Twintig jaar Wet op de rechtsbijstand

Toespraak door staatssecretaris Teeven bij de opening van het mini-symposium Twintig jaar Wet op de rechtsbijstand op 22 mei in het Auditorium, VenJ, Den Haag.

Welkom in het ministerie van Veiligheid en Justitie. U bevindt zich in het hoogte gebouw van Den Haag. Op de 36e verdieping hadden we dit mini-symposium kunnen houden in de Skylobby. We hebben gekozen voor ons auditorium, dat onder de zeespiegel ligt. U moet die keuze niet symbolisch zien. We vinden deze gehoorzaal simpelweg geschikter. Praktischer ook, het sleutelwoord als het om het thema van deze middag gaat: Als we kijken naar 20 jaar Wet op de Rechtsbijstand, kijken we naar praktische oplossingen die aansluiten op de praktijk. 

De Wet op de rechtsbijstand is twintig jaar geleden uit praktische noodzaak ontstaan. De sociale rechtshulp ontwikkelde zich van midden jaren zeventig tot eind jaren tachtig van de vorige eeuw snel. Een hele reeks van adviezen en wetsvoorstellen gingen aan het uiteindelijke ontwerp vooraf.

Ik ga even terug in de tijd. Het is 22 december 1993. De klok in de eerste kamer staat op 4.33 uur. Het kerstreces is aanstaande. De senatoren kijken reikhalzend uit naar de finale hamerslag van de voorzitter. De Wet op de rechtsbijstand staat als laatste punt op de agenda. En dan: over praktisch handelen gesproken. Gelet op het late tijdstip stelt de voorzitter voor het wetsvoorstel zonder beraadslagingen aan te nemen. Met dien verstande dat minister Hirsch Ballin en staatssecretaris Kosto bereid zijn in januari 1994 een overleg ‘achteraf’ te voeren.

Geloof het of niet. De wet treedt op 1 januari 1994 inwerking. Het inhoudelijke debat met de Eerste Kamer over de wet vindt plaats op 18 januari van dat jaar. 

Dames en heren. Hier in ons auditorium hebben alle deelnemers aan dit mini-symposium één ding met elkaar gemeen. Zij delen een diepgewortelde belangstelling voor de rechtsbijstand en de toegang tot het recht. Ik vorm daarop geen uitzondering. Ik vind het uitermate belangrijk dat mensen het vertrouwen hebben dat zij zich kunnen verweren tegen onrecht en onrechtvaardigheid.

Burgers moeten met serieuze juridische problemen altijd een beroep op het recht kunnen doen. Een vermogende partij mag zijn gelijk niet uitsluitend krijgen omdat die zich wel de toegang tot de rechter en de advocaat kan veroorloven. Ook minder draagkrachtigen moet rechtsbescherming worden geboden en ook zij moeten de nakoming van afspraken in rechte kunnen afdwingen. Dat is één van de fundamenten van onze democratische rechtsstaat.

Die toegang tot het recht is niet alleen belangrijk voor het rechtsgevoel. Er zitten ook een economisch aspecten aan en politieke keuzen. Wie in Nederland zou nog enig risico durven nemen wanneer je er bij een mogelijk juridisch conflict er alleen voor staat en voor alle kosten alleen moet opdraaien? Zonder het vertrouwen dat je als het er op aan komt toegang tot het recht hebt, kunnen mensen alleen berusten in onrecht of eigenrichting plegen.

Dat zou een armoedige samenleving worden, waarin mensen elkaar eerder trachten te mijden dan proberen samen te leven. Populair gezegd: Dat moet je niet willen.

Dames en heren, in onze samenleving beheersen rechtsregels steeds meer de economische en sociale verhoudingen. De kans om met conflicten over die rechtsregels in aanraking te komen neemt daardoor almaar toe. En tegelijk met een afname van de mogelijkheden die mensen lijken te zien om conflicten in het sociale verkeer op te lossen, nemen de mogelijkheden toe met het recht iets te bereiken. Waar de gang naar de stembus afneemt (we kiezen vandaag een nieuw Europees parlement), geldt voor het beroep op de rechter juist het omgekeerde.

Recht biedt burger zekerheid, zeker. Maar teveel vraag naar recht kan leiden tot verstarring en tot onwerkbare sociale en economische verhoudingen. Daarom is naar mijn mening dejuridisering belangrijk. Dejuridisering zowel in de zin van deregulering als ook door het aanbieden van andere vormen van geschiloplossing dan door middel van de rechter.

Zo zijn voor het oplossen van verdelingsvragen objectieve criteria nodig. Verdelingsvragen zoals alimentatie en schadevergoeding bevatten sterke prikkels om elkaar (juridisch) bezig te houden. Om tot een rechtvaardige verdeling te komen hebben partijen toegankelijke en transparante richtpunten (materiële normering) nodig.

Een ander aspect dat ik in dit verband wil noemen is de doelmatigheid en beheersbaarheid van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand. Ik vind het van groot belang tot een financieel beheersbaar stelsel te komen. Dat is – zou ik zeggen – voor een stelsel als de rechtsbijstand – van levensbelang. En wat moeten we vaststellen? De financiële rek is uit het huidige stelsel.
Ik zoem even uit. Als u mij dat toestaat!

