Sobibor must never be forgotten
Staatssecretaris Van Rijn nam op 14 oktober deel aan de herdenking van de opstand in nazi-vernietigingskamp Sobibor in bezet Polen. Het is dan op de dag af zeventig jaar geleden dat na een opstand honderden gevangenen er in slaagden het kamp te ontvluchten. Van Rijn was verder aanwezig bij de onthulling van de herinrichting van het kampterrein in Sobibor. Daar verrijst met financiële steun van de Nederlandse overheid een permanent herinneringscentrum.
Onderaan de Engelse speech staat de Nederlandse vertaling.
Ladies and gentlemen, young guests,
On 14 October 1943, exactly seventy years ago to the day, some six hundred people were being held prisoner here in Camp Sobibor. There were men and women from all parts of occupied Europe.
The majority were Polish, but there were also prisoners from the Netherlands, from the Soviet Union and from Germany. They did not speak each other’s language, but they had one thing in common: they were all facing death.
On Thursday 14 October, their sense of common purpose prevailed in one last desperate attempt to secure freedom. Several hundred prisoners managed to escape. This was one of the very few occasions during the Second World War that prisoners in an extermination camp launched a successful uprising.
I say successful, but alas freedom was extremely short-lived for most.
Only a few dozen escapees survived. Most were shot during their escape,
or killed by landmines.
Two prisoners who did make good their escape were 21-year-old Selma Wijnberg from the Netherlands and Chajm Engel, then aged 27, from Poland.
They met each other in Sobibor and had fallen in love. They fled together, miraculously surviving the minefields. They found refuge at a farmhouse, where they remained in hiding for nine long months.
Selma and Chajm married and eventually settled in the United States.
They returned to Europe on a number of occasions to testify against those accused of war crimes here at Sobibor. This story of two people falling in love in a place like this, is a monument by itself. A monument of hope. And a monument of human dignity.
Today, Selma is still alive and is still living in America. She knows why I am here today, and her thoughts are with us. I have been in contact with her and she asked me to say this:
“So few people know about what happened here; the great tragedy, the uprising and escape. It is unbelievable that my whole family is gone. After the revolt, they liquidated everything and planted trees to hide what was here. It was like a wind came and just blew everything away. All my loved ones are gone and that’s it, like the wind it was gone.”
We are here to remember the victims of Sobibor, all those who were dear to Selma and Chajm. And we remember all those who were dear to Jules Schelvis, one of the few other Sobibor survivors. I am privileged to tell you that Mr Schelvis is here with us today.
I am here also for another purpose: to cement the friendship between Poland and the Netherlands. I trust that our relationship will continue to be as meaningful as the marriage of Selma and Chajm.
As I mentioned a few moments ago, many of the victims were Dutch. They were brought here from Camp Westerbork in the Netherlands, herded onto trains which took many days to make the dreadful journey. They had absolutely no idea of their destination or of what awaited them here.
Their descendants, friends and many others have since come together to form the Dutch Sobibor Foundation. One of its members’ prime aims is to perpetuate the memory of their loved ones, ensuring that they – and the lessons of the past – are never forgotten. The Foundation is very active, for example by visiting schools to tell young people exactly what happened here at Sobibor.
Today, we are aware of the atrocities that took place here. But there is also much that we do not yet know. This is why experts have been exploring the site since 2001.
They have already found many artifacts and personal belongings of those who perished, such as spectacles, perfume bottles, dentures and jewellery. And they have found two identity tags, one of which was just shown to us.
I would like to take this opportunity to thank the Polish authorities, not least on behalf of the Dutch Sobibor Foundation. Your efforts have made it possible to commemorate the Dutch victims in an appropriate manner.
This site is now to be transformed and preserved as a permanent memorial. The Netherlands is pleased to be making an active contribution to this project, since the camp is an intrinsic part of our national history too. The new visitors’ centre will form a lasting tribute to everyone who perished here. We are gathered here today to show our respect for those people.
To do so in the company of actual survivors – and several hundred young people – is a very humbling experience. It makes me even more determined to ensure that the story of Sobibor is passed on to successive generations in my country, ‘lest we forget’.
My message to them is simple: Sobibor mag nooit vergeten worden!
Sobibor must never be forgotten.
Thank you.
Vertaling:
Dames en heren, jongens en meisjes,
14 oktober 1943; vandaag precies 70 jaar geleden.
Op die dag zaten hier in kamp Sobibor ongeveer 600 mensen gevangen.
