Toespraak Minister Asscher bij boekuitreiking 'Familie is alles'


Dames en heren, leerlingen van ‘het Calvijn’,

We kennen allemaal het gevoel: als je na jaren afwezigheid je oude school binnenstapt, dan lijkt het als de dag van gisteren dat je er rondliep. Je kent nog alle hoeken van het gebouw en koppelt er impulsief herinneringen aan, zowel goede als slechte. Alleen lijkt het kleiner.

Nu ben ik nooit leerling geweest op het Calvijn met Junior College, maar mijn herinneringen aan de school komen meteen naar boven als ik hier sta. Ik ben hier de afgelopen jaren vaak geweest. Als wethouder van Amsterdam, om te praten over de toekomst van de school. En als gastdocent, om met leerlingen in gesprek te gaan. Ook ik heb hier goede en minder goede herinneringen, aan de leerlingen, de directie, ja, zelfs aan deze ruimte, die ik goed ken. Het voelt vertrouwd om hier weer te zijn.

Dankzij Margalith Kleijwegt voel ik mij verbonden aan ‘het Calvijn’. Ik voel mij medeverantwoordelijk voor de toekomst van de school en haar leerlingen.

Margalith’s boek Onzichtbare Ouders heeft mij tien jaar geleden bij de keel gegrepen. Haar conclusies waren heftig. Leerlingen van het Calvijn kwamen soms maanden niet opdagen, docenten hadden geen overwicht, en er werd behoorlijk gepest op de school. Niet alleen de sfeer, maar ook de leefomgeving was verziekt. Het leek alsof de wc’s permanent verstopt waren, en er werden zelfs ratten gesignaleerd in de aula. De ouders van de kinderen waren praktisch onzichtbaar. Zij leefden in isolement, en spraken geen of slecht Nederlands. De vrouwen waren afhankelijk en aan huis gebonden. Ze kwamen niet op ouderavonden en ze wisten niet wat hun kind uitspookte. Sterker nog: ze wisten in veel gevallen niet eens waar de school van hun kind stond.

Margalith’s boek was voor mij een inspiratiebron en een wake-up call: de problemen die zij omschrijft wilde ik als wethouder aanpakken. Het Calvijn is wat dat betreft een microkosmos: grote, verreikende problemen doen zich hier klein en gecondenseerd voor. Er was toen nog een lange weg te gaan. Ik constateerde een huiveringwekkend cynisme en pessimisme. “Niets aan te doen.” en “Laat maar,” zei men dan. We waren dingen normaal gaan vinden die niet acceptabel zijn. En niemand nam verantwoordelijkheid.

We zijn nu tien jaar verder. De vraag rijst dan: zijn we wat opgeschoten? Margalith’s boek Familie is Alles geeft antwoord. Het boek schetst een eerlijk beeld van de realiteit anno 2014.

De grootste les die ik uit het boek haal is dat verandering écht mogelijk is. Dat zie en voel ik ook meteen als ik hier binnenstap. Je merkt het aan alles: de sfeer is enorm verbeterd, het gebouw oogt frisser en schoner. Maar er is natuurlijk veel meer veranderd. Het nieuwe management heeft hier een grote rol in gehad. Het spijbelgedrag is teruggedrongen, en veel meer kinderen maken hun opleiding af. Volgend jaar opent het nieuwe gebouw. Dit gebouw is meer dan een symbool. Ik ben heel blij voor jullie dat het eindelijk zo ver is.

Verandering blijkt ook mogelijk, als het leven je tegenwerkt. Neem Jason, één van de leerlingen van klas 2k. Door de vele treiterijen besloot hij op een gegeven moment maar thuis te blijven. Uiteindelijk belandde hij in de criminaliteit. Maar nu gaat het goed, dankzij zijn coach, maar ook door zijn doorzettingsvermogen. Ik heb het ook zelf gezien bij de leerlingen die bij mij stage hebben gelopen, zoals Sarah al Amrani. Zij komen er wel, daar ben ik van overtuigd.

