Innovatie: een mind-set en een must

Toespraak van minister-president Mark Rutte op de Innovation Convention 2014 in Brussel op 10 maart 2014. De toespraak is in het Engels uitgesproken.

Dames en heren,

Ik wil u graag vertellen over Dave Hakkens, een jonge Nederlander die in 2013 afstudeerde aan de Design Academy in Eindhoven met een project dat internationaal de aandacht trok. Dave vroeg zich al jaren af waarom zijn smartphone een wegwerpartikel is, terwijl hij wel zelf zijn fiets kan repareren. Wat hem dreef, was ergernis over de grote berg 'e-waste' die dat jaarlijks oplevert. En wat hij daarop bedacht was een modulaire telefoon, die hij 'Phonebloks' noemde. Het werkt als Lego. Camera, gps antenne, geheugen, batterij - het zijn stuk voor stuk losse onderdelen die elke gebruiker in elkaar kan schuiven. En gaat er een onderdeel kapot, dan bestel je gewoon online een nieuw blok.

Een filmpje dat Dave op YouTube zette, werd binnen enkele weken door miljoenen mensen bekeken en in no time had hij online bijna een miljoen supporters verzameld. Dat werd opgepikt door de media en het idee trok al snel ook de aandacht van enkele grote bedrijven. En toen ging het snel. Het laatste nieuws van 2 weken geleden is dat Google verwacht de modulaire telefoon in het eerste kwartaal van 2015 op de markt te brengen. Sommigen spreken nu al over de Iphone-killer…

Dames en heren, verhalen zoals deze laten heel goed zien waar het in een moderne economie om draait. Om creativiteit. Om ambitie. Om slim gebruik van moderne techniek en de kracht van online en social media. En om een internationale blik. Dave Hakkens is natuurlijk het klassieke voorbeeld van de briljante eenling. Maar wat voor hem geldt, geldt net zo goed voor de 300 onderzoekers uit 14 Europese lidstaten die in 2012 samen de cover van Nature haalden. Onder leiding van de gespecialiseerde Wageningen Universiteit brachten zij het complete DNA van de tomaat in kaart - misschien wel het meest iconische exportproduct van Nederland. En per saldo geldt het ook voor alle innovatieve projecten en samenwerkingsverbanden die vandaag en morgen op deze tweede Europese Innovation Convention worden gepresenteerd. Elk verhaal, elke innovatie, elke toepassing is uniek. Maar samen onderstrepen ze hoe belangrijk het is dat we op alle niveaus ruim baan geven aan innovatie. Zeker ook in Europa.

We begrijpen allemaal waarom. Want ook al heeft de Europese economie gelukkig de weg naar boven weer gevonden, de werkloosheidscijfers blijven hoog. In sommige landen zelfs schrikbarend hoog. Vooral onder jongeren. Alleen al om die reden is er nieuw perspectief nodig op groei en ontwikkeling. En het is zonder meer positief dat de uitgavenprogramma's in de nieuwe meerjarenbegroting van de EU daar meer dan voorheen op zijn gericht.

Maar dat is niet genoeg. Want de wereld om ons heen staat bepaald niet stil. We staan op een kruispunt, zoals ook verwoord door President Obama in zijn laatste State of the Union. En ik citeer: 'We know that the nation that goes all in on innovation today, will own the global economy tomorrow.' Voor Europa schuilt daarin misschien nog wel een grotere uitdaging dan voor de Verenigde Staten. Want hoe sterk Europa traditioneel ook is in het bedenken van hoogwaardige creatieve concepten, er is ook die hardnekkige, licht conservatieve inslag in termen van ondernemerschap en de bereidheid om persoonlijke risico's te nemen. Maar in de economie van nu kan groei niet zonder dynamiek. Europa mag in de global village van de wereldeconomie niet de villawijk worden met statige oude huizen, waar structureel te weinig geld is voor groot onderhoud en nieuwbouw.

Kortom: wat nodig is, is vernieuwing van onze economie. Echte vernieuwing. Door maximale handelingsvrijheid te geven aan de Dave Hakkens' van deze wereld. Of een duwtje in de rug als dat nodig is. En door een innovatieklimaat te scheppen dat bedrijven en kennisinstellingen aanspoort en helpt het beste uit zichzelf en uit elkaar te halen. Daarin schuilt het grote belang van deze conferentie. En daarom is het concept van de Innovatie-Unie ook zo'n mooie stip aan de horizon. Want een Europese Unie die in alles gericht is op nieuwe kennis en technologie biedt in 3 opzichten een lonkend perspectief. In termen van economische groei. In termen van werkgelegenheid. En in termen van oplossingen voor grote maatschappelijke problemen als de vergrijzing en onze toekomstige energievoorziening.

