Aantal ondertoezichtstellingen voor het eerst onder de 30.000 sinds 2007
Het aantal ondertoezichtstellingen (OTS) is het afgelopen jaar blijven dalen, waardoor de ingezette trend voorgezet wordt. Het aantal is het laagst sinds 2007. Ook is er vaker en sneller face-to-face contact tussen hulpverlener en gezin. In meer dan de helft van de gevallen is dit nu het geval. Dat schrijft Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie vandaag aan de Tweede Kamer in zijn brief over de landelijke jeugdbescherming en alle innovatieve projecten op het gebied van jeugdbescherming. De dalende trend in aantallen OTS en de stijging van het percentage face-to-facecontact binnen 1 week, zijn volgens Teeven bijzonder positieve signalen. 'Ze geven een sterke indicatie van een jeugdbescherming in Nederland die, als beroepsgroep, belangrijke verbeterslagen weet te maken.'
Teeven is bezig om samen met de bureaus Jeugdzorg, de stadsgewesten en de provincies de jeugdbescherming te verbeteren en wil het aantal OTS zoveel mogelijk beperken. De afname was in 2011 2% en in 2012 4%. (in getallen: eind 2010: 32.565, eind 2011: 32.062 en eind 2012: 30.745). Ook in het eerste halfjaar van 2013 is een daling van 4% gerealiseerd: Het aantal OTS bedroeg aan het einde van het tweede kwartaal 29.610 en daarmee is het totaal aantal OTS in Nederland voor het eerst sinds 2007 onder de 30.000 gekomen.
Naast een daling van het aantal OTS is er een stijging van het aantal voogdijen in dezelfde periode. Er kan direct tot voogdij worden overgegaan (bijvoorbeeld bij overlijden van ouders of wanneer ouders daar niet meer toe in staat zijn), maar ook indirect volgend op een periode van OTS. In het eerste halfjaar van 2013 waren 8.354 voogdijzaken (een stijging van 2,5% ten opzichte van 31 december 2012).
Over de tijdspanne tussen de uitspraak van een kinderrechter en het eerste face-to-facecontact van een jeugdbeschermer met een kind, was Teeven ontevreden. In 2012 bleek dat in 33% van de gevallen binnen vijf werkdagen contact was tussen een gezin en een hulpverlener. Destijds gaf Teeven aan dat dit percentage omhoog moest. Sindsdien is dit thema door verschillende instanties zoals provincies, stadsgewesten en Bureaus Jeugdzorg serieus opgepakt, waardoor in het tweede kwartaal van 2013 in 53% van de gevallen persoonlijk contact heeft plaatsgevonden. Teeven is erg tevreden met dit resultaat op korte termijn en waardeert de inspanningen van Bureaus Jeugdzorg. Gezamenlijk wil hij zich blijven inspannen om ervoor te zorgen dat mensen snel in contact komen met hulpverleners als ze die nodig hebben.
Om innovatie te stimuleren in de jeugdbeschermingssector zijn door staatssecretaris Teeven verschillende projecten gestart: Bij de Bureaus Jeugdzorg in Amsterdam, Rotterdam, Haaglanden en bij de William Schrikker Groep lopen de zogenaamde Vliegwiel-1 projecten. Daarnaast lopen er Vliegwiel-2 projecten bij alle bureaus Jeugdzorg in Nederland, de WSG, het Leger des Heils en SGJ Christelijke Jeugdzorg. De Vliegwiel-2 projecten zijn gericht op verkorting van de duur van OTS.
De eerste (voorlopige) resultaten zijn zeer veelbelovend: een aantal grote bureaus Jeugdzorg laten een sterke daling op het gebied van OTS zien na inzet van lokale werkwijzen zoals het Rotterdamse “Beter Beschermd Plus” of de Amsterdamse werkwijze “Generiek Gezinsgericht Werken”. De staatssecretaris zal in 2014 alle resultaten van de projecten bekend maken en ervoor zorgen de best-practises gedeeld worden door de instanties.