Toespraak minister Asscher bij presentatie biografie Willem Drees

Toespraak van minister Lodewijk Asscher (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) bij de presentatie van de biografie van Willem Drees op maandag 17 maart 2014 in Den Haag.

Dank.

Het is een geweldige eer om hier, in het bijzijn van zijn kleinkinderen, de biografie van Willem Drees in ontvangst te mogen nemen. Ik zal de boeken niet mee naar huis nemen. Ik houd me aan een regel die Drees had kunnen bedenken: als minister mag je wel een aardigheidje aannemen, maar geen dure dingen. Deze boeken gaan dus netjes mee naar het ministerie. Dat bespaart weer wat op de begroting; anders hadden we ze moeten kopen.

Willem Drees kreeg als minister-president ook wel eens wat aangeboden. 60 jaar geleden, in november 1954, was hij op werkbezoek in Zeeland en kreeg als geschenk een levende kreeft. Hij nam die mee naar huis. De volgende ochtend ging zijn vrouw, To, naar de visboer om de kreeft te ruilen tegen een vis. Want, zo zei ze, gewone mensen eten geen kreeft.

Het zijn zulke anekdotes die een biografie lekker leesbaar maken en kleur geven aan de zwart-wit beelden die er van Drees bestaan.

Veel anekdotes gaat natuurlijk over zijn zuinigheid.
Over de bureaulamp die er voor hem gekocht zou worden. De Rijksgebouwendienst leverde er 3 aan, waaruit de premier kon kiezen. Lampen met een prijs van 60 tot 150 gulden. Dat vond Drees te duur. Hij ging zelf naar een winkel en kocht daar een bureaulamp voor nog geen 20 gulden.

De stafvergaderingen op mijn departement vinden plaats in de Dreeszaal, en in de hoek staat een vitrine met de eerste 4 delen van deze biografie en de tas van Drees. Een eenvoudige bruine aktetas waar de nota's van toen over de wetten van nu in gezeten hebben.

Het bevestigt het beeld dat we van Drees hebben. Privé en in de politiek. Drees was geen man die geld over de balk smeet. Ik denk dat hij ook dáárom nog steeds zo gewaardeerd wordt. Door mensen van alle politieke kleuren. We hebben in Nederland toch het liefst bestuurders die zuinig en zorgzaam met onze belastingcenten omgaan. Dat zei Drees ook: "Ik ben er mij altijd van bewust geweest, dat wij elke gulden die wij als overheid uitgeven, van personen afnemen en dat we met hun geld niet lichtvaardig mogen omspringen." Als het woord 'gulden' er niet had gestaan, maar 'euro', dan had het een uitspraak van Jeroen Dijsselbloem kunnen zijn…

Willem Drees was hét voorbeeld van een sobere sociaaldemocraat.
Het is daarom ook passend om zijn biografie hier te presenteren; in deze oude zaal van de Tweede Kamer, waar hij zelf het woord heeft gevoerd, en die wat hem betreft misschien nog steeds in gebruik zou zijn… Want de geldverslindende plannen voor een nieuwe vergaderzaal vond hij absoluut onnodig.

Ik vind het een grote eer om als minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de voetsporen van Willem Drees te mogen treden.

Hans Daalder heeft gezegd dat ik ben geweest, wat Drees graag had willen zijn: burgemeester van Amsterdam. Dat vind ik iets te veel eer. Ik ben maar heel even waarnemend burgemeester van Amsterdam geweest en zou mezelf niet durven vergelijken met Willem Drees.

Ik heb eerder al gelezen dat Willem Drees met veel voldoening terugkeek op zijn jaren als minister van Sociale Zaken. Als minister-president kon hij níét wat hij als minister van Sociale Zaken wél kon. "Rechtstreeks bepaalde wetsvoorstellen doen en een concreet beleid voeren, bijvoorbeeld op sociaal terrein." Het is ook enorm wat hij in die jaren allemaal voor elkaar heeft gekregen. Om te beginnen met de invoering van de Noodwet Ouderdomsvoorziening, in 1947. De voorloper van de AOW. Het leverde hem de eretitel "Vader der ouden van dagen" op.