De financiële rek – hebben we vastgesteld – is uit het huidige stelsel is. Volgens de organisatietheorie doorlopen organisaties, stelsel en systemen achtereenvolgens een pioniersfase, een ontwikkelfase, een stabilisatiefase en tenslotte een neergangsfase, alvorens ten onder te gaan. Als die theorie op het stelsel van rechtsbijstand van toepassing zou zijn, zouden we ons nu in de neergangsfase moeten bevinden. Die zou moeten worden gekenmerkt door afnemende productiviteit, gebrek aan vernieuwing en onvoldoende veerkracht om op nieuwe ontwikkelingen in te spelen.

Gelukkig heeft de theorie geen voorspellende waarden. Weliswaar staan we voor een forse financiële taakstelling, maar dat betekent niet de teloorgang van het stelsel. Niet alleen dit symposium vormt daarvan het bewijs. De ontwikkeling van De Rechtswijzer, de digitale gereedschapskist die burgers in staat stelt grip op een juridisch probleem te krijgen en zelf naar oplossingen te zoeken, is een ander voorbeeld van vernieuwing. Dat geldt ook voor de pilots waar advocatuur, het Juridisch Loket en de Raad voor Rechtsbijstand, samen kijken hoe de nieuwe eerstelijns voorziening het beste kan worden ingericht.

Hier zoem ik – met u welnemen – even in!

Wat de eerstelijns rechtsbijstand betreft, wil ik die versterken tot een volwaardige juridische huisarts! Zaken worden door in die praktijk zoveel mogelijk afgedaan. Dan kan zijn door het geven van een afdoende advies. Al of niet in combinatie met een doe-het-zelf-pakket (bijvoorbeeld door een brief op te zetten of ondersteuning te geven via een internetprogramma zoals de digitale Rechtswijzer). Of het contact te leggen met de wederpartij voor het treffen van een betalingsregeling of een minnelijke schikking. Of er kan verwezen worden naar andere instantie die het conflict kan oplossen. Ik noem een geschillencommissie, schuldhulpverlening, slachtofferhulp. En indien nodig wordt verwezen naar een advocaat, gerechtsdeurwaarder of mediator.

Dames en heren, ik zie u denken, wanneer komt hij nou met de bekende drieslag: het moet slimmer, efficiënter en doelmatiger. Dat kan ook. Gemakkelijk is het niet. Om kuit te schieten moet je stroomopwaarts zwemmen. Dat lukt nog wel als het om je eigen werkterrein gaat. Maar bij het beslechten van geschillen zit je in een keten. Om in het beeld te blijven, je zit in een school. Lastiger wordt het de drieslag te maken op de snijvlakken, als je in het vaarwater van je ketenpartners komt. Toch is juist daar winst te behalen.

Laat ik een voorbeeld geven. De wijze waarop door het Openbaar Ministerie verdachten worden gedagvaard is sterk bepalend voor de kosten van rechtsbijstand. Een betere afstemming van elkaars werkwijze kan de kwaliteit van de (jeugd)strafrechtketen verbeteren. In het kader van ZSM kijken we nu samen met de politie, OM, advocatuur en de Raad voor Rechtsbijstand, Reclassering, Slachtofferhulp Nederland en de Raad voor de Kinderbescherming, naar een snelle zorgvuldige afhandeling van veelvoorkomende criminaliteit.

Dames en heren. Ik zie u denken. Dat kunt u mooi bedenken in deze supermoderne kantoortoren.  Maar verbeteringen van de samenwerking in de ketens laat zich niet dicteren vanuit het Auditorium en de Skylobby en alles wat daar tussen zit. Een goede samenwerking moet worden ontwikkeld in de praktijk van alle dag door kritisch te kijken naar de eigen handelwijze en daarbij de ervaringen van anderen te betrekken.

Daarbij staat voorop dat het besef dat veranderingen alleen tot een succes gemaakt kunnen worden als er sprake is van een ketenbenadering. En een ketenbenadering vergt afstemming en regie binnen de keten. En bereidheid van professionals en organisaties om deel uit te willen maken van de keten. Ketensamenwerking kan niet alleen voor verhoging van de kwaliteit en voor kostenbesparing in individuele zaken zorgen. Ontwikkeling van het probleemoplossende vermogen van de keten maakt de winst vele malen groter. Het monitoren van de praktijk van alledag is daarbij een belangrijk gegeven. Signalementen waar het goed gaat en waar verbeteringen aangebracht kunnen worden, horen door te dringen naar de plekken waar de ketenpartners beslissingen nemen. Vervolgens is een goede regie over de keten, onontbeerlijk.

Dames en heren. De uitdaging waarvoor u tijdens de conferentie wordt gesteld is geen eenvoudige. Eén ding is zeker. De komende jaren is er minder geld voor rechtsbijstand beschikbaar en u en ik willen dat het niveau van geschilbeslechting op z’n minst gehandhaafd blijft. De inrichting van de rechtsbijstand is voortdurend in beweging. Dat vraagt de praktijk.

Vorige week diende zich een mooi voorbeeld daarvan aan. In een overleg in de Tweede Kamer bespraken we de zogenaamde vechtscheiding. En vooral welke rol mediation daarin kan spelen. En of er dwang dan wel drang uitgeoefend moet kunnen worden. Allemaal actuele vragen die betrekking hebben op dit gebied van rechtsbijstand. Vragen die in het kader van het moet slimmer, efficiënter en doelmatiger – een antwoord verdienen. 

U als deelnemers aan dit symposium brengt grote ervaring en kennis in. De organisatie heeft interessant programma samengesteld. Ieders expertise komt aan bod. Van u allen wordt een actieve deelname verwacht. Ik nodig u graag uit u te laten inspireren door de kennis en de ervaring van de inleiders en ik wens u vruchtbare discussies toe.