Ik vind het een eer om hier vandaag te mogen staan als vertegenwoordiger van een land met een lange innovatietraditie. Want Nederland is een innovatieland: van de gemalen waarmee we al in de 17e eeuw op grote schaal land maakten uit water tot de energiezuinige led lampen van Philips die iedere avond de Eiffeltoren verlichten. Onlangs werd die sterke positie nog eens bevestigd in een groot onderzoek van de Financial Times. Eindhoven kwam in dat onderzoek uit de bus als de derde meest innovatieve stad van Europa. Van de top 10 meest innovatieve regio's liggen er 3 in Nederland. En nu dingt Groningen morgen op deze conventie ook nog eens mee naar de titel 'meest innovatieve stad van Europa'. U begrijpt: daar zijn we trots op en we beschouwen het vooral als een aansporing om door te gaan op de ingeslagen weg.

Hoe ziet die weg eruit? Ik wil daar kort iets over zeggen. In ons land combineren we in het innovatiebeleid 3 gekende succesfactoren:

Ten eerste concentreren we ons op die onderwerpen waarin we al een goede positie hebben, de zogeheten topsectoren. Dat is dus een bewuste keuze voor excellentie op terreinen als water, agrofood en life sciences. Daarin willen we simpelweg wereldwijd mee blijven doen met de besten en liever nog de beste zijn.

Ten tweede is het niet de overheid die de innovatieagenda bepaalt, maar doen we dat samen met de betrokken bedrijven en de wetenschappelijke instellingen. De 'triple helix' noemen we dat. De overheid is dus zeker niet in de eerste plaats een subsidieloket, maar een netwerkpartner die dingen mogelijk maakt. Bijvoorbeeld door de regeldruk te verminderen. Bijvoorbeeld door een intensieve agenda met buitenlandse missies om internationale kennisnetwerken te versterken. En bijvoorbeeld door de instelling van een revolverend innovatiefonds, waardoor met een eenmalige investering van belastinggeld steeds weer nieuwe projecten mogelijk worden. Het doel van deze aanpak is om zoveel mogelijk energie en acties los te maken in de topsectoren zelf. Dat deze aanpak van gedeelde verantwoordelijkheid werkt, blijkt onder andere uit het feit dat de totale publieke en private R&D-uitgaven in 2012, dus midden in een moeilijke economische tijd, met ruim 6,5% zijn gestegen naar bijna € 13 miljard.

De derde keuze die we in Nederland steeds maken, is om heel nauw aan te sluiten bij de Europese innovatieprogramma's. Nieuwe kennis en de toepassingen daarvan trekken zich nu eenmaal heel weinig aan van landsgrenzen en schaalgrootte is echt belangrijk voor de haalbaarheid van veel projecten. De ervaring leert bovendien dat internationale samenwerking bijna altijd meerwaarde oplevert voor elke deelnemende partij. Inmiddels zijn zo'n 1.200 Nederlandse bedrijven en onderzoeksorganisaties betrokken bij Europese projecten die sinds kort onder de vlag van Horizon 2020 worden uitgevoerd. In de hele EU gaat het om duizenden ondernemingen en instellingen en om tienduizenden mensen, waaronder ook topwetenschappers uit andere delen van de wereld. Er gaat tot en met 2020 bijna € 80 miljard in om in Horizon 2020. Daarmee geven we in de Europese Unie samen vorm aan het grootste onderzoeksprogramma ter wereld. En ook de onderliggende doelstellingen mogen er zijn: 800 miljard extra Europees BBP en 3,7 miljoen nieuwe banen. Dat zijn cijfers die voor zich spreken. Aan ambitie geen gebrek.

Ik juich dat van harte toe. Maar zoveel ambitie schept natuurlijk wel verplichtingen. En het is mijn absolute overtuiging dat de Innovatie Unie meer moet zijn dan alleen maar een grote hoeveelheid geld en een pakket aan researchprojecten. De Innovatie Unie moet ook in zichzelf vernieuwend zijn door steeds te werken aan de allerbeste voorwaarden waaronder wetenschap en bedrijfsleven kunnen innoveren. Middelen en programma's zijn daarvoor natuurlijk belangrijk, maar er is nog zoveel meer denkbaar. Laat ik u een aantal voorbeelden geven.

Om te beginnen is daar het bekende en overkoepelende probleem van de red tape, van overbodige regels die belemmerend werken. Ook op innovaties. Terwijl de essentie van innovatie juist is dat er een grote mate van vrijheid voor nodig is. Vrijheid om te experimenteren. Vrijheid om buiten de lijntjes te kleuren. Vrijheid om te mislukken en het daarna opnieuw te proberen. En vrijheid om samen te werken met wie je maar wilt. Het voortdurende gevecht tegen red tape dient dus ook het innovatiebeleid. Wat in ieder geval nodig is, is dat de nog altijd bestaande barrières die een vrij verkeer van kennis en onderzoekers in de weg staan worden opgeheven. Zoals ook het Europese patent steeds dichterbij komt. Daar is geen specialistische kennis voor nodig, maar gewoon politieke en bestuurlijke daadkracht.