De AOW, die vaak aan Drees wordt toegeschreven, werd later tot stand gebracht door een andere socialistische minister van Sociale Zaken: Ko Suurhoff. Als andere AOW'ers zeiden: "We trekken van Drees", zei Drees: "Ik trek van Suurhoff."

Drees speelde in deze jaren een belangrijke rol bij de wederopbouw van Nederland en de opbouw van onze…ik wou bijna 'verzorgingsstaat' zeggen, maar ik weet dat Drees die term zelf liever niet gebruikte. Hij sprak (in navolging van de Franse socialist Fourier) liever over de 'waarborgende staat' of de 'waarborgstaat.' De staat die bestaanszekerheid garandeert als dat nodig is. In geval van ernstige ziekte, ouderdom, werkloosheid.

Drees vond het niet de plicht van de overheid om burgers van de wieg tot het graf te verzorgen. De 1e verantwoordelijkheid ligt bij mensen zelf. Het is de plicht van de overheid om mensen op te vangen als ze dat nodig is en ze een bestaansminimum te garanderen. Dat is geen gek uitgangspunt. Ik ben niet zo geïnteresseerd in een discussie of we het nou over de 'verzorgingsstaat', de 'waarborgstaat' of de 'participatiesamenleving' moeten hebben. Het gaat er gewoon om dat we zorgen dat de overheid er is om mensen op te vangen als het nodig is en te ondersteunen om weer zo gauw mogelijk op eigen kracht verder te gaan. Een overheid die een solide en solidair vangnet biedt en voor fatsoenlijke sociale bescherming zorgt. Een overheid die niemand laat vallen. Een overheid die mensen een veilige basis biedt en iedereen de kans geeft zich verder te ontwikkelen.

Drees was ruim 10 jaar minister-president. De heer (Hans) Daalder constateert terecht dat Drees steeds weer minister-president was in een coalitiekabinet waarin de PvdA niet de meerderheid had. Dat was niet vanzelfsprekend. In 1951 werd overwogen hem het vicepremierschap aan te bieden, maar (Carl) Romme van de KVP twijfelde: "Wat moet de man den geheelen dag doen? Het de premier lastig maken? Daarenboven kan ik nauwelijks gelooven, dat de PvdA dit neemt."

Drees kreeg het aanbod toch: een combinatie van het vicepremierschap en Sociale Zaken.

Hij weigerde. Of misschien moet ik de klemtoon anders leggen: híj weigerde…
Als het een truc was om niet de grootste te zijn en toch minister-president te worden, mag Mark Rutte blij zijn dat Diederik Samsom die truc anderhalf jaar geleden nog niet kende.

Drees liet meer dan 10 jaar lang zien hoe je, ook al ben je niet de grootste, een groot minister-president kan zijn. Het lijkt mij een kunst die ministers in elk coalitiekabinet onder de knie moeten krijgen. De kunst om het met verschillende principiële opvattingen eens te worden over praktische oplossingen. Zakelijk. Als politieke professionals. Met oog voor elkaars belangen. Het is eenvoudig een kwestie van geven en nemen. Zonder de bereidheid om tot compromissen te komen, houdt geen coalitie het lang vol.

Ik heb vaak gehoord dat het succes van Drees 'm, naast zijn enorme ervaring en dossierkennis, ook in zijn manier van werken zat: vriendelijk, maar vastbesloten. Zijn biografen zagen in de notulen van de ministerraad dat Drees "niet zelden aankondigde te zullen aftreden indien een bepaald besluit genomen werd."

Drees was een praktisch en pragmatisch bestuurder.