En verandering blijkt ook mogelijk bij mensen die vastgeroest zaten in hun leefwijze. De vrouwen uit Margalith’s eerste boek, bijvoorbeeld. Zij spreken nu beter Nederlands, ze zijn gezonder en ze sporten. De toegenomen zelfstandigheid en weerbaarheid van de moeders geeft hoop.

Maar verandering is ook een zaak van de lange adem. Dat vertelt het boek ook. Oude problemen hebben plaatsgemaakt voor nieuwe. Margalith vat dit in één zin samen. Ze schrijft: “De onzichtbare ouders van tien jaar geleden hebben plaatsgemaakt voor een nieuw fenomeen: de onzichtbare kinderen.”

Niet alleen in deze buurt, maar in heel Nederland zijn deze onzichtbare kinderen een reëel probleem. Duizenden jong volwassenen in Amsterdam wonen nog thuis, hebben geen werk, en brengen een groot deel van de dag in bed door. Eens hadden zij grootse verwachtingen, maar nu hebben zij geen diploma, geen perspectief, en zelfs geen illusies. Eén van de kinderen uit klas 2k, Aziza, is bang dat het werkende deel van haar leven waarschijnlijk al achter haar ligt. “Ik ben vierentwintig en dat is oud,” zegt ze tegen Margalith. Terwijl op die leeftijd juist je leven nog voor je zou moeten liggen!

De actualiteit van Margalith’s conclusies blijkt uit de slechte statistieken, die we allemaal kennen. Het blijkt ook uit recente ontwikkelingen, zoals nu in Deurne. En wat in Deurne is gebeurd, gebeurt óók hier in Amsterdam-West.

De problemen die schuil gaan achter deze cijfers en incidenten moeten worden aangepakt. Maar wat ik zie is dat het maatschappelijke en politieke debat dit nog vaak in de weg staat. Wat ik zie is een voortdurend moddergevecht dat niet gaat over de aanpak van problemen, maar over het maken van verwijten naar elkaar. En als je gaat discussiëren over het discussiëren, dan is het einde natuurlijk zoek. Hiermee draaien we om de hete brij heen, zonder dat we er een centimeter mee opschieten. Dit is voor mij een heilloze weg. Het is een hoofdstuk dat snel afgesloten moet worden.

Problemen moeten niet alleen benoemd worden, maar óók aangepakt. Met opvoeden en straf, betere scholen en werk, en het bijbrengen van burgerschap. We moeten grenzen stellen, normeren, en onze verantwoordelijkheid nemen. En we moeten onze jeugd perspectief te bieden. Dit alles, in een open, volwassen dialoog. Dat is voor mij het nieuwe hoofdstuk van integratie.

De kracht van een open debat zie je in de microkosmos van deze school. Tien jaar geleden was een gesprek over de moord op Van Gogh nog een taboe. Docenten gingen de discussie uit de weg, omdat ze bang waren voor de gevolgen. Nu gaat dat anders. Het Calvijn bespreekt onderwerpen zoals homoseksualiteit nu openlijk. Zelf heb ik hier gastlessen gegeven over integratie. En er is een open dialoog geweest over de film Fitna. Ik wil een land waarin iedereen meedoet. In Nederland heb je heel veel vrijheid om te geloven wat je wilt, maar dan moet je dit ook van anderen accepteren. Het lijkt soms of we te verlegen zijn om dat elkaar te vertellen.

Problemen oplossen lukt alleen als we onze eigen verantwoordelijkheid nemen, en niet met een beschuldigende vinger wijzen naar iemand anders. Ik heb het over ouders en kinderen. De school, én de politiek. Toen wij hier acht jaar geleden bij elkaar kwamen om te praten over de problemen van de school, leek iedereen geschokt, maar niemand voelde zich verantwoordelijk. Iedereen wees naar elkaar. Dankzij het feit dat iedere groep in de afgelopen jaren wél zijn eigen verantwoordelijkheid heeft genomen, heeft de school enorme stappen gezet. De school was verweesd en verwaarloosd. Maar mensen zoals Margalith Kleijwegt, Felix Rottenberg, Jolanda Hogewind en vele anderen lieten zien dat het anders kon. Ook Eric ten Hulsen heeft een belangrijk rol gespeeld in de veranderingen van de school.

