Toespraak Hennis-Plasschaert tijdens het Air Power Symposium op 11 april 2014 te Den Haag
Toespraak tijdens het Air Power Symposium op 11 april 2014 te Den Haag
Dames en heren,
Vorig jaar stonden we stil bij 100 jaar luchtmacht. Een mijlpaal.
Vandaag kijken we vooruit. De luchtmacht van de toekomst, ofwel: CLSK 3.0.
Niet eerder was ik in de gelegenheid om voor een uitgelezen gezelschap als de uwe… ronduit te stellen dat ik ontzettend blij ben dat we – nota bene in het jubileumjaar van de luchtmacht – de knoop definitief hebben doorgehakt over de vervanging van de F-16. Zoals bekend heeft majoor Vijge als eerste Nederlandse vlieger in de F-35 heeft gevlogen. En deze week tekende kolonel Bert de Smit als tweede Nederlander voor een vlucht. Dat is voor hem een prachtige mijlpaal, maar zeker ook het resultaat van een geweldig stuk team effort en een solide voortgang van het programma!
De F35 zal onze luchtmacht van de toekomst mede vorm geven. Na jaren van debat en discussie zijn we nu eindelijk van start gegaan met de transitie. Dat werd dan ook hoog tijd. En dan druk ik me voorzichtig uit. Ik bracht vorige week overigens een bezoek aan China. Daar kreeg ik onder andere een demo te zien van hun J-10. Volgens bepaalde welingelichte kringen hebben we het hier over de Chinese tegenhanger van de F35, die qua kostprijs ongeveer de helft
bedraagt… Het is een prachtig toestel, maar als dat zo was, dan had ik veel eerder China moeten bezoeken.
Over het belang van het luchtwapen, dames en heren, kan geen enkele twijfel bestaan. Nu niet. En ook de komende decennia niet. Waar ook ter wereld. Het beheersen van het luchtruim, hoe hoog dat ook reikt, is cruciaal om tot succesvolle militaire operaties te komen. Een luchtwapen in handen van onze luchtmacht…is een ijzersterk merk, nationaal en internationaal. In een uitzending van EenVandaag gingen vijf fractievoorzitters uit de Tweede Kamer, vlak voor de gemeenteraadsverkiezingen, met elkaar in debat. De F35 speelde nadrukkelijk geen rol in deze verkiezingen. Toch ging het er nog even over. En weet u, een aantal taken wordt terecht overgeheveld naar de gemeenten. Juist om iedereen in Nederland zo goed mogelijk te kunnen bedienen. Maar wat een opluchting dat dit niet geldt voor onze luchtverdediging!
Dames en heren,
Onlangs bezocht ik onze Air Task Force op de basis in Mazar-e-Sharif. Daar stond ik stil bij maar liefst 13 jaar inzet van onze F-16’s in Afghanistan. Een periode waarin we met een wisselend mandaat hebben gewerkt vanaf verschillende locaties. Een periode waarin de Nederlandse luchtmacht zich heeft laten zien als een betrouwbare partner, die uitblinkt in professionaliteit en zorgvuldigheid. Nog altijd moeten we de wapens inzetten. Feit is dat de Taliban met enige regelmaat de boel op scherp zet. En wie wel eens een beeld- en/of geluidsopname heeft gehoord van grondtroepen tijdens een vuurgevecht, is meteen overtuigd van het belang van ‘close air support’. Meerdere malen heeft onze Air Task Force de levens kunnen redden van grondtroepen in nood. Onze inzet doet er toe. En meer dan dat! Onze inzet levert een significante bijdrage aan de veiligheid van onze mensen en die van onze coalitiepartners. Daar mogen we niet aan voorbij gaan. Sterker nog, ik vind het cruciaal om hierbij stil te staan.Met The Dutch Armed Forces hebben we goud in handen. En de Koninklijke Luchtmacht beschouw ik als onmisbaar in dezen.
