Toespraak van minister Schultz van Haegen bij de ondertekening van het werkprogramma Nederlandse zeehavens 2014-2016

Spreektekst minister Schultz van Haegen (IenM) bij de bijeenkomst voor de ondertekening van het werkprogramma Nederlandse zeehavens 2014-2016 op 25 juni 2014 in Rotterdam.

Dames en heren,

'Alle hens aan dek': dat waren de laatste woorden van het filmpje dat we daarnet zagen.
Daar spreekt een gevoel van urgentie uit, en dat is terecht.
Want we kunnen trots zijn op onze zeehavens - de beelden uit de film spreken voor zich.
De Nederlandse zeehavens staan bovenaan de internationale lijstjes. Niet meer de grootste, maar wel de beste ter wereld! Qua dienstverlening en infrastructuur zijn we koploper.
Maar willen we de voorsprong behouden dan moeten we gezamenlijk aan de slag, en het gemeenschappelijk programma dat er nu ligt is iets nieuws. 

Een agenda voor de komende twee jaar waar zowel het rijk als de havens aan gaan werken met concrete acties die door alle partijen zijn aangedragen.

Onze ambitie is stevig:

  • We willen dat de Nederlandse haveninfrastructuur de beste van de wereld blijft;
  • we willen dat het marktaandeel van de Nederlandse havens in het hele gebied van Hamburg tot aan Le Havre groeit;
  • en we willen dat de toegevoegde waarde van onze havens toeneemt.

Ambities die passen bij de positie die we al hebben.

Gaat het slecht met de Nederlandse zeehavens?
Helemaal niet. Ze houden de Nederlandse economie vitaal.

  • Ze bieden werk aan 284.000 mensen.
  • Er wordt 36 miljard euro per jaar verdiend.
  • Ze trekken bedrijven aan uit de hele wereld. Ze vormen knooppunten in wereldwijde netwerken en zorgen voor een stevige internationale concurrentiepositie.

Feiten om trots op te zijn.
Maar die sterke positie is allesbehalve vanzelfsprekend.
U weet dat zelf het beste.
De verladers en investeerders zijn niet getrouwd met onze zeehavens. Ze kijken steeds naar de beste mogelijkheden wereldwijd.
De energiekosten spelen een rol, zeker voor de petrochemie en de chemische industrie. Door de winning van schaliegas in de VS zijn de energiekosten in Europa relatief hoog.
Op het gebied van containervervoer is er stevige concurrentie  van onze grootste buurhavens Antwerpen en Hamburg. Het afgelopen jaar verloor Rotterdam 2,1% aan containers aan de buurhavens.
Nog niet dramatisch, maar toch een signaal.
Dat vraagt om een krachtig antwoord.
Een antwoord dat we niet geven in de vorm van een rijksvisie op de zeehavens. Zo’n visie hebben alle havens zelf al opgesteld. Meestal ligt het vizier daarbij op 2030.
Er was behoefte aan een pragmatischer antwoord. Een antwoord dat aansluit bij de praktijk van dit moment. 
Daarom hebben wij aan u de vraag gesteld: waarmee kan het rijk helpen? Wat verwacht u van het rijk? Wat zijn de belangrijkste prioriteiten waar we de komende jaren aan moeten werken?

Het resultaat ligt voor ons.
Zes prioriteiten – ik noem ze: de zeehavens en Europa, bereikbaarheid en logistiek, ondernemerschap en arbeidsmarkt, duurzaamheid en innovatie, zeehavens en hun omgeving en havensamenwerking en de borging van publieke belangen.
Hieronder hangen 20 acties: 10 voor het rijk en 10 voor de havenbeheerders en de havenbedrijven.

Het gaat om concrete ondersteuning, bijvoorbeeld het instellen van een maritiem loket bij het rijk om te helpen bij het aanvragen van Europees geld.
Of het organiseren van een high level meeting over de havenregio’s eind dit jaar.

Doel is meer grip te krijgen op ontwikkelingen als hoge energiekosten en het toenemend aantal raffinaderijen in het Middenoosten. Het ministerie van EZ gaat dit organiseren.

Maar onze inzet is ook: feiten boven tafel brengen, uitzoeken wat speelt en kwetsbaarheden en mogelijkheden zichtbaar maken. 
Bijvoorbeeld een eerlijk level playing field. We hebben onderzoek laten doen naar de staatsteun aan onze buurhavens, Antwerpen en Hamburg.

Daaruit bleek dat zowel Vlaamse als Duitse havens honderden miljoenen euro’s per jaar aan directe staatsteun ontvangen. Dat werkt oneerlijke concurrentie in de hand en met deze nieuwe feiten ga ik mij in de EU inzetten voor een heldere richtlijn staatsteun zeehavens.
Ik doe dat niet alleen want we gaan daar nu gezamenlijk voor lobbyen.

Andere voorbeelden zijn:

  • Welke knelpunten zijn er in de aansluiting op het onderwijs en de arbeidsmarkt? Hoe zorgen we ervoor dat de mensen in de grote steden Rotterdam en Amsterdam kiezen voor een carrière in de haven?
  • Wat zijn nu precies de verschillen in bijvoorbeeld de inspectie- en toezichtlasten tussen de Nederlandse en Belgische en Duitse havens? Welke rekening krijgen het Duitse, Nederlandse en Belgische havenbedrijfsleven precies? Het resultaat kan een bijdrage leveren aan de Europese discussie over eerlijk speelveld. Of:
  • Wat voor meerwaarde heeft het als het rijk ook mede-aandeelhouder wordt van het Havenbedrijf Amsterdam? Nu is de staat alleen aandeelhouder van Rotterdam. Is het publieke belang hierbij gebaat? We gaan hierover het gesprek aan.

Op deze manier brengen we de komende twee jaar  gezamenlijke focus aan in onze activiteiten, krijgen we meer houvast op ontwikkelingen en geven we voeding aan een politieke discussie over de positie en toekomst van de zeehavens. 
Want de zeehavens zijn belangrijk voor Nederland en verdienen meer politieke aandacht.

Tot slot.

Ik ben heel blij dat dit eerste werkprogramma er nu ligt. Het is een spannend proces geweest voor alle betrokkenen omdat de belangen verschillend zijn en het niet vanzelfsprekend is dat je als concurrenten rond de tafel gaat zitten. 
Daarom heb ik zeer veel waardering voor het lef dat u heeft getoond om ondanks de verschillen het gemeenschappelijke belang te zoeken.

Ik nodig u van harte uit om het werkprogramma straks te ondertekenen.
Want uiteindelijk willen we toch de voorsprong die we hebben behouden!