Ik weet niet of zijn biografen het met me eens zijn, maar ik denk dat zijn ervaring als wethouder daar een belangrijke rol bij heeft gespeeld. Zelf heeft Drees gezegd dat het "geen gemakkelijke, maar wel een nuttig leerschool was." Dat herken ik. En ik kan ook al begrijpen dat Drees later met enige heimwee terugkeek op zijn jaren als wethouder in Den Haag. Daar kwam hij direct met mensen in aanraking en zag hij concreet wat hij deed.

Drees was een bekwaam bestuurder die graag iets uit zijn handen zag komen. Daardoor viel het misschien minder op dat hij ook een bevlogen idealist was.

Ik vond het mooi wat hij zei bij de oprichting van de PvdA, in 1946: "Wij zullen, hoop ik, een partij worden, vol van realisme en idealisme. Een werkelijkheidszin die rekening houdt met het bereikbare, doch die beseft, dat in de werkelijkheid het ideaal ook meedoet. Anderzijds een idealisme, dat ver vooruitziet, maar daarom niet voorbij gaat aan wat vlak voor ons ligt." Dat spreekt mij nog steeds aan. Dromen en doen tegelijk. Als sociaaldemocraat in het lokaal en landelijk bestuur weet je dat je niet de hele dag grote verhalen over je idealen hoeft te houden, maar dat je praktisch moet laten zien waar je voor staat. Als idealist en realist tegelijk.

De PvdA heeft onnoemelijk veel aan Drees te danken. Ook al is er een tijd geweest dat Drees en de PvdA het een beetje lastig hadden met elkaar. In de dagen dat hij al lang geen minister-president meer was, wist Drees zelf ook wel dat hij soms dingen zei die PvdA'ers in die tijd niet leuk vonden om te horen. Dan zei hij: "Het zal reactionair geacht worden, maar…" En dan vervolgde hij bijvoorbeeld: "Er zou bijna geen werkloosheid zijn als de Nederlandse arbeiders het werk verrichten dat we nu door buitenlandse arbeiders laten doen."

Het nare is dat zijn uitspraken toen en later werden gebruikt, ik kan beter zeggen misbruikt, door partijen waar hij absoluut niks van had moeten hebben. Van Centrumpartij tot PVV. Ik kan me voorstellen dat zijn kleinzoon Wim uiteindelijk een opiniestuk voor de krant schreef om de goede naam en faam van Drees te beschermen tegen "bekrompen nationalisten" die "andermans overtuiging verketteren." Want ik kan me een beetje voorstellen hoe ongemakkelijk het voelt om met instemming te worden geciteerd door mensen waar je het helemaal niet mee eens bent. Als ik me uitspreek tegen uitbuiting van Oost-Europese arbeidsmigranten, zijn er ook mensen die denken dat ik iets tegen Bulgaren en Roemenen heb.

Onzin. Ik val die mensen niet aan, ik verdedig ze. Zoals een sociaaldemocraat dat hoort te doen.

Arbeidsmigranten zijn vaak het slachtoffer van uitbuiting. Malafide werkgevers en huisjesmelkers maken misbruik van hun zwakke positie. Het is dus in het belang van deze mensen zelf dat we uitbuiting en malafide praktijken bestrijden. Dat is ook in het belang van werknemers en werkgevers in ons land die de dupe worden van ongewenste verdringing en oneerlijke concurrentie. We kunnen niet toelaten dat mensen hier hun baan verliezen, omdat hun werk wordt overgenomen door arbeidsmigranten die minder dan het wettelijk minimumloon krijgen.

Dames en heren, we moeten Drees natuurlijk zien in zijn tijd. Of het nou gaat om zijn Noodwet of de nachtmerrie van de Indonesische kwestie. Of het nou gaat om zijn aanmelding als lid van de SDAP of het opzeggen van zijn lidmaatschap van de PvdA. Zo'n geweldige biografie helpt ons daar bij.

Ik ben er blij mee. Wij kunnen allen nog veel van Drees leren.

Ik doe mijn werk als minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid graag met 3 d's waar Drees voor stond:

bestuurlijk daadkrachtig, sociaal deugdelijk en financieel degelijk.

Dank u.