Met hetzelfde verantwoordelijkheidsgevoel en doorzettingsvermogen moeten we de huidige problemen bespreken en aanpakken. Er is geen enkel excuus voor jongeren die in de criminaliteit belanden. Opvoeding is daarbij ongelofelijk belangrijk. Ouders en scholen moeten kinderen in het gareel houden. Zij moeten grenzen stellen aan hun gedrag. Neem het spijbelgedrag. Tien jaar geleden liep dat de spuigaten uit hier op het Calvijn. Als je geen zin had in les, riep niemand je tot de orde. Je kon hier gewoon voor het hek zitten, en niemand viel het op. Nu kan dat hier niet zomaar meer. Daar ben ik heel blij om. Want als je spijbelgedrag niet aanpakt, dan geef je kinderen in wezen op. Meteen ingrijpen bij spijbelen kan Deurnes voorkomen.

Maar we moeten de jeugd ook perspectief bieden. De werkloosheidscijfers zijn somber voor deze jongeren. Het ontbreekt hun vaak aan een netwerk en toegang tot de arbeidsmarkt. Rolmodellen kunnen hier een belangrijke rol in vullen. Negen van de tien hoger opgeleide allochtone jongeren is actief als coach of mentor voor hun jongere buurtgenoten. Dat is een positieve trend.

Mensen die hun best doen verdienen een eerlijke kans. Zij hebben daar recht op. Sommige werkgevers wijzen mensen af op hun naam. Ook hier moeten we normeren en grenzen stellen. Zulke discriminatie moeten we hard aanpakken. Het openbaar ministerie moet mensen vervolgen zodra er aantoonbaar sprake is van discriminatie. En als dat het geval is dan vind ik ook dat eventuele contracten met de overheid moeten worden stopgezet.

Vooroordelen versterken als je elkaar niet kent of spreekt. Wat ik knap vind van Margalith is dat zij deze kloof probeert te overbruggen. Zij is in een wereld gestapt die voor haar onbekend was. Zij is daar volhardend in geweest, ook als zij niet met open armen werd ontvangen. Ik vond het mooi om te lezen hoe zij gewoon op de trap bleef staan bij Samir, één van de leerlingen van klas 2k. Hij wilde haar onder geen beding binnenlaten. Ook al verzocht Samir haar letterlijk “op te rotten”, toch wist ze kort met de stuurse jongen te spreken, hoe ongemakkelijk dat ook was op die trap, met haar hoofd achterover in haar nek. Door deze volharding heeft zij niet alleen een kijkje genomen in een omgeving die voor veel Nederlanders vreemd is, zij heeft ook ècht contact weten te leggen met die omgeving. “Er komen hier nooit Nederlanders,” zei een dochter eens toen Margalith op de stoep stond. Deze opmerking laat zien dat we nog een flinke weg te gaan hebben. En we hebben haast! Ik hoop dat dit boek daarom niet alleen voor mij, maar voor iedereen als een eyeopener werkt.

Familie is alles, schrijft Margalith. Ik zie dat mensen veel steun kunnen hebben aan hun familie, geloof, en omgeving. Maar ik wil daarnaast óók een appèl doen aan ‘het individu’. Hierin zal ik een rol spelen. Door altijd te kiezen voor de kinderen en hun toekomst, door internaten te reguleren, door opvoeders aan te spreken, door stages en leerwerkbanen. Maar niet alleen ik, maar wij allemaal spelen hierin een rol. Ingrijpen als het niet goed gaat en een kind de weg wijzen kan het verschil maken tussen een einde als crimineel of een toekomst als de burgemeester van Rotterdam.