Jubileumspeech 25 jaar Commissariaat voor de Media
Op maandag 7 april 2014 sprak staatssecretaris Sander Dekker bij het 25-jarig jubileumcongres van het Commissariaat voor de Media in Bussum. Ook Z.K.H. prins Constantijn behoorde tot de gasten.
Koninklijke hoogheid, dames en heren,
Wij Nederlanders staan bekend om onze nogal losse omgang met de autoriteiten. Die zit in onze cultuur ingebakken. Er loopt een rechte lijn van de vrijhaven die de 17e-eeuwse Republiek was via Provo in de jaren 60 naar onze moderne mondigheid.
Van die mondigheid mag iedereen vinden wat hij wil, feit is dat je in ons land, anders dan in andere landen, niet automatisch beschikt over gezag. In Nederland moet je dat verdienen. En terecht, want macht alleen is voor gezag niet voldoende. Ik feliciteer het Commissariaat voor de Media vandaag met zijn 25-jarig jubileum. Maar waar ik het vooral graag mee feliciteer, is dat het erin is geslaagd in die 25 jaar een gezaghebbende positie in de mediawereld op te bouwen.
Dat heeft het allereerst voor elkaar gekregen door zijn werk goed te doen. Het commissariaat heeft deskundige medewerkers die de mediawereld kennen als hun broekzak. Dat bewijzen alleen al de analyses van het medialandschap die het elk jaar in zijn Mediamonitor publiceert. En dat bewijst ook zijn voortrekkersrol in het European Platform of Media Regulators, de Europese koepel van toezichthouders.
Kennis en deskundigheid zijn noodzakelijk voor gezag, maar zijn daarvoor niet genoeg. Ik ben ervan overtuigd dat het commissariaat zijn positie vooral heeft verworven doordat het aansluit bij de manier waarop we in Nederland met gezag omgaan. Het legt niet elk detail onder een vergrootglas, maar controleert op hoofdlijnen en steekproefsgewijs. En het is niet ijzerenheinig of star, maar beweegt mee. Daar zal ik het straks nog met u over hebben, als ik inga op de toekomst van het toezicht. Laat ik u nu eerst meenemen naar het verleden.
Het commissariaat is in het Nederlandse medialandschap een begrip. Het is zo vanzelfsprekend dat je bijna zou vergeten hoe dat landschap eruitzag toen er nog geen commissariaat was.
Tot 1988 stonden de omroepen nog onder het toezicht van de overheid zelf, in dit geval het toenmalige ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. Vadertje staat wist wat goed voor ons was en liet zich nadrukkelijker gelden dan nu.
Net als nu betrof de bulk van het toezicht het omroepbestel. WVC hield toezicht op reclames, op de financiën van de omroepen en op programma-inhoud. Het waakte bijvoorbeeld voor bloot op tv. Het beschikte over een heuse 'regeringscommissaris voor de omroep' en over de Kijk- en Luisterdienst. Voor de jongeren onder u: anders dan de naam misschien doet vermoeden, was de Kijk- en Luisterdienst niet een soort NSA. Toch had hij net als het hele ministerie wel iets weg van een big brother. De medewerkers legden programma's op video vast om te controleren of de reclametijd niet werd overschreden.
Een hilarische sketch uit 1982 van - toen nog - Koot en Bie treft de sfeer van die tijd. Wim Kan speelt daarin Van Puthoven, plaatsvervangend directeur-generaal van WVC. Van Puthoven heeft het laatste woord wanneer hij zegt: 'In grote trekken kan ik zeggen: d'r mag eigenlijk niks!'
We kunnen daar nu om lachen, maar gelukkig is die tijd voorbij. Gezag is behalve aan de cultuur van een land ook onderhevig aan de tijd. De overheid zag in dat ze meer kon vertrouwen op de eigen verantwoordelijkheid van omroepen, dat 'd'r eigenlijk best iets mag'. Ze zag ook in dat ze kijkers echt niet hoeft te vertellen wat ze wel en niet mogen zien. Dat ze heus wel weten dat er een knop op de tv zit. Maar de overheid zag vooral in dat ze meer afstand moest bewaren. Dat ze niet zelf een wet kon maken en die vervolgens kon gaan handhaven, alsof er nooit een scheiding der machten heeft bestaan. Kortom: dat toezicht onafhankelijk moet zijn.
In 1988 zette de overheid zichzelf inderdaad op afstand door het Commissariaat voor de Media op te richten. Nog geen jaar later kwamen de commerciële omroepen. Die maakten het omroeplandschap gevarieerder en competitiever. Net als de regionale en de lokale omroepen, waaraan het commissariaat ook vergunningen verstrekt. Onafhankelijk toezicht werd des te harder nodig. Ook had het toezicht steeds meer betrekking op Europese regelgeving, want Europa werd steeds meer 1. Daarvan getuigt de Europese Richtlijn Televisie zonder Grenzen uit 1989.