Dames en heren,
Vandaag spreekt u, denkt u na, over de verschillende aspecten van de luchtmacht van de toekomst: Air Force Reinvented. Vier invalshoeken: innoveren, transformeren, technologie en samenwerken. En zeer terecht, stelt u dat bij al die invalshoeken de mens centraal staat. De mens vormt het innovatieve vermogen van de organisatie, de mens moet de transformatie leiden, de mens gebruikt technologie om effectief te kunnen zijn en de mens werkt samen om de luchtmacht relevant en betaalbaar te houden.
Waar komen we vandaan? Ik vermoed zomaar dat ik u dat niet nader hoef toe te lichten. Velen van u maken immers direct of indirect deel uit van een geschiedenis die fascineert en inspireert. Van het allereerste – gehuurde! – toestel van Marinus van Meel, de revolutionaire tweemotorige jachtkruiser, de Fokker G-1, die bij zijn introductie in 1936 een sensatie was tot de Fighting Falcon waarmee we op 6 juni 1979 de beschikking kregen over een toestel met superieure wendbaarheid. Nogal wat typen toestellen zijn de afgelopen decennia de revue gepasseerd. En dat geldt ook voor de wijzen waarop deze zijn ingezet. Van toestellen met een verkenningsfunctie tot en met het ‘system of systems’. In feite zijn een drietal momenten mede bepalend geweest voor onze gedachten over Airpower, en
daarmee de luchtmacht.
Allereerst het lidmaatschap van de NAVO, vanaf april 1949. Nederland kreeg hiermee de mogelijkheid om deel te nemen aan het Mutual Defense Assistance Program. Dit is van zeer grote betekenis gebleken voor de opbouw van de Koninklijke Luchtmacht. Op het hoogtepunt beschikte onze luchtmacht over bijna 900 kisten. Van eerste en tweede generatie gevechtsvliegtuigen tot en met een grote verzameling aan les-, transport- en lichte toestellen. Sommigen dromen daar nog steeds van…ook ik.
Als tweede wil ik noemen de operatie Desert Storm. Een luchtoffensief die z’n weerga niet kende. Sir Timothy Garden, voormalig plaatsvervangend Chef van de Britse Defensie Staf, noemt de jaren negentig niet voor niets the air power decade. De intensiteit en precisie van dit luchtoffensief, de snelheid… Het verraste menig expert. Desert Storm luidde, zo u wilt, het tijdperk in van precision age warfare. Maar ook van kenmerkende
technologische ontwikkelingen als stealth en de snelle toename in computervermogen, waarmee het mogelijk werd om ongehoorde hoeveelheden informatie in te winnen, te analyseren en te verspreiden in steeds kortere tijd. Hiermee konden operaties anders worden opgezet. Met de inzet van moderne militaire middelen werd het mogelijk om de risico’s voor eigen eenheden zo veel mogelijk te beperken. Een herwaardering van het fenomeen air power was op z’n plaats.
En dan, als derde, de operatie Enduring Freedom. Het voortdurend contact van speciale eenheden op de grond met patrouillerende gevechtsvliegtuigen in de lucht gaf een radicale wending aan het verloop van deze operatie. Het maakte een verschuiving mogelijk. Van het aanvallen van fixed targets – zoals vliegvelden, luchtverdedigingsinstallaties en andere militaire objecten – naar de Taliban frontlinie met kleine mobiele doelen. Het gevolg was een verbluffend snelle reductie van het Taliban grondgebied.
Anno 2014 kunnen we concluderen dat de combinatie van grondtroepen en geavanceerde air power een ongekend militair effectiviteit kan genereren! Een decennium van technische, organisatorische en tactische ontwikkelingen heeft daarmee zijn vruchten afgeworpen. En als we kijken naar het aandeel van Europese luchtstrijdkrachten in recente militaire operaties, dan kunnen we vast stellen dat zij een aanzienlijke rol hebben gespeeld.
