Studievoorschot maakt investering tot €1 miljard mogelijk
Het kabinet heeft met de fracties van D66, GroenLinks, VVD en PvdA een akkoord bereikt over de hervorming van de studiefinanciering. Met de introductie van het studievoorschot maken de partijen een bedrag oplopend tot maximaal €1 miljard vrij om te investeren in beter hoger onderwijs. Het totale budget dat jaarlijks beschikbaar komt voor de bekostiging van hoger onderwijs stijgt hiermee met een bedrag dat oploopt tot meer dan 20% ten opzichte van het budget in 2014.*
Studeren loont: iemand die aan een hogeschool of universiteit studeert verdient later gemiddeld anderhalf tot twee keer zoveel als een leeftijdsgenoot die geen hoger onderwijs heeft genoten. Ook de samenleving als geheel profiteert van een goed opgeleide bevolking. Het is dan ook redelijk om de lasten te verdelen: het grootste deel van de studie wordt betaald door de overheid (ca €6500 per student per jaar), voor een deel betaalt de student mee. Dat deel wordt met de introductie van het studievoorschot iets groter maar daar krijgt de student wel iets voor terug: beter hoger onderwijs. Hiermee krijgen we een eerlijk, rechtvaardig, doelmatig en toekomstbestendig studiefinancieringsstelsel.
Beter hoger onderwijs
In totaal komt er een bedrag oplopend tot maximaal €1 miljard vrij om te investeren in beter en uitdagender onderwijs. Daarbij valt te denken aan intensievere begeleiding, meer contacturen en beloning voor wetenschappers die goed lesgeven. Ook versterking van de opleidingscommissies, meer excellentietrajecten en betere internationale studiekansen behoren tot de mogelijkheden. De investeringen worden gekoppeld aan de strategische plannen en kwaliteitsafspraken met de hogescholen en universiteiten. Om snel te kunnen beginnen met investeren financieren de hogescholen en universiteiten de eerste drie jaar €200 miljoen voor. Studenten en docenten krijgen instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begrotingen van de instellingen, omdat verbetering van kwaliteit gezamenlijke verantwoordelijkheid is van studenten, medewerkers en besturen.
Het studievoorschot bestaat voortaan uit een beurs voor studenten van wie de ouders minder dan €46.000 verdienen, een lening en een collegegeldkrediet. De aanvullende beurs kan oplopen tot €365 per maand, voor studenten met ouders die minder dan €30.000 verdienen. Boven dat inkomen loopt het bedrag terug. De maximale lening is het bedrag dat studenten nu al kunnen lenen plus eventueel het bedrag van de huidige basisbeurs (voor uitwonenden). De basisbeurs voor alle studenten, ongeacht het inkomen van hun ouders, vervalt.
Lagere aflossing
De maximale afbetalingstermijn gaat van 15 naar 35 jaar. De maandlasten bij aflossing nemen hierdoor flink af, van maximaal 12% nu naar 4% van het verzamelinkomen bij het studievoorschot. Daarnaast begint het afbetalen straks vanaf het minimumloon. Nu is dat ongeveer bij bijstandsniveau. Eerder aflossen mag natuurlijk ook en de aflossingsvrije jokerjaren die de afgestudeerde kan inzetten als hij door een dure levensfase gaat waarin hij zijn geld nodig heeft voor andere zaken (zoals jonge kinderen of de aanschaf van een huis) blijft bestaan.
Studenten met een handicap of chronische ziekte, die nu nog een jaar extra basisbeurs krijgen, worden gecompenseerd met kwijtschelding van €1200 bij een afgeronde bachelor of master.
Leven Lang Leren krijgt een belangrijke impuls met het studievoorschot. Een afgestudeerde is niet uitgeleerd als hij of zij een bachelor- of masterdiploma op zak heeft. De samenleving verandert, en de eisen die aan werknemers worden gesteld veranderen mee. Vanuit die gedachte krijgen studenten die met hun bacheloropleiding beginnen in de jaren 2015/16 tot en met 2018/19, en nog niet volop profiteren van de investeringen van de opbrengst van het studievoorschot, een tegemoetkoming in de vorm van vouchers. Hiermee kunnen ze voor €2000 inzetten voor (geaccrediteerde) bijscholing 5 tot 10 jaar na hun afstuderen. Het collegegeldkrediet wordt uitgebreid tot groepen studenten boven de 30, in vol- én deeltijd en mbo-bol.
Ov-kaart voor mbo-studenten
Het reisrecht blijft behouden en wordt zelfs uitgebreid tot mbo-studenten beneden de 18. Instellingen zijn zich aan het profileren en studenten worden geacht een bewuste studiekeuze te maken. Dit vraagt van studenten dat ze mobiel zijn, omdat ze bijvoorbeeld ook colleges buiten hun eigen instellingen volgen. Een ov-kaart hoort daarbij, ook voor de 160.000 mbo-studenten beneden de 18. Zij krijgen uiterlijk per 1 januari 2017 studentenreisrecht.
Bovendien wordt met het behoud van het reisrecht tegemoet gekomen aan een belangrijke wens van de studenten. Wel gaan we er via een beter-benutten-strategie voor zorgen dat we het reisgedrag van de studenten beter kunnen spreiden, waarmee we een extra investering van 200 miljoen euro in het onderwijs realiseren.
Het studievoorschot voor de bachelor en masterfase gaat in op 1 september 2015 voor nieuwe groepen bachelor- en masterstudenten.
*1 t.o.v. begroting 2014: bekostiging hbo en wo (incl. ‘groen’ en prestatiebekostiging) = €4,35 miljard.