Van Rijn: Het verhaal van Indië moet verteld blijven worden
Staatssecretaris Van Rijn heeft in Utrecht bij de première ‘Buitenkampers. Boekan Main. Boekan Main! gezegd dat de geschiedenis van Nederlands-Indië niet vergeten mag worden. De documentaire gaat over een minder bekend aspect van de Tweede Wereldoorlog en de Bersiap-periode: Nederlanders in Indië die niet geïnterneerd zijn geweest. Ook zij werden zwaar getroffen door geweld en ontberingen.
Dames en heren,
Ik spreek met regelmaat mensen die betrokken zijn bij onze geschiedenis in Nederlands-Indië, zowel bij organisaties als individuen. We zijn het er allemaal over eens dat het verhaal van Indië verteld moet blijven worden. Correct en volledig, in al zijn facetten.
Gelukkig wordt er al veel gedaan om dat verhaal over het voetlicht te brengen. Door activiteiten van het Indisch Herinneringscentrum Bronbeek bijvoorbeeld en door het Nationaal Comité 4 en 5 mei.
Dat ook in Nederlands-Indië mensen werden geïnterneerd in kampen is meestal wel bekend.
Die kennis op hoofdlijnen kon worden verdiept dankzij het vorige filmproject van de stichting Verfilming Japanse Bezetting. Ik bedoel de documentaire ‘Het jaar 2602‘ (1942 in de Japanse jaartelling). Daar komen veel mensen aan het woord die uit eigen herinnering, uit het perspectief van een kind, over die periode kunnen spreken. Hun verhalen zijn ook toegankelijk gemaakt via een mooie website. Die blijkt heel nuttig voor het onderwijs en andere geïnteresseerden.
Wat er zich buiten de kampen afspeelde, is veel minder bekend. Een onderbelicht thema. Daarom vind ik het zo goed dat de documentaire die wij zo meteen gaan zien er nu is. Ook hier komen mensen aan het woord die uit eigen ervaring spreken. En ook hier vanuit de beleving van een kind.
De documentaire heet ‘Buitenkampers, boekan main, boekan main’. Ik heb mij laten vertellen dat ‘boekan main’ letterlijk ‘geen spel’ betekent. Zoiets dus als ‘niet niks’, ‘geen kattepis’. Die toevoeging lijkt mij heel terecht.
Degenen die bijvoorbeeld een Indische moeder of oma hadden - en van wie de Japanners hoopten dat zij door dat oosterse bloed de kant van de bezetter zouden kiezen - werden niet geïnterneerd. Maar ook deze ‘buitenkampers’ kregen te maken met de ellende van een oorlogssituatie.
Ook zij leden onder de grillen van de Japanse bezetter. Zij kregen al stokslagen als ze te weinig respect toonden voor de ‘keizerlijke troepen’. En na de Japanse bezetting kregen zij, juist omdat zij buiten de kampen verbleven, des te meer te maken met de onzekere bersiap-periode, waarin duizenden buitenkampers zijn vermoord of vermist raakten door acties van vooral fel nationalistische Indonesische jongeren.
Velen voelden zich sterk verbonden met Nederland en Nederlands-Indië en waren heel Oranjegezind. Kiezen voor de kant van de Japanse bezetter was voor hen geen optie. Wel het helpen van de geïnterneerden. Waar mogelijk werd bijvoorbeeld eten gebracht naar mensen in de kampen, met alle risico’s van deze verzetsdaad.
Illustratief is bijvoorbeeld het verhaal van Ruud Schansman, geboren in Malang in 1938. Het verhaal van zijn jeugd in de oorlog. Zonder zijn vader, omdat die was opgeroepen om in het leger te dienen.
Tot de eerste herinneringen van Ruud horen geluiden van luchtalarm, overvliegende vliegtuigen en het beeld van zijn vader in militair uniform. Hij weet nog goed hoe hij zijn vader wegbracht naar een groot kazerneterrein.
Langzaamaan verdwenen veel vriendjes uit de buurt naar de kampen. Ruud en zijn moeder werden niet geïnterneerd, omdat Ruud een Javaanse oma had. Ruud miste zijn vriendjes.
Toen Ruud op een keer over een schutting klom om fruit te plukken, werd hij door Japanse soldaten betrapt. Hij kreeg zweepslagen en werd urenlang opgesloten in een rommelhok achter op het erf.
Begin 1943 werden ze overvallen door een huiszoeking. Ongeveer twintig gewapende Japanners doorzochten urenlang het huis, maar vertrokken met lege handen. De vader van Ruud was amateurfilmer en werd verdacht van spionage.
Zijn moeder had al het filmmateriaal in veiligheid gebracht.
Na de Japanse capitulatie brak er een zeer onrustige periode aan met geweld en plunderingen door Indonesiёrs. Ruud en zijn moeder werden geïnterneerd in een kamp achter de Theresiakerk. Ze konden slechts meenemen wat ze konden dragen. Het was een angstige tijd. Zodra het donker werd, ging hij met zijn moeder op smokkeltocht. Ruud moest dan onder het prikkeldraad doorkruipen, terwijl zijn moeder op de uitkijk stond. Op een afgesproken plek had zijn Javaanse oma dan iets te eten neergelegd.
Na tien maanden internering gingen ze met de trein van Malang naar Solo. De trein werd door pemoeda’s, jonge vrijheidsstrijders, overvallen. Een traumatische ervaring.
Midden 1946 kwam zijn vader weer terug. Toen pas hoorden ze dat hij als krijgsgevangene had gewerkt aan de beruchte Birmaspoorweg. In 1968 vond Ruud zijn babyboek en een filmpje. Pas vorig jaar zag hij het filmpje, nadat Holland Harbour het op een moderne beelddrager had gezet: Ruud als peuter.
Weer tien jaar later, na het overlijden van zijn vader in 1978, vond Ruud een sokje tussen zijn vaders persoonlijke eigendommen: het was een sokje van de kleine Ruud. Zijn vader had het als een soort mascotte de hele oorlogsperiode met zich mee gedragen.
Net als bij de vorige film, Het Jaar 2602, is bij deze documentaire gezocht naar mogelijkheden om meer te doen dan alleen het vertonen van de documentaire. Er is opnieuw een goede samenwerking gevonden met het Museon in Den Haag, dat een tentoonstelling heeft ingericht over de buitenkampers, gebaseerd op deze documentaire en de verhalen van getuigen. Zowel het sokje, het babyboek en het filmpje van Ruud Schansman zijn er te zien. Maar ook veel meer verhalen en voorwerpen die herinneren aan die periode
En die verhalen, zo is me gezegd, zullen ook hun weg vinden op het internet door deze te integreren met de bestaande website bij ‘Het Jaar 2602’ met de getuigenissen van degenen die als kind in een ‘Jappenkamp’ terechtkwamen. En op die website zijn dan ook lesbrieven te vinden.
Een project als dit is alleen mogelijk wanneer er getuigen zijn, zoals u, die bereid zijn hun verhaal te vertellen. Ook al haalt dat opnieuw alle emoties van toen naar boven.
Daar ben ik u dankbaar voor. En ik bedank ook graag alle anderen die betrokken zijn bij het maken van deze documentaire met name de Stichting Verfilming Japanse Bezetting, Holland Harbour, regisseur Hetty Naaijkens, het Museon, die veel energie hebben gestoken in dit mooie en nuttige project.