Helemaal tevreden kunnen we echter nog niet zijn.De aanzienlijke bijdrage van Europese luchtstrijdkrachten aan recente operaties verhult immers niet dat Europa, ten opzichte van de VS, te kampen heeft met aanzienlijke militaire tekortkomingen. Dat geldt overigens voor alle krijgsmachtdelen. De positieve trends in de stijgende effectiviteit en de groeiende rol van air power, zijn dan ook met name te danken aan de grote variëteit aan Amerikaanse air power middelen en de door de Amerikanen ingezette ontwikkeling van een joint doctrine en technologie. Onder de terechte politieke en maatschappelijke eisen ten aanzien van snelheid, accuratesse en dus ook minimalisering van risico’s, slachtoffers en nevenschade, is Europa nog altijd niet in staat om offensieve operaties uit te voeren zonder Amerikaanse steun. Van operatie Allied Force in 1999 tot en met Unified Protector in 2011. Secretaris-generaal van de NAVO Rasmussen benoemde deze laatste operatie tot een van de meest opmerkelijke in de geschiedenis van de NAVO. Ook volgens de Amerikaanse ambassadeur bij de NAVO was dit ‘the right way to Run an Intervention’.
Die complimenteuze woorden mogen niet verhullen dat de Europese landen eenvoudigweg niet over voldoende middelen beschikken om dit soort offensieve luchtoperaties te plannen en te leiden in de uitvoering. Europa heeft de afgelopen decennia - zeer terecht - in precisiewapens geïnvesteerd. Maar veel minder in aanvullende middelen om deze goed in te zetten. Een aanzienlijk deel van alle ondersteunende capaciteiten wordt door de Verenigde Staten geleverd. Als we bijvoorbeeld naar Unified Protector kijken, dan bleek het uitwisselen van geclassificeerde informatie lastig. Daarnaast zagen we een gebrek aan voldoende gekwalificeerd en ervaren personeel, zoals politieke en juridische adviseurs, strategen, analisten, logistieke planners en targeteers. En er was een gebrek aan hardware, in de vorm van van Suppression of Enemy Air Defence, middelen ten behoeve van intelligence, surveillance, doelbepaling en verkenning (ISR), tankercapaciteit en wapens. Deze military shortfalls kwamen al bij Allied Force aan het licht en tijdens Unified Protector was hierin nog weinig veranderd.
Vorig jaar kwam de nota ‘In het belang van Nederland’ tot stand. En dit probleem wordt in deze nota ronduit erkend. We kiezen dan ook onomwonden voor samenwerken, nationaal en internationaal. We kiezen er dan ook voor om te blijven investeren in vernieuwing. Zoals bekend, werd Defensie met de nieuwe begrotingsafspraken van afgelopen oktober in staat gesteld een aantal pijnlijke keuzes te verzachten of zelfs terug te draaien. Ietsje minder ‘minder’...
Zo verviel voor de luchtmacht de maatregel om vliegbasis Leeuwarden om te vormen tot een Deployable Operating Base. Dit verbetert het voortzettingsvermogen van de F-16 en vergemakkelijkt de transitie naar de F-35 en de MALE UAV.
Ook is er ruimte gekomen om te investeren in een simulator voor de Chinook-helikopter. Die zachte bries in de rug was bemoedigend.
En ik hoop van harte tekenend. We moeten immers antwoord blijven geven - kúnnen blijven geven - op de mondiale ontwikkelingen. En die mondiale ontwikkelingen laten zich niet makkelijk voorspellen. Onder meer de Strategische Monitor van Clingendael concludeerde vorig jaar dat de instabiliteit eerder lijkt toe te nemen, dan af. En zo is het. Brandhaarden en spanningen te over in de wereld om ons heen. Onzekerheid als de grootste constante. Een ding is zeker: veiligheid en vrijheid zijn nooit vanzelfsprekend geweest. En zullen dat ook de komende jaren niet zijn. Hier moeten we hard voor werken. Dag in, dag uit. In eigen land. En daarbuiten.
Ik hecht veel waarde aan het verder vormgeven van de internationale militaire samenwerking. Deze samenwerking heeft de afgelopen jaren onmiskenbaar een nieuwe dimensie gekregen. En die dimensie, te weten het integreren van eenheden en het gezamenlijk verwerven van capaciteiten, zal alleen nog maar dominanter worden. Internationale militaire samenwerking is niet langer een keuze, maar noodzaak. Duidelijk is dat Europa - en dus ook Nederland - alles uit de kast moet trekken om haar positie op het wereldtoneel te behouden. Om antwoord te kunnen blijven geven op de mondiale ontwikkelingen. Natuurlijk, Europa is nog steeds een machtige afzetmarkt. En ja, Europa heeft na de Verenigde Staten nog steeds het grootste defensiebudget, maar totaal versnipperd.
