ambassadeurs prijzen en omarmen. Want het is niet in de eerste plaats de regering of de volksvertegenwoordiging die voorop gaan in de bestrijding van dit mechanisme. Het is in de eerste plaats de bevolking van het land dat zich moet verzetten. Soms zullen zij in verzet moeten gaan tegen hun eigen regering, hun eigen volksvertegenwoordiging, om te verhinderen dat zij wetten uitvaardigen en toepassen die leiden tot uitsluiting, discriminatie, verbanning of regelrechte moord.
Gewone mensen moeten in het geweer komen zodra fundamentalisme zijn kop opsteekt. En de rol van jongeren is daarbij onmisbaar. Jullie zijn minder geremd door traditie, beter opgeleid dan je ouders, meer nieuwsgierig naar andere gewoontes en culturen, meer vrijdenkend over etnische en culturele verschillen. En niet in de laatste plaats: Iedereen heeft natuurlijk belang bij een goede toekomst, maar jullie nog het meest. Het grootste deel van je leven moet nog komen.
Ik ben benieuwd naar jullie verhalen en projecten. Ik weet zeker dat zij leerzaam zijn. Jullie daden zullen bijdragen aan betere regeringsdaden, aan betere wetgeving en aan betere parlementaire en rechtelijke controle.
En dat is hard nodig. In Europa is het antisemitisme weer aan een opmars bezig. Er wordt steeds scherper over Roma en Sinti gesproken. De islam als godsdienst wordt steeds vaker als oorzaak van alle kwaad weggezet. Maatschappelijke tegenstellingen zien zich uitvergroot als gevolg van crises elders in de wereld. Conflicten in het Midden-Oosten, of het nu gaat om het geweld tussen Israëli’s en Palestijnen in en rondom Gaza, of tussen soennieten en sjiieten in Syrië en Irak, vertalen zich in spanningen in de straat in Nederland en elders in Europa.
Dat is onacceptabel. Wat er in Gaza gebeurt, is joodse Nederlanders niet aan te rekenen. Islamitische Nederlanders zijn niet verantwoordelijk voor de behandeling van christenen in Irak. Mensen moeten beoordeeld worden op hun eigen gedrag. Niemand mag zondebok zijn voor het gedrag van anderen. Het punt van de medemenselijkheid en het als mens blijven zien van de ander staat centraal. Dat is mijn eerste richtlijn.
Je inzetten voor een individueel geval is vaak al een manier om het mechanisme van uitsluiting en ontmenselijking te doorbreken. Als je bijvoorbeeld kan laten zien dat het gaat om een moeder met kinderen, die op een normale manier wil leven, waarbij ze niets of niemand schade veroorzaakt.
Denk aan het verhaal van de Soedanese moeder, Meriam Ibrahim, die ter dood was veroordeeld omdat ze met een christen was getrouwd. Ze werd samen met haar twee baby’s opgesloten. De wet mag dan abstract zijn, haar verhaal maakt het persoonlijk. Het gaat om de mens; Het gaat erom van het 'geval' weer een mens te maken. Het tegengaan van het ontmenselijken kan al enorm helpen om het mechanisme van uitsluiting en erger te voorkomen.
Ten tweede: ‘Practise what you preach’ en wees bereid om te worden aangesproken. Kijk niet alleen naar wat je opponenten doen. Kijk ook eens naar het gedrag van je vrienden of naar dat van jezelf. Op mijn Facebook-timeline wordt mij wel eens voor de voeten geworpen selectief te zijn in mijn verontwaardiging. Dat ik me wel opwind over ISIS en niet over de Egyptische president Sisi. Wel over Hamas en niet over Israël.
Ik hoor dat ook op ander niveau, van vertegenwoordigers van andere landen. Een concreet voorbeeld: Mijn Russische collega Sergej Lavrov is de kampioen van het 'whataboutism'. Zodra hij kritiek krijgt op het Russische rechtsstelsel, komt hij met: "What about the death penalty in the United States?" Zodra ik over homorechten praat, begint hij over rechten van Nederlandse kinderen: "What about the pedo-party in your country?"
Mijn antwoord is dan: Daar zijn wij ook tegen, en sterker nog, wij steunen een programma dat bevordert dat er meer maatschappelijke discussie over de doodstraf komt. Wij steunen de mensen die tegen de doodstraf zijn in de Verenigde Staten. De Europese Unie levert het gif waarmee gedetineerden worden omgebracht niet aan de VS. En de onafhankelijke rechter in Nederland heeft besloten dat de pedo-partij verboden moet worden.
Dat beginsel geldt ook voor onze Israël-politiek. Een ander land waarmee we sterk verbonden zijn, economisch en cultureel, waar duizenden mensen van Nederlandse afkomst wonen. Een OESO-lid, net als ons land. Als wij kritiek hebben op wat er aan Palestijnse en Arabische kant gebeurt en zij zeggen: "What about Israel?”, dan kunnen wij zeggen: Daar hebben wij ook kritiek op. Wij steunen ook een programma in Israël op het vlak van mensenrechten. Ik denk dat het beste antwoord op whataboutism is: Dat doen wij ook.