Wat hier absoluut ook bij hoort, is een stevige politieke en bestuurlijke inzet op kenniscirculatie en open data. Kennis wordt immers pas echt nuttig als zoveel mogelijk mensen en organisaties erover kunnen beschikken. Overheden, bedrijven en wetenschappelijke instellingen zitten op een schat aan onderzoeksgegevens die voor heel veel mensen relevant zijn en vaak voor weinigen toegankelijk. En dat terwijl veel van het onderliggende onderzoek gewoon met belastinggeld is gefinancierd. Een echte Innovatie Unie zal daarom werk maken van open access van wetenschappelijke publicaties en van overheidsdata. Zoveel mogelijk kennis voor zoveel mogelijk mensen - dat moet ons doel zijn. En Nederland zal zich daar vol overtuiging achter stellen.

Een tweede bekend en belangrijk punt is de versterking van de interne markt en de volledige invoering van de dienstenrichtlijn. Nieuwe en innovatieve bedrijfstakken als de gaming industrie en online mediabedrijven zouden daar direct van profiteren. Het is bijna niet uit te leggen dat de Nederlandse economie voor 80% bestaat uit diensten en dat het aandeel van deze sector in de export maar 20% is. Geef die bedrijven meer ruimte om hun vleugels uit te slaan en de innovatiekracht van Europa als geheel zal toenemen. Ook hier geldt dus: daadkracht gevraagd.

Een ander voorbeeld heeft te maken met de lopende discussie over de taakverdeling tussen de Europese Commissie en de lidstaten. Op welk niveau kunnen welke taken het best worden uitgevoerd? Welke innovaties in het Europese bestuur zijn nodig om meer lean and mean te worden en in de toekomst effectief te blijven? Die vraag naar effectiviteit is zeker ook relevant voor het innovatiethema. Het is primair aan de lidstaten om ervoor te zorgen dat hun economie concurrerend is en dat ze hun kennisinfrastructuur op orde hebben. Alleen dan wordt in Europa het geheel meer dan de som der delen. Met andere woorden: de Europese innovatieprogramma's moeten niet een nationaal tekort compenseren, maar juist meerwaarde toevoegen aan de innovatie-inspanningen van de lidstaten.

En die meerwaarde ligt vooral in schaalgrootte en in de verbinding van kennis en mensen, waardoor resultaten worden bereikt die 1 land of 1 onderzoeksgroep niet of niet zo snel zouden bereiken. Denk bijvoorbeeld aan het actuele voorbeeld van de biobased economy. Iedereen begrijpt dat de weg daar naartoe om samenwerking vraagt, internationaal en over sectorgrenzen heen. Zoals bijvoorbeeld een groep internationale onderzoekers onder auspiciën van het Nederlandse Avantium een biologische plastic fles ontwikkelde waar Coca Cola voortaan zijn drank in wil doen.

Een ander voorbeeld is het concept van de 'smart cities', dat in ons dichtbevolkte Nederland natuurlijk zeer aanspreekt. Maar vergeet niet: 2/3 van alle Europeanen woont en werkt inmiddels in een stedelijke regio. En al die regio's staan voor vergelijkbare opgaven op terreinen als transport, logistiek, energie, gezondheid en leefbaarheid. De kunst is steeds meer om al die belangen met elkaar te verenigen en daarvoor is een innovatieve aanpak onmisbaar. Het is bewezen dat samenwerking op die Urban Agenda potentie heeft. Bijvoorbeeld in de manier waarop we in de toekomst op een schone manier onze huizen verwarmen. Zo ontwikkelde een groep van 16 Europese partijen onder leiding van Energieonderzoek Centrum Nederland een nieuwe technologische wereldstandaard voor silicium zonnepanelen met een hoger rendement dan ooit.

Ik noem tot slot ook nog de digitale agenda van mijn landgenoot commissaris Neelie Kroes. De uitrol daarvan is belangrijk, niet alleen omdat er in potentie 3,8 miljoen nieuwe banen mee zijn gemoeid, maar ook omdat het de uitwisseling van grote hoeveelheden gegevens tussen bedrijven en onderzoekers nog eenvoudiger zal maken. En wat die eenvoud betreft: ik weet niet hoe het u vergaat, maar als ik in Europa van het ene naar het andere land ga, verandert er feitelijk niets, behalve in het meest geavanceerde apparaat dat ik bij me draag: mijn smartphone. Apps die ineens veel trager werken, het bekende probleem van de roamingkosten - het zijn relatief kleine maar irritante en onnodige barrières. Ook die kunnen we via de digitale agenda wegnemen.

Dames en heren,

Wijlen Steve Jobs, een van de vernieuwendste denkers van onze tijd, zei het ooit kort en krachtig: 'Innovation distinguishes between a leader and a follower.' De Europese Unie is het absoluut aan zijn stand verplicht om in the lead te zijn en te blijven. Een continue focus op innovatie is daarvoor onmisbaar. In alles wat we doen. Want innovatie is geen lijst met projecten of telefoonnummers. Het is een mind-set en een must. En ik beloof u bij voorbaat, dat Nederland hier als voorzitter in 2016 de nodige aandacht aan zal geven.

Graag wens ik u voor vandaag en morgen een inspirerende, leerzame en succesvolle conventie toe.

Dank u wel.