Veel innovatieve voorbeelden van jeugdzorg komen uit Utrecht
Staatssecretaris Van Rijn sprak op 5 juni 214 op de conferentie Jeugdzorg Inzicht in Utrecht. ‘Nu is het moment dat gemeenten en aanbieders van jeugdhulp moeten doorpakken. Op korte termijn prioriteiten stellen. Keuzen maken over de inkoop van specialistische zorg. En besluiten nemen, ook in regionaal verband. Het tempo gaat omhoog en de tijd waarin partijen tijd en ruimte kregen om er onderling uit te komen, is voorbij.’
Let op! Alleen uitgesproken woord geldt!
Dames en heren,
In april en mei zijn in de Utrechtse gemeenten 26 nieuwe colleges aangetreden. Bij de een ging het wat vlotter dan de ander, maar uiteindelijk zijn ook in Woerden, Nieuwegein en IJsselstein de gemeentebesturen geïnstalleerd. Besturen met veel nieuwe gezichten.
Er zijn hier vanmiddag dus veel wethouders aanwezig die ik nog niet eerder heb ontmoet en die mij nog niet eerder hebben horen spreken. Daarom een speciaal welkom aan deze nieuw aangetreden bestuurders met jeugdhulp in de portefeuille.
Tegen u wil ik graag zeggen dat u bent ingestapt in een trein die al een tijdje rijdt. De trein van de drie decentralisaties: de overheveling van jeugdzorg, de overheveling van werk en inkomen en de overheveling van zorg aan langdurig zieken en ouderen.
Dat vereist van u dat u in korte tijd veel kennis van zaken op moet doen. Dat u in gesprek gaat met aanbieders, met Bureau Jeugdzorg en niet te vergeten met de burgers in uw gemeente. En dat u uiteindelijk een belangrijke spin in het web bent als het gaat om een goede en zorgvuldige transitie van de jeugdzorg.
Graag citeer ik enkele zinnen uit het coalitieakkoord van een Utrechtse gemeente. Een akkoord met de titel: De toekomst vormen we samen.
‘De rol van de gemeente verandert. De gemeente is niet langer als vanzelfsprekend de partij om alle maatschappelijke problemen op te lossen. Juist de kracht in de samenleving en de eigen verantwoordelijkheid die mensen kunnen en willen nemen, maken Nieuwegein tot de stad die ze is. Met de nieuwe taken in het sociale domein, met minder geld en een veranderende omgeving staan we voor ingrijpende keuzen. Keuzen die vragen om een heldere visie voor de komende tien jaar.’
En nee, ik heb niet al uw coalitieakkoorden gelezen. Maar ik heb er wel een aantal doorgebladerd. In al die akkoorden kom ik passages tegen met dezelfde strekking. De zinnen die ik voorlas, komen uit Nieuwegein, maar ik had ook een ander akkoord kunnen kiezen. Wat ik lees, geeft mij veel vertrouwen in de kracht van gemeenten, in de kracht van instellingen en in de kracht van de samenleving. En natuurlijk vertrouwen in de inzet van bestuurders!
Ja, het zijn ingrijpende keuzen die u moet maken. Aan de andere kant staat ons heel duidelijk voor ogen wat we willen. Kinderen en gezinnen die het nodig hebben, moeten in elke gemeente eenvoudig kunnen aankloppen voor hulp. Kinderen die nu al gebruik maken van jeugdhulp moeten zo weinig mogelijk merken van de overgang naar het nieuwe stelsel. Daar doen we het voor met z’n allen!
Om goede keuzen te maken, is een heldere visie nodig, zo citeerde ik. En daarom is het zo goed om er vandaag hier in het Provinciehuis bij te zijn. U bent bijeen om elkaar te ontmoeten, te informeren en te inspireren. Zodat die visie zich, op een bijeenkomst als deze, kan ontwikkelen.
Die visie hoeft natuurlijk niet overal hetzelfde te zijn. Die hangt af van de politieke kleur van B&W, die hangt af van de lokale situatie. Ook de grootte van een gemeente is bepalend. Kleine gemeenten als Eemnes, Oudewater en Renswoude zullen vanzelfsprekend de zorg op een heel andere manier organiseren dan Utrecht en Amersfoort. Kleine, maar ook middelgrote gemeenten, zullen bijvoorbeeld veel vaker samen met andere gemeenten optrekken.
