Toespraak van minister Bussemaker bij de lancering van de Akademie van Kunsten

Toespraak van minister Bussemaker (OCW) bij de lancering van de Akademie van Kunsten in Amsterdam op 23 april 2014.

Toen Benjamin Franklin, uitvinder, diplomaat, politicus, wetenschapper, drukker en staatsman – wanneer zien we dat soort lijstjes nog achter één naam? - maar dit terzijde.
Toen deze Amerikaanse alleskunner in Frankrijk getuige was van de eerste bemande ballonvaart, vroeg een omstander hem wat dat nu voor nut had, zo’n heteluchtballon.
Franklin antwoordde: “Welk nut heeft een pasgeboren baby?”
Het antwoord van een ware uitvinder en wetenschapper.
Wie het experiment schuwt, komt geen stap verder.
Dames en heren,
Vandaag beginnen ook wij een experiment.
We richten onder de vlag van de KNAW de ‘Akademie van Kunsten’ op.
Een plek waar we wetenschap en kunst samenbrengen.
Een plek waar over kunst en wetenschap gediscussieerd zal worden.
Een plek waar ontwerpers,  kunstenaars en wetenschappers elkaar kunnen ontmoeten.
Uw academie als pasgeboren baby.
We maken ons een voorstelling van het nut, maar dat moet nog wel bewezen worden.

Het is dus een spannende dag vandaag.
Hoewel: dit experiment is al eens eerder gelanceerd, maar helaas voortijdig aan de grond gezet.
Een korte terugblik.
Want waaruit trekken we beter lessen dan onze eigen geschiedenis?
Historie als houvast.
Toen Koning Lodewijk Napoleon in 1806 in Nederland aantrad, gaf hij direct de opdracht om instellingen op het terrein van kunst en wetenschap te inventariseren en te vergelijken met Frankrijk.
Zijn doel was de Nederlandse kunst en wetenschap te centraliseren en de kwaliteit te verbeteren in tijden van economische crisis.
Dat klinkt bekend.
Napoleons opdracht luidde, ik citeer:
‘Het volmaken der wetenschappen en kunsten, om derzelver vorderingen in het Rijk bij buitenlanders bekend te doen worden, en uitvindingen of vorderingen, elders gemaakt, hier te lande in te voeren.’

Een op Franse leest geschoeid instituut, geïnspireerd  op het Institut National.
Dit Paleis voor Kunst en Wetenschap zou bestaan uit het Koninklijk Instituut, de bibliotheek, het museum, en de Koninklijke academie voor schone kunsten.
Het is, zo weten we, er nooit gekomen.
Toen Lodewijk Napoleon in 1810 afstand deed van zijn Nederlandse troon verdween het plan uit beeld.
Alleen het Koninklijk Instituut bleef overeind.
Dit werd echter in 1851 opgeheven door de liberaal Thorbecke.
U hoort het: niets nieuws onder de zon.
De KNAW werd opgericht - alleen voor wetenschappers.
Kunst raakte steeds verder buiten beeld.

Toen Thorbecke in 1862 werd aangesproken dat de kunst niet eens voorkwam in de troonrede van dat jaar, gaf de staatsman zijn beroemde antwoord:
‘Ik zal niet zeggen dat ik er geen belang in stel: een groot deel van mijn leven was daaraan gewijd. Maar het is geen zaak van regering. De Regering is geen oordelaar van wetenschap en kunst’. 
Dat laatste onderschrijf ik; de regering is geen oordelaar van wat goede wetenschap en kunst is.
Maar anders dan Thorbecke, vind ik wel dat kunst een zaak is van de regering.
De laatste jaren is er een mate van onverschilligheid ontstaan tussen de kunstwereld en de politiek.
De twee hebben weinig tot geen bemoeienis meer met elkaar.
Met als gevolg dat veel kunstenaars geen noodzaak voelden zich te legitimeren.
Het engagement moet terug.

Tussen kunst en politiek mag het wat mij betreft meer schuren.
Moet het schuren.
Elke samenleving heeft spiegels nodig voor zelfreflectie.
Zonder spiegels gaan we navelstaren.
Dat hebben we dan ook veelvuldig gedaan de afgelopen jaren.

