Twintig jaar Extra Beveiligde Inrichting: geen ontvluchtingen

De belangrijkste doelstelling van de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) – onderdeel van de penitentiaire inrichting (PI) Vught - is tot op heden behaald: sinds de oprichting van de EBI in 1993 wist geen enkele gedetineerde uit de EBI te ontsnappen. Ontsnappingen die vanuit andere penitentiaire inrichtingen in deze periode hebben plaatsgevonden zouden vanuit de EBI niet succesvol zijn geweest. Dat blijkt uit onderzoek van de Erasmus Universiteit Rotterdam, Erasmus School of Law, dat werd gedaan in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van Veiligheid en Justitie.

Wel doen de onderzoekers twee aanbevelingen: te zorgen dat de veiligheid van de gedetineerden te allen tijde gegarandeerd is en te overdreven en irrationele regels en praktijken aan te passen. Daarbij moet volgens de onderzoekers bijvoorbeeld gedacht worden aan de regel dat bij bezoek alleen een hand mag worden gegeven aan de vaste levenspartner of een kind, of het terugbrengen van het aantal visitaties. Staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) heeft het rapport voorzien van een reactie vandaag naar de Tweede Kamer gestuurd.

Achtergrond

De Tijdelijke EBI (sinds 1997: EBI) werd in 1993 opgericht om ontvluchtingen van vluchtgevaarlijke gedetineerden en gedetineerden die bij ontvluchting voor onaanvaardbare maatschappelijke onrust zorgen, te voorkomen. In de jaren ’80 van de vorige eeuw wisten gedetineerden geregeld te ontsnappen uit de inrichtingen, soms ook met gebruikmaking van grof geweld zoals gijzelingen. In 1984 ging het bijvoorbeeld om maar liefst 118 ontsnappingen. Eind jaren ’80 werd daarom besloten tot de oprichting van Extra Beveiligde Afdelingen (EBA’s). In de drie jaar dat deze EBA’s bestonden wisten vanuit deze afdelingen nog steeds 21 personen te ontsnappen. Hierop werd in 1993 overgegaan tot de oprichting van de TEBI, na verhuizing naar een nieuw gebouw in 1997 EBI genoemd. Sinds de oprichting van de (T)EBI zaten er 155 unieke personen met een gemiddelde bezetting van 9 gedetineerden op 18 plaatsen (voorheen 24). Plaatsing binnen de EBI gebeurt op basis van een uitgebreide selectieprocedure en wordt onder andere getoetst door de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ). Elke zes maanden moet opnieuw worden bekeken of de plaatsing binnen de EBI wordt verlengd.

Resultaten onderzoek

Uitgaande van het gegeven dat geen enkele gedetineerde uit de (T)EBI is ontvlucht en zich evenmin gijzelingen hebben voorgedaan, staat in het empirisch onderzoek de vraag centraal tegen welke prijs deze effectiviteit wordt bereikt. De onderzoekers stellen dat het regime en de inrichting van de EBI er op is gericht om gedetineerden alle illusies te ontnemen over de mogelijkheid te ontsnappen. De vele huisregels waaraan de gedetineerden zich moeten houden zijn niet alleen voor hen maar ook voor de bewaarders een keurslijf. De onderzoekers geven aan hoe de rechtspositie van de gedetineerden is geregeld en hoe het regime in de praktijk wordt uitgevoerd en wordt ervaren door de gedetineerden. Zij maken hierbij onder meer gebruik van interviews met bewaarders, gedetineerden en advocaten, van dag- en maandrapportages van de bewaarders, en van juridisch bronnenonderzoek. Hierbij worden telkens de verschillende kosten van het EBI-regime in ogenschouw genomen, om te bezien of het regime in balans is. De onderzoekers doen in dat verband de twee bovengenoemde concrete beleidsaanbevelingen.

Reactie staatssecretaris Teeven

Staatssecretaris Teeven is tevreden dat de EBI er in de twintig jaar van haar bestaan voor heeft gezorgd dat ontvluchtingen die zouden leiden tot grote maatschappelijke onrust zijn voorkomen. Om dat doel te bereiken is alles er binnen de EBI op gericht om gijzelingen te voorkomen. Dat gebeurt op twee manieren. Door contacten met de buitenwereld volledig te controleren en door een dienstinstructie die bepaalt dat bij contacten met een gedetineerde (de gedetineerde is dan altijd alleen) het personeel altijd in de meerderheid is.

Bij calamiteiten, zoals bij de door de onderzoekers aangehaalde vechtpartij tussen twee gedetineerden in de EBI, is (als voornoemd) bepalend dat het personeel altijd in de meerderheid is ten opzichte van de gedetineerden. Het door een gedetineerde ingestelde beroep tegen deze handelswijze is door de RSJ ongegrond verklaard. Overigens geldt bij levensbedreigende situaties dat altijd van de dienstinstructie kan worden afgeweken. Staatssecretaris Teeven is in het licht van de aanbevelingen van de onderzoekers echter bereid om de directie van de PI Vught te laten onderzoeken of er procedures aangepast kunnen worden om de interne veiligheid verder te optimaliseren. Uitgangspunt blijft echter dat het veilig moet zijn voor het personeel om in de EBI te werken en dat gijzelingen en ontvluchtingen moeten worden voorkomen.

Staatssecretaris Teeven is het oneens met de conclusie van de onderzoekers dat bepaalde regels en praktijken zouden moeten worden aangepast omdat deze te overdreven en irrationeel zouden zijn. Niet alleen heeft de EBI – zoals ook weer blijkt uit dit onderzoek – haar bestaansrecht bewezen, de onderzoekers trekken ook de conclusie dat deze regels niet onrechtmatig zijn. Nu er strenge selectieprocedures aan plaatsing in de EBI vooraf gaan en dus alleen (zeer) vluchtgevaarlijke gedetineerden in de EBI verblijven, ziet Teeven vanwege de veiligheid van de maatschappij en de veiligheid binnen de inrichting geen reden van de huidige werkwijze af te stappen.