Dat gebeurt ook al. Ik hoor verhalen dat u hier in de provincie Utrecht de transitie goed voorbereidt door regionaal volop samen te werken. Door regionale arrangementen op te stellen. Er is het afgelopen jaar hier in Utrecht heel hard gewerkt en u heeft grote vorderingen gemaakt. Daar mag u trots op zijn.
Mijn ministerie volgt de vorderingen van alle gemeenten op de voet via de Transitiemonitor Jeugd. Zo krijgen we een gedetailleerd beeld over het tempo en de voortgang per gemeente. En kunnen we extra ondersteuning bieden als uit de monitor blijkt dat dit nodig is.
Voor degenen die nog niet precies weten wat de Transitiemonitor is: dit is een digitaal systeem waarin gemeenten aan de hand van een vragenlijst aangeven hoe ver ze zijn in het transitieproces jeugd. Dat doen ze in groen, oranje en rood.
Zo kunnen gemeenten ook zelf hun voortgang checken ten opzichte van het tijdspad van het transitieproces. Het is dus zeker niet alleen als een soort controle door het Rijk bedoeld, het is vooral een instrument om zelf de voortgang goed te kunnen bewaken.
Wat ik ook niet genoeg kan benadrukken, is dat we de zorg voor jeugd niet over de schutting gooien. Gemeenten staan er niet alleen voor! Er is een vliegende brigade van deskundigen door heel Nederland aan de slag om te helpen bij knelpunten. Denk aan inkoop van jeugdhulp, financiën of het organiseren van de toegang tot zorg.
Sommige gemeenten hebben die hulp misschien niet of nauwelijks nodig, zoals de grote gemeenten in de provincie Utrecht. Zij volgen het tijdspad nauwgezet en zijn zelfs koplopers. Maar er zijn nog behoorlijke verschillen in de regio.
Een knelpunt dat we vaker zien terugkomen is de financiële risicoverevening tussen gemeenten. Dat is dus een belangrijk punt van aandacht. Ook de voortgang van het inkoopproces hapert hier en daar. Overigens zien we dat niet alleen in de provincie Utrecht, dat zijn de knelpunten waar men ook elders in het land mee kampt.
Vanuit VWS hebben we u de mogelijkheid gegeven om in 2014 alvast te experimenteren en daar heeft de provincie Utrecht gebruik van gemaakt. U oefent dit jaar alvast met uw nieuwe taken en – dat geldt voor alles - wie eerst oefent, doet het daarna altijd beter.
Utrecht heeft in januari 2014 – al een jaar voor de officiële decentralisatie – een deel van de jeugdzorg overgedragen aan de gemeenten. Nu al kunnen zij mee beslissen hoe en waar geld wordt besteed. Door nu al zo te werken, laat u mij zien dat u vertrouwen heeft in deze ingrijpende operatie. Mevrouw Pennarts, u bent de drijvende kracht achter dit alles. U heeft er veel tijd en energie in gestopt om alle partijen die met jeugdzorg te maken hebben, bij elkaar te brengen. Ondertussen voerde u nauw overleg met VWS en met de inspectie. Voor dit alles geef ik u, en uw collega’s bij de provincie, graag een compliment.
De provincie stelde een deel van de doeluitkering van het rijk, drie miljoen euro om precies te zijn, aan gemeenten beschikbaar om zorg in te kopen. Om nu alvast ervaring op te doen met indicatiestelling en met inkoop. Dat moesten ze wel bij bestaande instellingen doen. Mijn complimenten geef ik daarom niet alleen aan de provincie, maar ook aan de gemeenten die het aandurfden om vast te gaan experimenteren.
Wat mij ook opvalt, is dat gemeenten en instellingen vanuit andere delen van het land vaak inspiratie opdoen in Utrecht. Veel innovatieve voorbeelden komen hier vandaan. Het werken met buurt- en gezinsteams is daar een voorbeeld van.
De gemeente Utrecht experimenteert sinds 2012 in Ondiep en Overvecht Noord met deze buurtteams die gezinnen dicht bij huis ondersteunen. Met professionals die een brede kennis hebben en die samen met het gezin bekijken wat er nodig is om weer op eigen benen te staan.
Ook het werken met SAVE is in Utrecht begonnen en krijgt navolging in andere provincies. Save is een nieuwe manier van werken in de jeugdzorg: de regie voor het oplossen van opvoedingsproblemen wordt zoveel mogelijk bij cliënten en bij hun eigen netwerk gelegd. Zo accepteren cliënten eerder vrijwillige hulp en worden kinderbeschermingsmaatregelen zoveel mogelijk voorkomen.
