Toespraak van minister-president Rutte op Veteranendag

Toespraak van minister-president Rutte op Veteranendag in de Ridderzaal in Den Haag op 28 juni 2014.

Majesteit, Ridder Militaire Willems-Orde, veteranen, dames en heren,

Het is 10 mei 1940. Marinier Willem Ramakers en zijn maten worden in de kazerne op het Oostplein in Rotterdam voorbereid op een vertrek naar Nederlands-Indië. 17 jaar is Ramakers en 'een groentje', in zijn eigen woorden, als die tiende mei om 5.00 uur 's ochtends honderden Duitse militairen de Maasbruggen bestormen. Hij heeft tot dan toe één keer met echte kogels geschoten, tijdens een oefening. Die dagen vuurt hij er tientallen af. Het is David tegen Goliath. Tegen alle verwachtingen in weten Ramakers en zijn kameraden vier dagen lang weerstand te bieden tegen de veel beter getrainde en toegeruste Duitsers. Tot het onvoorstelbare gebeurt - als de bommen vallen op Rotterdam. 

Ramakers is inmiddels 92 jaar oud en hij is hier vandaag bij ons. Daar zit hij. Ik heb hem vanochtend al ontmoet en zijn verhaal ontroert. Willem Ramakers, sinds jaren Bill Ramakers, woont al ruim zestig jaar in Canada. Deze week heeft hij voor het eerst Rotterdam teruggezien. De stad die hij zo moedig verdedigde en die hij in puin moest achterlaten. Ramakers is een van de laatste nog levende verdedigers van de Maasbruggen. Hij is een held. En helden - die moeten wij koesteren.

Daarom zijn wij hier vandaag opnieuw bij elkaar in de Ridderzaal. Daarom is er Veteranendag. Dit jaar alweer voor de tiende keer. De laatste zaterdag in juni is een dag waarop de Nederlandse bevolking respect betuigt aan haar veteranen. Respect aan mensen als Bill Ramakers. Maar ook respect aan mensen als de 31-jarige Anke Dorpmanns. Zij was nog maar 17 toen ze zich bij de Landmacht meldde en ging als 19-jarige naar Bosnië. Tijdens haar tweede missie, in 2005 in Irak, stond ze continu onder spanning. 'Zelfs kinderen op straat waren een gevaar,' schrijft ze op de weblog van Veteranendag. 'Ze zagen er wel onschuldig uit, maar ik was altijd bang dat ze iets naar me zouden gooien. Ik had het gevoel dat ik niemand meer kon vertrouwen en dat iedereen tegen me was.' Bij thuiskomst bleek Anke Dorpmanns te lijden aan een posttraumatische stressstoornis. Helaas een bekende ziekte onder veteranen. Ze schreef er een boek over: 'Vroeger vond ik onweer mooi'. Ook haar verhaal ontroert. En ook Anke Dorpmanns is hier vandaag. Daar zit ze.

Bill Ramakers en Anke Dorpmanns streden dag en nacht voor onze vrijheid, hier en in het buitenland. Zoals heel veel andere militairen, dat ooit deden en nu nog doen. En of je nu in 1940 in Rotterdam was of in 2005 in Irak, of je nu 92 jaar bent of 31, veteranen herkennen elkaar. Allemaal vertellen ze verhalen van afscheid nemen, van vreemde verre landen, van heimwee, kameraadschap en verlies. Van een vriendschap met een Bosnisch meisje, of de verdrietige ogen van een Palestijnse vluchteling. Van je leven wagen voor een kameraad. Verhalen over het belang van de groep dat boven het belang van het individu staat. En verhalen van het contrast tussen het leven tijdens de missie en het leven terug in Nederland. Hoe je - ook jaren later - nog schrikt van het onweer, of van een rotje met oud en nieuw.

Want het verhaal houdt niet op bij thuiskomst. Bill Ramakers zweeg zeventig jaar over zijn verleden, maar de beelden van mei 1940 waren nooit uit zijn gedachten. Anke Dorpmanns keerde als een ander mens terug uit Irak. De ervaringen die je opdoet tijdens een missie neem je voor altijd met je mee. Militair, dat ben je en dat blijf je voor het leven.

Daarom is die veteranenstatus zo belangrijk. Vanwege de herkenning tussen veteranen onderling. En vanwege de erkenning door de rest van Nederland - ook in het leven na de missie. Nederland heeft gelukkig steeds meer oog voor veteranen. In 2012 is de Veteranenwet door de Tweede Kamer aangenomen. Daarmee wordt de zorg voor veteranen wettelijk geregeld. Er is sinds kort een Veteranenloket. En niet in de laatste plaats is er deze Veteranendag. Inmiddels een traditie. Een traditie om trots op te zijn.

Nederland telt ruim 115.000 veteranen. Militairen, maar ook politieagenten, die hebben deelgenomen aan onze politiemissies. En dus nog een veelvoud daarvan aan echtgenoten, ouders en kinderen, die hun geliefden voor langere periodes hebben moeten missen. Mary Groen-Geraets, wiens zoon in november 2011 was uitgezonden naar Kunduz, verwoordt in het boekje met tien veteranenverhalen dat de Koning vandaag in ontvangst zal nemen, treffend wat dat betekent: 'Als je wat langer van huis weggaat, zorg je dat er altijd iemand is die weet waar je bent, er zou eens iemand aan de deur kunnen komen…' Het is onvoorstelbaar elke dag met die angst te moeten leven. Veteranendag is er niet alleen voor de veteranen, maar ook voor het thuisfront.

Majesteit, dames en heren.

Bill Ramakers besloot na zeventig jaar zwijgen zijn verhaal aan ons te vertellen. Gelukkig maar. Het verhaal van de strijd om de Maasbruggen moet verteld worden. Net als dat van de landing in Normandië op D-Day, nu zeventig jaar geleden, dat nog dertien Nederlandse veteranen kunnen navertellen. Of het verhaal van de slag bij Chora in Afghanistan in 2007, een vier dagen durend gevecht tussen ISAF-militairen en de Taliban, waarbij 500 Nederlandse militairen betrokken waren.

Die verhalen moeten verteld worden, zodat wij in Nederland beseffen dat onze vrijheid niet vanzelfsprekend is. Dat we die te danken hebben aan Ramakers en zijn kameraden, aan Dorpmanns en aan al die andere veteranen. En aan de mannen en vrouwen van Defensie die ook vandaag - in Mali, Afghanistan, Somalië, Zuid-Sudan en Turkije -  hun leven wagen, om onze vrijheid te beschermen.

Veteranen, dit is jullie dag. Wij zeggen vandaag: dank jullie wel.