Niet alleen kwamen er meer omroepen, er kwamen ook meer aanbieders. In 1989 werd PTT KPN. Het duurde niet lang of door de liberalisering kwam er concurrentie van andere kabelexploitanten. De antennes verdwenen van de daken en tv werd digitaal. Het leek alsof de hele wereld via de beeldbuis binnen begon te komen. Pink Floyd zong in 1979 nog over 30 channels of shit on the tv to choose from, een jaar of 10 later was er een veelvoud van dat aantal zenders.
Met de komst van internet in de jaren 90 werden de mogelijkheden letterlijk onbegrensd. Tv en computer schoven als het ware in elkaar. Met als gevolg dat de kijker anno nu bijna elke film en elk programma kan kijken waar en wanneer hij maar wil. Het achtuurjournaal een uurtje later? Een weekendlange Breaking Bad-marathon? Een film van Netflix op zaterdag bij je ontbijt? Of die nieuwe serie van HBO op de tablet in de trein? Het kan allemaal. En het is lichtjaren verwijderd van op zaterdagavond met natte haartjes en pyjama aan zitten wachten tot je Mies Bouwman 'Licht uit, spot aan' hoorde zeggen.
Anno 2014 is het medialandschap oneindig veel dynamischer dan het tientallen jaren is geweest. En er lijkt nog lang geen einde te zijn aan de veranderingen. Voor ondernemers liggen de kansen voor het oprapen. Maar de echte winnaars zijn de kijkers en de luisteraars. Voor hen zijn die onafhankelijkheid, pluriformiteit en toegankelijkheid van het media-aanbod bedoeld waar het commissariaat over waakt. Dat de kijker zoveel vrijheid ervaart, is dus een andere verdienste van het commissariaat.
Mijn uitstapje naar het verleden diende om te laten zien dat toezicht met de tijd en de ontwikkelingen mee verandert. Omdat we nog midden in die veranderingen zitten, ligt de vraag voor de hand wat die betekenen voor de toekomst van het toezicht.
Je kunt op 2 manieren op die veranderingen reageren. Je kunt ten eerste proberen elke nieuwe ontwikkeling in regels te vatten. Maar dat werkt niet. De ontwikkelingen volgen elkaar in zo'n razend tempo op dat je ze met geen mogelijkheid kunt bijbenen. Bovendien is de aard van die ontwikkelingen niet te voorzien. Dus hoe maak je wetgeving voor wat je niet kent? En willen we eigenlijk alles wel met regels dichttimmeren?
Want een ander bezwaar tegen regels is dat het risico bestaat dat ze de ontwikkelingen in de kiem smoren. Regeldruk beperkt de economische groei en belemmert initiatieven van burgers en bedrijven. Het is volgens mij geen toeval dat Nederland op 2 landen na, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, het meest succesvol is in de verkoop van tv-formats. De Nederlandse media-industrie is vooruitstrevend en innovatief en vertegenwoordigt een groot economisch belang. Dit kabinet zet zijn kaarten bewust op de creatieve industrie als topsector.
Daarbij past ruimte voor ondernemerschap, en daarmee minder regeldruk. We moeten ontluikende, experimenterende bedrijfjes bijvoorbeeld niet opzadelen met eisenpakketten die gelden voor mediaconglomeraten.
Mogelijkheid 2 is dat je alleen het hoogstnoodzakelijke reguleert. Die mogelijkheid komt erop neer dat je vooral breed gedeelde maatschappelijke normen en waarden handhaaft, bijvoorbeeld dat er voor een bepaald tijdstip geen gewelddadige programma's worden uitgezonden. Dat kinderen niet met misleidende reclame worden beïnvloed. Dat er geen reclame wordt gemaakt voor tabak en dat er strenge regels gelden voor alcoholreclames. Overigens allemaal normen die via Europese Richtlijnen in onze Nederlandse Mediawet zijn vastgelegd.
Wat mij betreft houden we het bij die compacte, liberale, typisch Nederlandse manier van handhaven. Laten we onze energie vooral steken in het creëren van ruimte. Laten we ons openstellen voor nieuwe ontwikkelingen in de media. Die bieden kansen, en die moeten we grijpen.
Meer ruimte, minder regels, een soepele omgang met gezag. Voor dat model maken we ons in Nederland sterk. Wat mij betreft ook in Europees verband.