Dames en heren, zoals u weet houdt een onafhankelijke Transitiecommissie – onder leiding van Leonard Geluk - in de gaten hoe de transitie van de jeugdzorg verloopt. Want de continuïteit van zorg voor kinderen en gezinnen moet worden gewaarborgd. Half juni komt de Transitiecommissie met haar 4e rapportage. Juni wordt dus een spannende maand.
Ook omdat dan de rapportage van de Transitiemonitor naar de Tweede Kamer gaat en we over de voortgang in gesprek gaan met de Tweede Kamer. Bijna 80 procent van de gemeenten heeft de monitor ingevuld. Op dit moment zijn we nog bezig met de analyse. De vragen die aan gemeenten zijn gesteld, richten zich op de tien prioriteiten uit de Focuslijst die gemeenten als een soort checklist bij hun eigen planning kunnen gebruiken. De Focuslijst is geen blauwdruk, zeker niet, we willen gemeenten juist vrijheid geven. Maar de lijst maakt wel duidelijk wat er klaar moet zijn op 1 januari 2015.
Een belangrijke randvoorwaarde die het Rijk moet invullen is, duidelijkheid geven over de financiën. Daar vroeg u – terecht – ook steeds zelf om. Die duidelijkheid heeft u onlangs gekregen: in de meicirculaire zijn de definitieve budgetten voor lokale jeugdzorg vermeld.
U weet nu precies hoeveel geld u vanaf 2015 kunt besteden. Het kan natuurlijk zijn dat u als gemeente toch nog vragen heeft, die beantwoorden we graag. We hebben al eerder voor een Utrechtse regio een verschillen-analyse uitgevoerd.
Nu is het moment dat gemeenten en aanbieders van jeugdhulp moeten doorpakken. Op korte termijn prioriteiten stellen. Keuzen maken over de inkoop van specialistische zorg. En besluiten nemen, ook in regionaal verband. We gaan door op dezelfde weg, maar niet in hetzelfde tempo of met dezelfde aanpak. Het tempo gaat omhoog en de tijd waarin partijen tijd en ruimte kregen om er onderling uit te komen, is voorbij.
Om te zorgen dat de vaart erin blijft en de knopen ook echt worden doorgehakt, hebben staatssecretaris Teeven en ik de Transitie Autoriteit Jeugd opgericht. Deze komt in actie als er signalen zijn dat ergens in Nederland de zorg voor kinderen en gezinnen in het gedrang raakt.
Als aanbieder kunt u bij de Transitie Autoriteit terecht als u in de knel komt. De autoriteit bemiddelt dan waar nodig tussen gemeente en zorgaanbieder. En als er dan nog geen oplossing komt, hakken mijn collega Teeven en ik op advies van de Autoriteit de knoop door.
Dames en heren, ik blijf het zeggen: de vaart moet erin blijven. Als gemeenten weet u nu precies hoeveel geld u in 2015 aan jeugdhulp kunt besteden. De provincie is al begonnen met ‘loslaten’. Nu kunt u aan de slag om tot inkoopcontracten te komen.
Zowel de Bureaus Jeugdzorg als de zorgaanbieders moeten vóór 1 augustus 2014 weten welke zorg gemeenten vanaf 2015 bij hen gaan afnemen. Zodra dat duidelijk is, kunnen deze partijen bepalen hoe ze hun organisatie kunnen aanpassen voor 2015.
Dames en heren, geen enkel kind mag de dupe zijn van deze transitie. Zij moeten juist de verbeteringen ervaren. Want voor hén doen we het juist. Zodat de zorg voor kinderen en gezinnen die het nodig hebben, goed geregeld is én blijft op 1 januari 2015.
Mocht er toch iets mislopen als gevolg van het nieuwe stelsel, dan kunnen kinderen en gezinnen terecht bij een centraal meldpunt. Daarmee wil ik voorkomen dat er ondanks alle inspanningen van alle betrokkenen, toch iemand tussen wal en schip terecht komt.
We willen kinderen en gezinnen die het nodig hebben beter behandelen, begeleiden en beschermen. Dat doen we door een einde te maken aan de versnippering van de zorg voor jeugd. Eén gezin, één plan, één regisseur.
Ik dank u vast voor uw inzet!