Mannen, vrouwen, overal vandaan. De meesten kwamen uit Polen, maar er waren er ook veel uit Nederland, uit de Sovjet-Unie en uit Duitsland.
Ze spraken niet elkaars taal, maar ze hadden allemaal honger.
En ze waren allemaal bang. Doodsbang.
En toch kwamen deze mensen in opstand op donderdag 14 oktober.
Het was een laatste wanhopige poging. Een paar honderd gevangen wisten te ontsnappen. Het was één van de weinige keren tijdens de Tweede Wereldoorlog dat gevangenen in een vernietigingskamp tot een geslaagde opstand kwamen.
Ik noem het geslaagd, maar de vrijheid duurde voor de meesten maar heel kort. Slechts enkele tientallen van de gevangenen die vluchtten, hebben dit overleefd. De anderen werden tijdens hun vlucht neergeschoten. Of gedood door mijnen.
Twee mensen die de ontsnapping wel overleefden zijn de 21-jarige Selma Wijnberg uit Nederland en de 27-jarige Chajm Engel uit Polen. In Sobibor werden ze verliefd. Samen zijn ze gevlucht, door de mijnenvelden heen. Samen doken ze negen maanden onder in een boerderij.
Na veel omzwervingen zijn ze in de Verenigde Staten gaan wonen. Ze keerden een paar keer terug naar Europa om te getuigen tegen oorlogsmisdadigers uit Sobibor. Selma leeft nog en woont nog steeds in Amerika. Ze weet waarom ik hier sta en ze is in gedachten bij ons. Ik heb contact met haar gehad en ze liet mij het volgende weten:
‘So few people know about what happened here; the great tragedy, the rebellion and escape. It is unbelievable that my whole family is gone. After the revolt, they liquidated everything and planted trees to hide what was here. It was like a wind came and just blew everything away. All my loved ones are gone and that's it, like the wind it was gone. I hope this will never ever happen again.’
Ik kom hier om de doden te herdenken. Allen die Selma en Chajm dierbaar waren. Allen die Jules Schelvis, een van de weinige anderen die overleefden, dierbaar waren. Hij is hier bij de herdenking aanwezig. Daarnaast sta ik hier ook om, zoals het huwelijk van Selma en Chajm, de Pools-Nederlandse vriendschap te bevestigen.
Het is de eerste keer dat ik in Sobibor ben. Ik heb over dit kamp gehoord en gelezen, maar nu zie ik met eigen ogen hoe het de nazi’s is gelukt om Sobibor bijna te laten verdwijnen.
Dat mag natuurlijk nooit gebeuren. Deze plek, waar zoveel onschuldige mensen op zo’n afschuwelijk manier zijn omgebracht, moet herkenbaar blijven. Ik zei het zonet al: veel van deze mensen waren afkomstig uit Nederland. Ze kwamen hier vanuit het Nederlandse kamp in Westerbork via transporten die dagenlang duurden. En ze hadden geen idee hadden waar ze terechtkwamen.
Nabestaanden van deze mensen, vrienden en andere betrokkenen vormen samen de Stichting Sobibor. Zij willen de herinnering aan hun dierbaren in stand houden. En zij doen hun best – bijvoorbeeld via projecten op scholen - om de jeugd van nu te vertellen wat hier in Sobibor is gebeurd.
De verschrikkingen van Sobibor zijn ons bekend. Maar er is ook veel wat we niet weten. Daarom is het heel goed dat deskundige archeologen sinds 2001 met opgravingen zijn begonnen. Ze hebben al veel gevonden: resten van Joodse eigendommen, zoals brillen, parfumflesjes, kunstgebitten, ringen en horloges. En zelfs identiteitsplaatjes. En zo heeft de misdaad gezichten gekregen.
Graag wil ik – ook namens de mensen van Stichting Sobibor – de Poolse overheden bedanken. Uw inzet maakt het mogelijk de slachtoffers afkomstig uit Nederland te herdenken. Sobibor zal worden heringericht. Nederland draagt actief bij aan de totstandkoming hiervan, want dit kamp is een onlosmakelijk onderdeel van de Nederlandse geschiedenis.
Dit centrum is een blijvend eerbetoon aan een ieder die hier vermoord is. Daarom zijn wij hier vandaag bijeen: om respect te betonen voor de mensen die hier vermoord zijn. Dat te mogen doen in aanwezigheid van overlevenden - samen met honderden jongeren - maakt nederig. Het sterkt me in de ambitie om dit verhaal op de volgende generatie over te dragen in mijn eigen land.
SOBIBOR MAG NOOIT VERGETEN WORDEN!
Dank u wel.