Maar Europa zal actiever en slimmer moeten zijn, nog meer in beweging moeten komen. Feit is dat Nederland al heel lang, eigenlijk al sinds de Gouden Eeuw, niet in staat is om geheel zelfstandig de eigen veiligheid te garanderen. Met andere woorden: we waren en blijven afhankelijk van bondgenootschappen.
Na de Tweede Wereldoorlog, is de NAVO de best denkbare garantie gebleken. Een solide veiligheidsverzekering. Met wereldwijde dekking. Een bondgenootschap dat staat voor gedeelde waarden. Een bondgenootschap dat bewezen heeft te leveren. Die veiligheidsverzekering is not to be taken for granted. Obama gaf onlangs in Brussel een stevige boodschap af. Europa kan niet eenzijdig op de Verenigde Staten leunen voor haar veiligheid. De Verenigde Staten kunnen en willen de defensielast niet alleen dragen. Een hartenkreet die ik ten zeerste onderschrijf. En overigens ook een boodschap die ik reeds bij herhaling heb uitgedragen, bijvoorbeeld tijdens debatten in de Kamer maar ook tijdens mijn bijdragen op internationale fora – zoals de München en Halifax Security Conferences.
De Europese landen, als zij betrouwbare en capabele allies wensen te blijven, zullen binnen de NAVO veel meer verantwoordelijkheid moeten nemen. Burden sharing ten aanzien van de financiën. Uiteraard. Maar bijvoorbeeld ook, en wellicht nog belangrijker, burden sharing ten aanzien van de te nemen van risico's.
Verdergaande Europese samenwerking dient onze bredere veiligheidsbelangen. Het is een belangrijke manier om de militaire effectiviteit en doelmatigheid te optimaliseren. Door samen te werken...vergroten we ons militaire handelingsvermogen.
De NAVO is 65 jaar oud. Maar kan nog niet met pensioen. Verre van dat. We hebben de NAVO hard nodig. En om die veiligheidsverzekering te continueren…moeten de Europese allies het been bijtrekken. En laat ik helder zijn – samenwerking is geen alternatief voor verdergaande bezuinigingen. Carpoolen is ook niet mogelijk als je zelf je auto hebt verkocht. In geval van internationale samenwerking geldt voorts dat de kost veelal voor de baat uit gaat.
Dames en heren,
Na een lange periode van reorganisaties, taakstellingen en herschikkingen is het voor onze krijgsmacht van belang om nu in rustiger vaarwater te komen. 2013 werd het jaar van herijken en knopen doorhakken... 2014 moet het jaar worden waarin Defensie weer kan bouwen. Het jaar waarin u vorm geeft aan CLSK 3.0, de luchtmacht van de toekomst. Een luchtmacht die - samen met de rest van Defensie - kan blijven aansluiten bij de snelle veranderingen in de wereld om ons heen. Een luchtmacht waarin de uitdagingen van vandaag - maar ook die van morgen - op een innovatieve manier worden aangepakt. Een luchtmacht die relevant, inzetbaar en betaalbaar is. Nu en in de toekomst.
We gaan een spannende periode tegemoet.
De F35, de onbemande systemen, de technologische ontwikkelingen rondom onze helikopters…het vraagt veel van onze mensen. En zoals gezegd, de mens staat centraal. En dat blijft zo. Het vermogen van de krijgsmacht - om zich aan te passen aan veranderingen - hangt immers in belangrijke mate af van de kennis en deskundigheden van onze medewerkers, burgers en militairen. Ik ben ervan overtuigd dat het de luchtmacht zal blijven lukken om talenten en capaciteiten te
herkennen, te waarderen en verder te ontwikkelen. Dit is overigens ook een voorwaarde voor het succes van CLSK 3.0. Hoe dan ook, u kunt hierbij rekenen op mijn steun.
De luchtmacht van de toekomst is in het belang van Nederland,
De luchtmacht van de toekomst is in ons aller belang.
Dank u voor uw aandacht.