Toespraak bij de start van de viering van 200 jaar Koninkrijk
Toespraak van minister-president Mark Rutte bij de start van de viering van 200 jaar Koninkrijk in de Ridderzaal in Den Haag.
Majesteiten, Koninklijke Hoogheid, excellenties, dames en heren,
Van harte gefeliciteerd met onze verjaardag.
Want 200 jaar Koninkrijk der Nederlanden is een gezamenlijke mijlpaal en een feest dat we met elkaar vieren. In Scheveningen en Den Haag. In de rest van Nederland. En natuurlijk in het Caribische deel van het Koninkrijk.
Maar wat vieren we precies? Om te beginnen de historische feiten. De landing van Prins Willem Frederik op het strand van Scheveningen, vandaag precies 200 jaar geleden, markeert de geboorte van onze huidige staat. Sinds die roerige periode in onze geschiedenis is Nederland een zelfstandig Koninkrijk met een Grondwet, die in twee eeuwen wel een paar keer ingrijpend is herzien, maar nooit compleet herschreven of vervangen. Deze staatkundige zelfstandigheid en continuïteit zijn het waard om herdacht en gevierd te worden.
Tegelijkertijd laat de achteruitkijkspiegel van de geschiedenis ons vooral twee eeuwen van ontwikkeling en dynamiek zien. En ook dat vieren we: het land dat we na 1813 zijn geworden. We vieren onze democratie, die vorm kreeg door de uitbreiding van het kiesrecht en de invoering van de ministeriële verantwoordelijkheid. We vieren onze rechtsstaat, die zichtbaar is in fundamentele grondrechten als de vrijheid van drukpers en de vrijheid van onderwijs. We vieren het hoge niveau van twee eeuwen sociaaleconomische ontwikkeling, dat is bereikt door ondernemingszin en allerhande vormen van particulier initiatief. En we vieren hoe hiërarchie en conflict het in die 200 jaar steeds hebben verloren van overleg en overtuigingskracht. Daardoor zijn - elke keer opnieuw - maatschappelijke tegenstellingen overbrugd.
Het verhaal over 200 jaar Koninkrijk der Nederlanden is het dus waard om verteld te worden. En het geeft ook vertrouwen voor het vervolg. U, Koninklijke Hoogheid, zei in 1963 als voorzitter van het toenmalige Comité Nationale Herdenking het volgende: ‘Persoonlijk zie ik weinig heil in een terugzien, wanneer dit niet tegelijkertijd een belofte inhoudt voor de toekomst.’ Daarmee zette u de herdenking van toen in de sleutel van de toekomst. Vijftig jaar later is dat nog steeds een inspirerende gedachte.
De mensen in 1813 konden in hun stoutste dromen niet voorspellen hoe de staat die in hun tijd geboren werd, er 200 jaar later voor zou staan. Net zoals wij met geen mogelijkheid kunnen voorzien hoe het er in 2213 uit zal zien. Maar twee dingen zijn zeker. Ten eerste dat verandering ook in de komende twee eeuwen de belangrijkste constante zal zijn. En ten tweede dat dat we die verandering met groot vertrouwen tegemoet mogen zien.
We blijven dat land met die unieke ligging aan de Noordzee, in de delta van Rijn, IJssel, Maas en Schelde. We blijven dat land met de blik naar buiten en met handel en ondernemingszin in het DNA. We blijven dat creatieve en vrije land, waarin ‘gewoon doen’ de norm is en status er nauwelijks toe doet. En we hebben met elkaar een samenleving opgebouwd die alle inwoners van het Koninkrijk de kans biedt iets moois van het leven te maken. Individueel én gezamenlijk.
Dus laten we dat vandaag en de komende periode met elkaar vieren. Het Nederland dat we waren. Het Nederland dat we zijn. En alle goede dingen die voor Nederland nog in het verschiet liggen.
Dames en heren, ik wens ons nog vele jaren toe.
Dank u wel.