Als je op dit terrein iets in algemene zin zou willen doen, is het grote pleidooi voor begrip voor de ander, voor respect voor de andere keuzen die andere mensen maken, misschien wel het belangrijkste dat ons te doen staat op het vlak van mensenrechten in de komende jaren. Zoals gezegd, zo’n pleidooi werkt alleen als je zelf voor kritiek openstaat en ook in staat bent je te verplaatsen in het gemoed van de ander.
En ten derde: De mensenrechten zijn in algemene zin geen foto, maar een film. Je moet een langetermijnvisie hebben. Je neemt niet alleen de bestaande situatie in ogenschouw, maar bekijkt ook waar je vandaan komt en waar je stap voor stap wilt komen.
De universaliteit van de mensenrechten is een van de grootste revoluties van de menselijke geschiedenis, en ook een van de jongste. De Franse revolutie bracht niet in één klap democratie, ook niet in Frankrijk. Voor iedere twee stappen vooruit is er vaak één terug. Mensenrechten vergen een lange adem.
Ik vind het altijd nuttig om de ervaringen in landen als Polen en Spanje in het debat te brengen. Daar gebeurde immers iets wat onmogelijk leek. In vrij korte tijd - nog geen generatie - is men daar tot een veel opener houding tegenover diversiteit gekomen. In sommige Afrikaanse landen is dit ook gelukt.
Het zelf geven van het goede voorbeeld en het niet meteen veroordelen van de ander, bijvoorbeeld vanwege hun homofobie, zijn volgens mij belangrijk. Die houding helpt in de dialoog. Als ik tegen mijn grootouders gezegd zou hebben dat in het nieuwe millennium mannen met mannen zouden mogen trouwen in Nederland, zouden ze mij hebben aangekeken alsof ik knettergek geworden was. Voor mijn grootouders in hun belevingswereld was dat nog iets compleet afwezigs, terwijl dat inmiddels voor meer dan driekwart van de Nederlandse bevolking iets heel normaals is.
Je moet zoiets nooit als een momentopname zien, maar als een ontwikkeling. Ik laat het daarbij in het midden of je dat positief beoordeelt of niet, want dat is aan iedereen zelf. Ik geef alleen maar de mogelijke maatschappelijke ontwikkeling aan op basis van respect voor waar mensen vandaan komen.
Kortom, ik denk dat er drie richtlijnen zijn waar we ons gedrag op moeten baseren:
- Beoordeel mensen op hun eigen gedrag, stel de medemenselijkheid en het als mens blijven zien van de ander centraal.
- Practise what you preach en wees bereid ter verantwoording te worden geroepen.
- Kies voor een langetermijnvisie: Beschouw mensenrechten als een film en respecteer waar mensen vandaan komen.
Ik wil afronden.
Er wordt gezegd dat de ideologische confrontaties in de wereld voorbij zijn. Ik kom steeds meer tot het inzicht dat dit niet helemaal - of misschien zelfs: Helemaal niet waar is. In de wereld zijn krachten waarneembaar, die aanstoot nemen aan hoe wij leven.
Waarom? Zij verzetten zich omdat zij weten dat zij macht hebben over anderen. Macht die het product is van manipulatie, van indoctrinatie en van ongecontroleerd geweld, gesteund door wapenbezit. Handhaving van die macht is afhankelijk van het feit dat zij niet in dezelfde verhouding komen te staan tot hun bevolking als bij ons het geval is.
De angst van president Poetin voor Oekraïne is niet de angst voor blauwe vlaggen met gele sterren op het Maidanplein. Het is angst voor blauwe vlaggen met gele sterren op het Rode Plein. Onze manier van leven boezemt ISIS angst in.
Het laatste wat zij willen is dat hun mensen ook dat willen wat wij als vanzelfsprekend beschouwen: Gelijke behandeling, gelijkberechtiging, vrijheid van geloofsdwang. Want dan is hun macht gebroken. De wervende kracht van onze manier van leven is heel erg sterk, zodanig sterk dat die heftige tegenkrachten oproept, gevoed door fundamentalisme en ultranationalisme.
Als wij dus strijden voor mensenrechten, strijden wij voor onze manier van leven en voor onze samenleving: Het behoud van onze samenleving en het behoud van de waarden van onze samenleving. Het bevorderen van mensenrechten in de rest van de wereld is dus ook het verankeren en verstevigen van onze manier van leven in onze samenleving, van wat wij dierbaar en belangrijk vinden.
Daarom is mensenrechtenbeleid wat mij betreft altijd een hoeksteen van het buitenlands beleid. Het gaat er immers niet alleen maar om een ander te gunnen wat wij doodnormaal vinden; het gaat ook om het verankeren van hoe wij dat hier doen, voor de toekomst, voor onze kinderen en kleinkinderen. Het gaat erom dat we ons wapenen tegen aanvallen van buiten of van binnen die ons dat willen ontzeggen.
Dat is voor mij de kern van de strijd voor mensenrechten. Jullie inspanningen, die van de Anne Frank Stichting en van haar ambassadeurs, zijn daarin essentieel. In de woorden van Edmund Burke: "When bad men combine, the good must associate; else they will fall, one by one."
Laat dat niet gebeuren.