Cultuur, wetenschap en de kunsten verheffen ons.
Daarom verdient kunst onze steun wanneer het bedreigd wordt.
Ook al is zij – zoals Johan Simons op 22 februari in NRC handelsblad schreef – ‘onherbergzaam, demonisch of ijskoud’.
Juist dan verdient zij onze steun.
Zodat ze in welk tijdsgewricht dan ook mens en samenleving reflecteert.
Vandaar dat we een datgene doen wat Lodewijk Napoleon 206 jaar geleden ook deed: we richten een academie op voor de kunsten.
Niet als sterfhuis, niet als verzorgingstehuis, maar als een relevant en vitaal instituut.

Maar met welk doel doen we dat eigenlijk?
Kunst en wetenschap kennen uiteraard een lange gezamenlijke geschiedenis die teruggaat naar Leonardo da Vinci.
De wisselwerking tussen kunst en wetenschap is dus historisch gezien zeker interessant.
Maar is zij ook relevant voor onze toekomst?
Wim Beeren maakte in 1998 de tentoonstelling 'Sporen van wetenschap in kunst'  met moderne kunstenaars in het Trippenhuis.
Dit naar aanleiding van het 190 jarige bestaan van de KNAW.
In de bijbehorende publicatie wees de kernfysicus W. H. G. Lewin op  de parallellen tussen kunst en wetenschap.
‘Beide proberen’, schrijft hij, ‘nieuwe concepten bloot te leggen; ze zoeken naar essenties en helderheid. Het doel is een nieuwe opinie, een nieuwe wijze van kijken waar we niet aan gewend zijn. Dat is dus nooit 'het warme bed', dat zo vertrouwd is en dus bevestigend werkt, maar altijd 'de koude vloer' die onrust verwekt, maar die heel onthullend kan zijn.’

Mooie woorden die de relevantie van de wisselwerking tussen wetenschap en kunst illustreren.
Uw academie biedt de kans tot zo’n permanente uitwisseling.
Zij zal zich wel een positie moeten verwerven in de 21e eeuw.
Of zoals Robbert Dijkgraaf het zei:
“De Academie kan voor kunstenaars alleen zinvol zijn als ze erin slaagt daar een 21ste-eeuwse vorm voor te vinden, niet een die teruggrijpt op de tijd van Thorbecke.”
Twee hedendaagse vormen die mij erg aanspreken hier in Amsterdam zijn het FreedomLab aan de Plantage Middenlaan en de Tolhuistuin aan de overkant van het IJ.
De eerste omschrijft zichzelf als ‘campus voor innovatie’.
In het lab werken zo’n 50 zelfstandig ondernemers – ontwerpers, technici en filosofen.
Overheden, ondernemingen en ngo’s zijn de afnemers.
René Gude, filosoof en bekend als Denker des Vaderlands, komt een keer per maand langs om te filosoferen en te discussiëren.
De mensen in het Freedomlab zijn doeners en denkers.
Het zijn pragmatische creatieve ondernemers.
De Tolhuistuin is een vergelijkbare plek, zij het dat hier meer nadruk ligt op cultuur.
Zo werken ze samen met Paradiso.
Ook de Tolhuistuin is een broedplaats waar de creativiteit bloeit met een maatschappelijke waarde.
Die waarde zit deels in het feit dat ze buren zijn van het Hyperion Lyceum.
Onderwijs, ondernemerschap, kunst en cultuur op dezelfde vierkante kilometer.
Een prachtige plek in de stad.
Als academie zou u de spil kunnen zijn van deze broedplaatsen.
Als verbindende factor tussen deze laboratoria en andere organisaties in Amsterdam en elders.
Daarin schuilt een groot deel van de waarde van uw academie.
Maar u moet daarvoor wel de straat op, de stad in en het IJ over.
Schuw het experiment niet.
U bent een pasgeborene met een leven voor u.
Het zou wel mooi zijn als u gedurende dat leven de diversiteit van de commissie zou kunnen vergroten.
Vier vrouwen op negentien leden vind ik wat karig.
Dat ligt ook aan de vrouwen zelf heb ik begrepen.
Een aantal bedankte voor de eer.
Ik zie het ook als mijn verantwoordelijkheid, als minister van Emancipatie, om vrouwen aan te sporen juist ja te zeggen op dit soort verzoeken.
Het is nu goed te weten dat daar dus kennelijk wat meer moeite voor gedaan moeten worden.
Ik wens u veel wijsheid, geluk en inspiratie toe.
Ik wens u, deze keer, een lang leven toe.
Laten we daar zo het glas op heffen.
Dank u wel.