Vandaar dat ik er afgelopen vrijdag in Parijs op een bijeenkomst van Europese cultuur- en mediaministers voor heb gepleit overheden ruimte te laten bieden voor verandering. Sommige Europese landen, zoals Frankrijk, zijn meer gesloten en daardoor meer geneigd tot regulering en bescherming van de eigen industrie en de eigen waarden en identiteit. Die landen pleiten daar ook in Europees verband voor. Nederland gaat daartegen in door ferm en consequent zijn eigen liberale opvattingen uit te dragen. Mediabeleid is naar mijn mening geen instrument om de eigen cultuur af te schermen, maar een middel om vanuit een sterk ontwikkeld bewustzijn van de eigen cultuur tot uitwisseling met andere culturen te komen en zo de Nederlandse identiteit te profileren. De Noren hebben iets dergelijks heel slim aangepakt met de populaire serie Lillyhammer, die ze samen met Netflix hebben gemaakt. De Noorse taal en cultuur staan dankzij de ruime verspreiding van Netflix internationaal in de schijnwerpers.
Ik vind in dit verband het advies van de Raad voor Cultuur van anderhalve week geleden een opsteker. De raad stelt voor de creatieve krachten in Nederland te mobiliseren. De onderliggende gedachte van die oproep kan ik alleen maar onderschrijven. Als wij onze Nederlandse identiteit willen blijven uitdragen, dan zullen we onze krachten moeten bundelen. Laten we onze creatieve competitiezin aanspreken, elkaar niet de tent uit vechten en blijven hangen in competentiegeschillen, maar samenwerken. We moeten ons voor elkaar openstellen en niet bang zijn voor nieuwe makers. Het gaat erom unieke, kwalitatief hoogwaardige content van eigen bodem te produceren. Dan vind ik het van minder belang wie dat doet. Dat betekent dus ook dat we geen hek om het publieke bestel moeten zetten. We zullen mee moeten in de vaart der volkeren, want de toekomst houd je niet tegen, die haalt je anders vanzelf wel in. Laten we vooral niet over een paar jaar hoeven zeggen dat we eerder hadden moeten ingrijpen.
Ik ga hier verder niet inhoudelijk in op het advies van de raad, want dat moment komt nog. Het spreekt hoe dan ook vanzelf dat we goed zullen bekijken wat de aanbevelingen betekenen voor de publieke omroep én voor het toezicht. We zullen ervoor blijven zorgen dat het gelijke speelveld behouden blijft. Het commissariaat blijft intussen gewoon doen wat het altijd doet: als waakhond optreden, niet als scheidsrechter die de wedstrijd doodfluit.
Koninklijke hoogheid, dames en heren,
Eind vorig jaar is het Commissariaat voor de Media in opdracht van mijn ministerie geëvalueerd. Die evaluatie wees uit dat het zijn wettelijke taken naar volle tevredenheid uitvoert, toegankelijk is en doelmatig en doeltreffend opereert. Ook bleken partijen die op wat voor manier dan ook met het commissariaat te maken hebben waardering te hebben voor zijn functioneren.
Het commissariaat is efficiënt vanwege de manier waarop we in Nederland onze wetgeving invullen. Daardoor doet het zijn werk in vergelijking met buitenlandse toezichthouders met veel minder medewerkers, zo'n 40 hier tegen vaak enkele honderden daar.
De bezuinigingen op het Mediabudget dwongen het commissariaat er in 2013 toe ingrijpend te reorganiseren en ruim 20% van zijn medewerkers te laten gaan. Maar het is dan wel weer zo Nederlands dat het de winkel heeft opengehouden terwijl die forse verbouwing binnen aan de gang was. Daarvoor past respect én waardering.
Transparantie en benaderbaarheid zijn andere kenmerken van de Nederlandse manier van gezag uitoefenen. Ook in dat opzicht is het commissariaat typisch Nederlands. Het is geen strenge Bromsnor die op zijn strepen staat, maar een luisterende, toegankelijke en transparante vraagbaak, die helder uitlegt wat mag en wat niet. Maar die als het moet wel sancties oplegt.
De wereld verandert sneller dan ooit. Wie er toezicht op wil houden, moet meebewegen, wendbaar en flexibel zijn, handhaven op z'n Hollands. Dat geldt niet alleen voor het toezicht, dat geldt voor alles. We moeten niet denken in problemen maar in oplossingen. Kansen scheppen en ze benutten. Niet de kop in het zand steken door bijvoorbeeld te zeggen dat mensen toch wel altijd van papier zullen blijven lezen, dat modes wel weer overwaaien. Angst voor het nieuwe is van alle tijden. De kunst om die te overwinnen ook. Wie wegkijkt, marginaliseert zichzelf. Wie innoveert, wie meebeweegt, overleeft. Daarmee dwing je gezag af, zoals het commissariaat. 25 jaar oud, maar toch modern. En klaar voor de toekomst.
Dank voor uw aandacht.